Loading...
 

2 Samuel 24, 2.9-17

2 Samuel 24, 2.9-17: God straft

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 488-489)

Toen zei David tegen zijn legerleider Joab: ‘Ga naar alle stammen van Israël, van het noorden tot het zuiden. Tel dan alle sterke mannen, zodat ik weet hoe groot mijn leger is.’
En Joab vertelde aan David hoeveel mannen hij geteld had: 800.000 sterke mannen in Israël en 500.000 in Juda.

Maar nadat David de mannen had laten tellen, schrok hij. Want hij begreep ineens dat hij dat niet had mogen doen. Hij zei tegen de Heer: ‘Ik heb een grote fout gemaakt! Heer, wilt u het mij vergeven? Ik had dat niet moeten doen!’
Toen zei de Heer tegen de profeet Gad: ‘Ga naar David en zeg tegen hem: ‘De Heer kan u op drie manieren straffen. Kies er één uit.’’
De volgende ochtend ging de profeet naar David toe en zei: ‘U kunt kiezen uit drie straffen: zeven jaar hongersnood in uw land, drie maanden lang vluchten voor uw vijanden, of drie dagen de pest in uw land. Denk goed na over het antwoord dat ik de Heer moet geven.’
David antwoordde: ‘Ik weet niet wat ik moet doen. Maar ik wil in ieder geval niet dat mijn volk gestraft wordt door mensen. Ik heb liever dat God ons straft. Want God zal ons uiteindelijk helpen.’

Diezelfde ochtend liet de Heer de pest uitbreken in Israël. Dat duurde drie dagen. In het hele land stierven 70.000 mensen.
De engel van de Heer wilde de pest ook laten uitbreken in Jeruzalem. Maar toen kreeg de Heer medelijden. Hij zei tegen de engel: ‘Genoeg! Nu moet je stoppen.’ Op dat moment was de engel bij het land van de Jebusiet Arauna. Toen David de engel zag, zei hij tegen de Heer: ‘Waarom straft u mijn volk? Zij hebben helemaal niets verkeerds gedaan! Alleen ik ben slecht geweest, alleen ik heb een fout gemaakt! Straf alstublieft alleen mij en mijn familie!’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Koning David zei tegen Joab, zijn legeraanvoerder:
'Ga naar alle stammen van Israël, van Dan tot Berseba,
om het volk te tellen. Ik wil weten hoe talrijk het volk is.'
Joab zei aan de koning wat de uitslag was van de telling:
in Israël waren er achthonderdduizend weerbare mannen
die het zwaard konden hanteren en in Juda vijfhonderdduizend.
Maar toen David het volk had laten tellen,
begon zijn hart te bonzen van angst en hij zei tegen God:
‘Ik had dat echt niet mogen doen.
O God, vergeef toch mijn zonde: ik heb heel dwaas gehandeld.'
Toen David de volgende morgen opstond,
had God al gesproken tegen de profeet Gad, de ziener van David:
'Je moet tegen David zeggen:
'Zo spreekt God: Ik leg je drie dingen voor,
waarvan je er een moet kiezen. Daarmee zal Ik je straffen.'
Gad ging naar David, legde hem dit voor en vroeg:
'Moet er zeven jaar hongersnood over je land komen,
wil je drie maanden lang vluchten, achtervolgd door je vijanden,
of moet de pest drie dagen lang door je land gaan?
Denk goed na en beslis wat ik moet antwoorden
aan Hem die me zendt.'
Toen zei David tegen Gad:
'Ik weet niet wat ik moet doen,
maar ik val liever in de hand van God dan in die van de mensen,
want de barmhartigheid van God is groot.'
Dus liet God de pest uitbreken in Israël.
Er stierven zeventigduizend mensen van Dan tot Berseba.
Toen de engel van God zijn hand uitstak
om ook Jeruzalem te treffen, kreeg God spijt.
Hij zei tegen de engel die onder het volk verderf stichtte:
'Genoeg! Laat je hand zakken.'
De engel van God stond toen bij de dorsvloer van Arauna, de Jebusiet.
Toen David de engel zag die het volk teisterde, zei hij tegen God:
'Ach Heer, alleen ik heb gezondigd, alleen ik heb verkeerd gedaan,
maar deze schapen, wat hebben ze misdaan?
Laat je hand liever drukken op mij en op het huis van mijn vader!'



Stilstaan bij …

David
Tweede koning van Israël.
Lees meer over koning David

Joab
(= Hebreews: ‘God is vader’)
Bekwaam en succesvol bevelhebber in het leger van koning David.

Dan
Noordelijke grensstad van Palestina.

Berseba
Stad in het noorden van de Negev, ten zuiden van Israël. De stad Berseba was een knooppunt van belangrijke karavaanwegen.

Gad
Profeet en ziener ten tijde van David.

Dorsvloer
Plaats waar het koren gedorst werd, waar de graankorrels verwijderd werden uit de rijpe aar. Dorsvloeren waren vooral te vinden aan de rand van steden en dorpen.
De dorsvloer van Arauna werd later de plaats waar de tempel gebouwd werd.

Arauna
Naam van een bewoner van Jeruzalem die een dorsvloer verkocht aan David. Later bouwde koning Salomo op die dorsvloer de tempel.

Schapen
Manier van spreken die past bij het beeld van de koning als herder.





Bij de tekst

Volkstelling

Dat David zijn militaire macht wilde kennen, werd gezien als een gebrek van vertrouwen op de bescherming van God. Daarom zag men de pest die korte tijd later uitbrak als een straf van God.