Loading...
 

20e zondag door het jaar A - evangelie

Matteüs 15, 21-28: Jezus en een Kananese vrouw

Matteüs 15, 21-28 // Marcus 7, 24-30 // -



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1548)

Jezus reisde weer verder. Hij ging naar het gebied van Tyrus en Sidon. Een vrouw uit dat gebied kwam naar Jezus toe. Ze was niet Joods. Ze riep tegen Jezus: ‘Heer, Zoon van David! Heb medelijden met mij! Mijn dochter heeft een kwade geest in zich, het gaat heel slecht met haar.’
Maar Jezus reageerde niet. De leerlingen zeiden tegen Jezus: ‘Stuur die vrouw alstublieft weg. Ze loopt maar achter ons aan te schreeuwen.’ Jezus zei: ‘God heeft mij de opdracht gegeven om alleen naar de mensen van Israël te gaan. Want zij zijn net verdwaalde schapen.’
Maar de vrouw kwam dichterbij en knielde voor Jezus. Ze zei: ‘Heer, help mij toch!’ Jezus antwoordde: ‘Je moet het brood voor de kinderen niet aan de honden voeren.’ De vrouw zei: ‘Inderdaad, Heer. Maar er vallen ook stukjes brood onder de tafel. En dat mogen de honden opeten.’
Jezus zei tegen haar: ‘Je hebt een groot geloof. Wat je gevraagd hebt, zal gebeuren.’ En vanaf dat moment was de dochter van de vrouw beter.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Jezus ging naar een gebied buiten Palestina.
Daar woonden mensen die niet in God geloofden.
Een vrouw uit die streek kwam naar buiten en riep luid:
‘Heb medelijden met me, Heer, Zoon van David .
Mijn dochter is bezeten door een duivel en is vreselijk ziek.’
Maar Jezus reageerde niet.
Zijn leerlingen gingen naar Hem en zeiden:
‘Stuur haar weg, want ze blijft ons achterna roepen.’
Toen zei Jezus tegen de vrouw:
‘Ik ben alleen gestuurd
naar de verloren schapen van het huis van Israël,
naar de joden, die op een foute manier leven.’
Maar de vrouw kwam dichterbij,
knielde voor Hem neer en zei: ‘Heer, help me.’
Hij antwoordde: ‘Het is niet goed
dat men het brood van de kinderen afpakt
om het aan de honden te geven.
''(Want Ik ben gekomen voor de joodse mensen,
niet voor mensen van een andere godsdienst.)’ ''
De vrouw antwoordde: ‘Dat is juist, Heer,
de honden eten alleen maar de kruimels
die van de tafel van hun baas vallen.
Daar keek Jezus van op? Hij zei:
‘Vrouw, je vertrouwen is groot.
Ik wil dat er gebeurt wat je wenst.’
Vanaf dat moment was de dochter van die vrouw genezen.



Bij het vereenvoudigen van de tekst...
... werd een zin tussen haakjes toegevoegd, die niet in het evangelie staat, maar de beeldende taal in de tekst toegankelijker maakt.



Stilstaan bij ...

Streek van Tyrus en Sidon / gebied buiten Palestina
Streek aan de kust van de Middellandse zee, ten Noorden van Palestina, in het huidige Libanon.
Ten tijde van Jezus was dit gebied in de ogen van de joden ‘het land van de heidenen’, mensen die ze hardvochtig 'honden' noemden en dus nog minder achtten dan ongelovigen.
Lees meer over Tyrus en over Sidon.

Kananese / uit die streek
Deze naam roept het Oud-Testamentische onderscheid op tussen Israëlieten en Kanaänieten, de oorspronkelijke bewoners van Palestina. Matteüs gebruikt dit woord om de tegenstelling tussen joden en heidenen nog meer te accentueren.

Zoon
In de Bijbel wil 'zoon' niet altijd zeggen: kind van vader of moeder. ‘Zoon’ kan ook zeggen dat iemand leeft naar het voorbeeld van iemand aan wie men goede herinneringen heeft.

Zoon van David
'Zoon van David' is de titel voor de Messias naar wie alle verwachtingen in het Oude Testament uitgingen en op wie alle hoop gevestigd was. In die titel ligt de verwachting van de joden dat Jezus het rijk van koning David zal herstellen, een verwachting die Hij niet inlost.
Vreemd genoeg is het een niet-joodse vrouw die Jezus zo aanspreekt.

Duivel
Toen Jezus leefde, geloofde men dat duivels of kwade geesten ziekten konden veroorzaken.

Verloren schapen
Hiermee bedoelde Jezus de zondaars binnen het joodse volk.

Kinderen
De vrouw kan echte kinderen bedoelen, maar omdat ze het verder heeft over honden, een scheldwoord voor de heidenen in de mond van joden, kan ‘kinderen’ verwijzen naar de joden zelf, die zich ‘kinderen van God’ noemen.

Hond
Toen Jezus leefde zwierven honden rond in steden en dorpen, waar ze een soort reinigingsdienst waren door het afval op te eten. In de Bijbel worden ze beschreven als lui, dom, woest en bloeddorstig. De joden hadden er een grote afkeer van.
Het woord 'hond' is in oosterse landen een scheldwoord voor wie niet tot het eigen geloof behoort.

Groot is je geloof / vertrouwen
Die uitspraak van Jezus over een niet-joodse vrouw, staat in groot contrast met de uitspraken van Jezus over zijn leerlingen, die Hij kleingelovigen noemt.





Bij de tekst

Als je dit aan kinderen vertelt...

... besef dan dat het beeld van het brood en de kruimels moeilijk is voor kinderen. Toch is het van groot belang voor de betekenis van het verhaal.
Als verteller moet je goed door hebben dat Jezus in beelden spreekt en dat de vrouw in beelden antwoordt. Beide zeggen alleen op het eerste zicht iets over kinderen, honden, brood en kruimels … uiteindelijk gaat het om joden, niet-joden, de blijde boodschap en aan wie die boodschap gericht wordt.
Omdat er zo nadrukkelijk gesproken wordt met beelden, wordt dit verhaal best niet verteld aan kinderen jonger dan 8 jaar. Zelfs vanaf 9 jaar kan men het maar vertellen als kinderen enige notie hebben van het spreken met beelden. In dat geval 'warm je ze best even op’.
Bijvoorbeeld:
spreek even tot hen in spreekwoorden die erg beeldend zijn. Pas als ze doorhebben dat je dat niet letterlijk zo bedoelt, kun je deze tekst voorlezen.



Spreken met beelden

Het gesprek tussen Jezus en de vrouw wordt gevoerd in een versluierde taal, waar beide partijen blijkbaar vertrouwd mee waren:

Kinderen = joden. De joden voelden zich het uitverkoren volk van God.
Honden= niet-joden
Brood= de blijde boodschap, het woord van Jezus





Ontstaan van deze tekst

Sommige exegeten zeggen dat deze tekst ontstond na Jezus' dood en verrijzenis, toen zich het probleem stelde van de missionering van mensen die geen joden waren. Dit verhaal zou daar dan een verantwoording voor geweest zijn.



Betekenis

Jezus = bevrijder, redder, verlosser.
Het heil/geluk is niet uitsluitend voor de joden, maar voor iedereen.
In dit verhaal leidt het aandringen van de vrouw ertoe dat het christendom zich ontplooit als een godsdienst met een universele zending. Een heidense vrouw doet Jezus inzien dat het heil (het brood) voor iedereen bestemd is en niet alleen voor zijn joodse geloofsgenoten.



Een wonderverhaal…

… informeert over God en zijn rijk
God richt zich niet exclusief tot één bepaalde groep mensen. Hij is er niet alleen voor Israël, maar voor alle volkeren

… roept op
om niemand uit te sluiten.



Om over na te denken

Een andere titel voor dit verhaal zou kunnen zijn:
'Een Griekse vrouw bekeert Jezus':
In het begin van het verhaal zit Jezus nog vast in een joodse voorstelling van zaken.

Het gebeuren dat de evangelist beschrijft is heel ongewoon:
. mannen spraken niet met vrouwen in het openbaar.
. vrouwen namen nooit het initiatief om een man aan te spreken.





Bijbel en kunst

J. COLOMBE

Jezus en de Kananese vrouw

2008 08 17 Woman

(Musée Condé, Chantilly, Frankrijk)


Jean Colombe (1430 - 1493), een Frans kunstenaar, schilderde miniaturen en verluchtte manuscripten. Zo schilderde hij een aantal miniaturen van de 'Très riches heures du Duc de Berry', een getijdenboek, o.a. de miniatuur 'Jezus en de Kananeese vrouw'.



Suggestie
Bekijk dit kunstwerk.
- Wat zie je?
- Wie zie je?

Lees Matteüs 15, 21-28

- Wat zie je nu?
- Wie zie je nu?
- Welk moment uit de evangelietekst heeft de kunstenaar uitgebeeld?
- Welke aanwijzingen zou jij de kunstenaar geven als hij het vervolg zou schilderen?
- Hoe zou hij Jezus moeten uitbeelden?
- Hoe zou hij de vrouw uitbeelden?
- Welke houding zou hij dan aan de andere personages geven?





J. DE FLANDES

Jezus en de Kananese vrouw (ong. 1500)

Juan De Flandes

(Koninklijk paleis, Madrid)


Juan de Flandes (1460 - 1519) was een Spaanse schilder, afkomstig uit de Nederlanden.
Hij was hofschilder van koningin Isabella van Castilië.




Suggestie
Plaats gedachtenballonnen bij Jezus en de apostelen.
- Wat gaat er in hun hoofd als ze de Kananese vrouw zien en horen?
Let hierbij heel goed op de uitdrukking die Juan de Flandes op hun gezicht heeft gelegd.
Schrijf dat in die gedachtenballonnen.


Er zijn op dit schilderij twee figuren met een wit hoofddeksel.
De figuur die voor Jezus knielt is de Kananese vrouw.
- Wie zou die andere persoon zijn?
- Wat zou die aan de apostelen zeggen?


De wijsvinger en de middenvinger van de rechterhand van Jezus vormen de Griekse letter Chi (X), de eerste letter van het Griekse woord Christus.
Maar vreemd genoeg kan die hand ook iets anders duidelijk maken ...
Kijk ook naar de rechterhand van de vrouw.
- Wat drukt die uit?
Doe eens de houding met de rechterhand van de vrouw na en dan de houding van de hand van Jezus.
- Welke gevoelens roepen beide houdingen op?





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Vertellen en kleuren

Vertel het evangelie met behulp van deze tekening.
Tekening

Heb hierbij aandacht voor:
. de vragende houding van de vrouw.
. de afwerende houding van Jezus (zijn hele lichaam gaat al weg - alleen zijn hoofd is naar de vrouw gekeerd.)

Nadien kleuren de kinderen de tekening in.





Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Jij hoort er niet bij!

(Bron: J. BRUGMAN, 'Prettige zondag! Kinderwoorddiensten voor het jaar A', 1995, p. 143)

Materiaal
een doos met verschillende knopen (of iets anders wat je kunt sorteren: postzegels, stickers, steentjes, knikkers ...)


Verloop
Spreid de knopen in het midden op de tafel. Geef als enige opdracht: sorteer deze knopen.
De kinderen kunnen ze dus sorteren naar kleur, vorm, grootte ...
Als je met een grote groep werkt, verdeel die dan in twee of drie groepen. Geef aan elk van de groepen iets anders om te sorteren: knopen, postzegels, stickers ...

Na een vijftal minuten kijk je hoe er gesorteerd werd.

Bespreek:
- Waarvoor dienen knopen (of het andere gekozen voorwerp)?
- Zijn knopen soms minder 'knoop' omdat ze een andere vorm of kleur hebben?
- Waarom heb je de knopen zo gesorteerd.
- Moeten de knopen precies gelijk zijn om erbij te horen?
- Kan een andere kleur of een andere vorm het er ook goed bij doen?


Informeer:
Soms worden mensen ook zo ingedeeld. De één mag niet bij de ander.
- Kun je hiervan een voorbeeld geven?

Vertel dat ten tijde van Jezus de joden vonden dat ze bij elkaar hoorden, en dat daar niemand meer bij kon.





KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Een ontmoeting die Jezus verandert

Een vrouw kwam bij Jezus en vroeg:
'Mijn dochter is ziek. Kom haar genezen.'
- Wat zou Jezus antwoorden?

Vergelijk daarna met wat in het evangelie staat.

Bespreek:
- Wat vind je van de vrouw?
- En wat vind je van Jezus?
- Leg uit: Jezus wordt anders
- Hoe komt het dat Jezus anders wordt?
- Wat kun jij leren van mensen die 'anders' zijn?





EVEN TESTEN

Meerkeuzevragen

Wat wil de vrouw zeggen met:

Kinderen
O de kinderen van de vrouw
O De joden (x)
O de kinderen die in Tyrus wonen.

Brood
O het brood dat ze die morgen gebakken heeft
O het eten dat Jezus mee heeft
O de woorden van Jezus (x)

Hond
O iemand die niet gelooft zoals de joden dat doen
O iemand die houdt van honden
O de hond van de vrouw



Tekstbalonnen

Elk van de kinderen krijgt deze tekening.
Ze tekenen er zelf twee tekstballonnen bij: één bij de vrouw; één bij Jezus.
In de tekstballonnen schrijven ze wat beide personen zeggen.



Wat Jezus belangrijk vindt

Maak een kopie van dit werkblad voor alle kinderen of één kopie per twee kinderen.

Vertel het verhaal over Jezus en de Kananese vrouw.
Lees dan de tekst voor zoals die in de eucharistieviering wordt voorgelezen.
De kinderen vullen daarna - individueel of per twee - de ontbrekende woorden in de invultekst.
Die woorden doorstrepen ze nadien in het woordrooster (van links naar rechts of van boven naar onder)
De letters die overblijven vormen het woord vertrouwen. In het evangelie zelf is er sprake van 'geloof'.
Bespreek met de kinderen wat er nog belangrijk is in de tekst.
(Jezus heeft ook aandacht voor de noden van mensen die niet tot zijn volk behoren.)





INFORMEREN

Vreemde woorden van Jezus

(C. LETERME, Simon plus, 2005, nr 5)

Vooraf
Teken op een bord / een flap:
Een tafel, met silhouetten van twee kinderen die eraan zitten om te eten.
Teken op de tafel een brood en onder de tafel het silhouet van een hond.



Verloop
Vraag aan de kinderen wat je hebt getekend.
Geef namen aan de verschillende silhouetten aan tafel: kinderen, hond, brood.
- Bij wie is er thuis een hond?
- Als je eet, mag die hond dan mee aan tafel zitten?
- Gebruikt een hond bestek? Drinkt die uit een glas?
- Eet een hond hetzelfde als de mensen?
Sta erbij stil dat een hond krijgt wat over is. Het is helemaal niet gebruikelijk om een hond aan tafel te laten zitten en volwaardig te laten eten wat mensen eten. Ten tijde van Jezus hadden de joden zelfs een grote afkeer van honden. In de steden en dorpen zwierven ze rond, en fungeerden als een soort reinigingsdienst door het afval op te eten. Het woord 'hond' gebruikten ze als een scheldwoord voor wie niet tot het eigen geloof behoorde.


Jezus zei: 'Als kinderen aan tafel zitten om brood te eten, dan is dat brood alleen voor de kinderen. Dat brood is niet voor de honden onder de tafel.'
Deze woorden hebben een tweede betekenis. Op basis van de bovenstaande informatie kunnen kinderen elk van de volgende woorden verbinden met hun juiste betekenis:

De kinderenDe andere volkeren
EtenHet volk van Israël
De hondenDe Blijde Boodschap
Het broodDe Blijde boodschap ontvangen


Daarna schrijven de ze de zin die Jezus uitspreekt in hun eigen woorden en zonder 'beelden'. Zo kun je nagaan of ze de beeldspraak door hebben.

De Griekse vrouw begreep de woorden van Jezus en zei: 'Die honden eten wel mee: ze eten van de kruimels die van tafel vallen.’
De kinderen schrijven de zin van de vrouw in hun eigen woorden op.



Correctiesleutel

De kinderen Het volk van Israël
Eten De Blijde boodschap ontvangen
De honden De andere volkeren
Het brood De Blijde Boodschap






INLEVEN

Gedachtenballonnen

De kinderen tekenen gedachtenballonnen bij de twee personen op deze tekening. Ze tekenen daarvoor een grote cirkel waarin ze schrijven hoe de persoon in kwestie zich voelt bij het gebeuren. Onder de grote cirkel tekenen ze kleine cirkeltjes in de richting van de persoon van wie de gevoelens / gedachten zijn.



Dramatisatie: Jezus en een Kananese vrouw

Materiaal
Een wit stuk stof kan dienen als hoofddoek voor de Kananese vrouw, zodat men haar van de andere spelers kan onderscheiden.


Verloop
Telkens twee andere kinderen spelen de volgende situaties na. Wie de witte doek krijgt, speelt de rol van de Kananese vrouw.
. De Kananese vrouw die toch naar Jezus gaat
. Jezus die de vrouw 'op haar plaats zet'
. De vrouw die maar blijft geloven dat Jezus kan helpen.

Betrek de andere kinderen bij deze dramatisatie door te vragen:
- Wat gebeurt daar?
- Kan dat, mag dat wel zo?
- Is dit wel juist?
- Heb je ook al eens zo iets meegemaakt?





Jongeren

KENNISMAKEN MET DE TEKST UIT DE BIJBEL

Anders worden

Geïnspireerd door een tekst van Saskia Ketelaar Voor dag van het Netwerk van Basisgroepen 11 oktober 2003 in Aalst

Mijn dochter heeft een handicap. Haar geboorte was moeizaam. Mijn man en ik, we wilden het niet zien. ‘Kijk eens hoe lief ze ligt te slapen in haar wieg, onze dochter!‘ Maar ze greep niet met haar armpjes naar ons! Het werd steeds duidelijker. Regelmatig kreeg ze stuipen. Het schuim stond dan op haar mond en haar ogen draaiden weg. Geen enkel ogenblik verloor ik haar uit het oog. Ze mocht niet alleen zijn als ze een aanval zou krijgen! Ze mocht zich niet bezeren. Het kind was een stuk van mijzelf. Ging het met haar goed, dan ging het ook met mij goed. Had zij verdriet of pijn, dan werd ik verscheurd door verdriet en onmacht. Buren en familie trokken zich steeds meer terug. Ik had al veel dokters bezocht, ver weg en dichtbij. Platzak keerde ik daarna naar huis terug, met een dochter die nog altijd niet was genezen.
Wat zou er met haar gebeuren als ik haar niet meer kon verzorgen?
Wie zou in haar ogen de smekende vraag naar liefde kunnen ontdekken?
Toen ik geen kant meer op kon, hoorde ik over Jezus, een joodse rabbi. Onmiddellijk ben ik naar hem toegegaan in een huis aan de rand van de stad. Ik zag Hem… en schreeuwde het uit: 'Heb medelijden met mijn kind!'. Maar Hij was aan het eten. Hij keek niet eens op. Ik schreeuwde daarom nog harder: 'Heb medelijden met mijn kind!'. Het werd donker omdat nieuwsgierige mensen in de deuropening gingen staan. De mannen in huis werden onrustig: 'Help haar toch, dan zijn we van haar getier af!'. Maar Jezus antwoordde botweg: 'Het is niet goed, dat men het brood van de kinderen wegneemt en het aan de honden geeft.’ Dat had ik niet verwacht. Hij vergelijkt mij met een hond omdat ik geen joodse vrouw ben! Ik had boos kunnen weglopen, maar ik kwam niet voor mezelf, maar voor mijn kind. Ik zag de ogen van mijn dochter voor me en dat hielp mij om staande blijven. Als Jezus mij wilde vergelijken met een hond, dan euh euh…
'Ja Heer, zeker Heer, maar de honden eten toch ook van de kruimeltjes die van tafel vallen!'…
Zijn mond viel open van verbazing.
Toen zei hij: ‘Dat heb je goed gezegd, ga naar huis, de boze geest is al weg bij je dochter'.
Niet één keer heb ik bedacht dat ik Hem zou kunnen of moeten bedanken. Ik stamelde iets verwards en stortte mij door de mensenmassa heen, terug naar huis. Ze lag nog precies zo te slapen als toen ik weg was gegaan. Toen ze wakker werd zag ik het direct aan haar ogen… ze straalden, ze waren vrolijk … En toen, toen vroeg ze of zij buiten mocht om te spelen!
Ik voelde het, iets was er veranderd. Een nieuw leven was begonnen.


Het grootste wonder in dit verhaal is dat hier drie mensen zijn veranderd: de dochter is genezen, de vrouw krijgt eindelijk haar leven terug, maar Jezus is ook 'bekeerd'.





Overwegingen

Luc Beeldens

De klik maken

(Luc Beeldens, Pastorale Eenheid Heilige Damiaan – Hoboken-Berchem-Kiel-Wilrijk, augustus 2023)

'Onbekend maakt onbemind',
zegt het spreekwoord.
Het zit in ons mens-zijn ingebakken.
Wat we niet kennen, wantrouwen we.
Het heeft misschien iets te maken
met een reflex tot zelfbehoud.
De zorg voor de eigen familie, clan, omgeving
gaat boven alles.
Wat vreemd is,
komt bedreigend over.
Ook Jezus heeft daarmee af te rekenen.
Niets menselijk is Hem vreemd.

Als een Kananese vrouw zijn hulp inroept,
antwoordt Hij nogal bot:
“Het is niet goed dat men
het brood van de kinderen afneemt
om het aan de honden te geven.”
De vrouw laat zich echter niet afschepen.
Ze opent Hem de ogen:
“Inderdaad, Heer. Maar er vallen
ook stukjes brood onder de tafel.
En dat mogen de honden opeten.”
Zij zorgt ervoor dat Hij de klik maakt,
dat Hij beseft dat
zijn Goede Boodschap universeel is
en niemand uitsluit.





Agnes Lameire

De bekering van Jezus?

In deze Bijbeltekst vernemen we hoe Jezus tot een nieuw inzicht komt. Hoe Hij zich als het ware laat bekeren ... en dan nog wel door een vrouw ...
Hij had het aan de stok gehad met Schriftgeleerden die vanuit Jeruzalem naar Galilea waren afgezakt om Hem over een en ander aan de tand te voelen. Waarom aten zijn leerlingen met ongewassen handen? Dat was toch tegen de geldende reinheidswetten?

Jezus had hen krachtig van antwoord gediend waarop ze weer naar het heilige Jeruzalem waren vertrokken terwijl Hijzelf uitweek naar heidens gebied om er even op adem te komen.
Jezus trok zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon ... naar het huidige Libanon.
En meteen wordt Hij daar achternagelopen door een autochtone bewoonster van het oude Kanaän, een Kananeese vrouw.
Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David. Mijn dochter is van een duivel bezeten en wordt vreselijk gekweld!
Het valt op dat ze, een heidense, Jezus aanspreekt met de joodse eretitel bij uitstek. Ze noemt Hem voluit ‘Heer, zoon van David’. Het zijn woorden die de wetsgetrouwe Schriftgeleerden en Farizeeën niet eens over hun lippen krijgen.
Maar Jezus gaf haar in het geheel geen antwoord terwijl zijn leerlingen aandrongen om haar weg te sturen want ze blijft ons achternalopen was hun commentaar.
Wij verstaan die vrouw. Ze smeekt om hulp voor haar zieke dochter. Wie weet waar ze al overal naartoe is getrokken met dat meisje. In haar herkennen we ouders die op vandaag de wereld zouden rondreizen om iemand te vinden die hun kind zou kunnen genezen.
Maar Jezus verstaan we minder. Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden is zijn antwoord .

Als kind, als knaap, als jonge man was Jezus opgegroeid in de traditie van zijn volk dat zich boven alle volkeren uitverkoren wist als volk van God.
Ontmoeten wij in dit evangelie een Jezus die zoekende is en in vraag durft te stellen wat Hem altijd werd voorgehouden? Zou zijn God enkel maar de God zijn van zijn eigen
volk? Zou die God dan andere volken van zijn barmhartige liefde uitsluiten? En die vrouw die maar blijft roepen, is ook zij geen kind van God die Hijzelf Vader noemt?

Want de vrouw geeft niet op. Ze werpt zich voor Hem neer en smeekt: ’Heer, help mij.’
Het is een gebaar waarmee ze in haar eigen weliswaar heidense godsdienst vertrouwd is, een algemeen gebaar van aanbidding. Maar het antwoord van Jezus blijft ons verbazen: dat het brood van de kinderen niet voor de hondjes is bestemd. Zijn zending in Israël is niet bestemd voor de omringende heidense landen. De kinderen van Israël zijn bevoorrecht tegenover de heidenen rondom, die de scheldnaam ‘honden’ meekregen.

In de oorspronkelijke taal van het evangelie, het Grieks dus, staat wel degelijk het verkleinwoord hondjes. Wat een hoop minder scherp klinkt dan honden. Gelovige joodse gezinnen mochten trouwens geen honden houden.

’Help MIJ’ vraagt de vrouw. Ze vereenzelvigt zich voor 100% met haar zieke dochter en durft het aan om aanspraak te maken ‘op de kruimels van de tafel,’ op datgene wat het uitverkoren volk van Israël niet weet te appreciëren.
En, blijkbaar na innerlijke strijd, maakt Jezus een ommekeer mee, een bekering. Hij laat liefde primeren boven geldende wetten. Hij prijst de vrouw om haar groot geloof en verzekert haar naar huis te gaan waar ze haar dochter genezen zal terugvinden.

Door toedoen van deze vrouw kwam Jezus tot het inzicht dat op een dag ook heidense volkeren mee zullen aanzitten aan de tafel van Gods rijk.
Daar kunnen wij alleen maar dankbaar om zijn want ook wij behoorden tot de heidenen.
In het nieuwe spoor dat Jezus trok zijn Petrus, Paulus en meerdere apostelen de heidense wereld ingetrokken met de Blijde Boodschap van hun Heer.
En in de zevende eeuw bereikte, langs geloofsverkondigers, de Blijde Boodschap ook onze gewesten en lezen we dit woord van de Heer.

Voor een stukje misschien wel te danken aan die Kananeese vrouw?





Herman Servotte

Het geloof van de Kananeese vrouw

Jezus lijkt te redeneren vanuit een economie van de schaarste - er mocht eens niet genoeg zijn voor de kinderen. De vrouw daarentegen gelooft dat er overvloed is - genoeg ook voor de anderen. Genoeg waaraan? Aan brood natuurlijk, maar ook aan het heilige dat in dit gesprek door brood werd vervangen. Gods overvloed - en dus ook de genezing voor haar dochter - is er voor iedereen, wie hij of zij ook weze. In die overtuiging manifesteert zich haar geloof.





Frans Mistiaen s.j.

Geloof zonder pretentie doorbreekt alle grenzen

De ontmoeting van vandaag is een uitzondering.
Met niet-joden heeft Jezus waarschijnlijk weinig contact gehad.
Hij richtte Zich op de eerste plaats
tot de joodse mensen die toen in Zijn streek, Palestina, woonden.
Bij hen predikte Jezus het ideaal van de openheid
naar alle mensen zonder onderscheid, mannen én vrouwen,
óók diegenen die in de joodse maatschappij van toen
werden uitgestoten: zieken, armen, tollenaars en zondaars.
In heel Zijn optreden komt Jezus naar voren
als Iemand die al de muren en de discriminaties wil afbreken
die door de wet en de godsdienst artificieel waren opgebouwd.
Het uiterlijk onderscheid tussen zieken en gezonden,
tussen de zogezegde zondaars en de zogenaamde zuiveren
wordt doorbroken, want God is een God van liefde
die allen aanspreekt van binnen, in het hart.
Openheid jegens allen dus, zonder discriminatie,
dat is Jezus’ levenshouding.

Maar vandaag komt Jezus uitzonderlijk dus in contact
met een buitenlandse, een niet-joodse vrouw uit Kana.
Waarom probeert Hij haar af te schepen?

Jezus wilde aan alle mensen verkondigen
dat er een God is die hen allen zonder onderscheid graag ziet,
maar “tactisch” verkiest Hij daarvoor
“plaatselijk, in een beperkte streek” te beginnen.
Tijdens Zijn drie jaar openbaar leven
kiest Hij ervoor naar de steden en dorpen van Palestina te trekken,
om met die bekering van het hart
bij zijn eigen joodse mensen te beginnen.
Later zullen Zijn leerlingen wel over de grenzen trekken
en de blijde boodschap verkondigen tot aan de uiteinden der aarde.
Maar Hij, Jezus, wil Zich “voorlopig” beperken
tot de verloren schapen van het huis van Israël.
Uit de eerste antwoorden aan de Kananese vrouw mag dus niet
worden besloten dat Jezus een principieel racisme verdedigt.
Ze vertolken eerder Zijn gekozen “pastorale tactiek”:
de tijd is kort, voorlopig dus eerst de joden,
later komt dan wel heel de wereld.

Laten wij Jezus deze pastorale keuze gunnen,
maar na het aandringen van deze buitenlandse vrouw
komt er nog een veel sterkere, zelfs vernederende afwijzing.
“Het is niet goed het brood van de kinderen aan de hondjes te geven!”
Het verkleinwoord verzacht het verwijt misschien een beetje,
maar door de beeldspraak wordt de vrouw
toch grof op haar plaats gezet.
Bijbelgeleerden schrijven deze choquerende uitdrukking
toe aan de evangelist Matteüs, beïnvloed als hij was
door de moeilijke situatie in de christengemeente
voor wie hij zijn evangelie bedoeld en geschreven heeft.
Matteüs’ christengemeente in Noord-Palestina
bestond namelijk uit twee soorten christenen:
Joden die zich hadden bekeerd
en niet-joodse heidenen die ook christenen waren geworden.
Nu bestond er van oudsher bij de strenge, puriteinse Joden
een echt afschuw tegen de niet-joodse vreemdelingen.
Zij noemden hen heel normaal: “heidense honden”.
Maar die joden, die christen waren geworden,
moesten nu samen met die vroegere “heidense honden”
aan dezelfde tafel eucharistie gaan vieren.
Zij deden het, maar er bleven spanningen bestaan.
Er werd zelfs nog gedebatteerd over de vraag
of de bekeerde heidenen wel met evenveel recht
mochten deelnemen aan de gezamenlijke eucharistie.”
Matteüs zal daarom in zijn evangelie met veel verve
de ontmoetingen van Jezus benadrukken waar
heidense vreemdelingen voor Hem meer open blijken te staan
dan de joden.
In het verhaal van vandaag beschrijft Matteüs
hoe de Kananese vrouw zelfs Jezus gaat overtuigen,
die uiteindelijk Zijn bewondering uitspreekt voor haar sterk geloof.
Het is dus door gebruik te maken
van de misprijzende taal van de joden,
dat de Jezus van Matteüs
alle twijfelaars in zijn gemeente wil beschamen
en hen wil overtuigen van de oprechte geloof
van de bekeerde heidenen.
Een les ook voor ons die worden uitgenodigd
tot respect voor andere religieuze overtuigingen
en tot een broederlijkheid in onze christelijke gemeenschap
die oude gevoeligheden overstijgt.

En waarom prijst Jezus dan uiteindelijk zo uitdrukkelijk
het geloof van de heidense vreemdelingen?
Omdat dit geloof een nederig geloof is,
dat zich - in tegenstelling tot het geloof van de joden -
niet hoogmoedig beroept op de eigen afkomst of de eigen verdiensten.
Echt geloof kan inderdaad nooit gebaseerd zijn op de overtuiging
dat wij wel een voetje vóór hebben bij God,
omdat wij van onze geboorte af tot een gelovig volk behoren.
Echt geloof is nooit een automatisch verworven gewoonte,
maar een dagelijkse en persoonlijke keuze voor de liefde,
bij elke nieuwe ervaring in het leven.
En echt geloof is ook niet gebaseerd op de pretentie
dat wij, door het onderhouden van religieuze voorschriften,
verdiensten kunnen verwerven,
zodat God eigenlijk een beetje verplicht is goed te zijn voor ons,
vermits wij reeds zoveel voor Hem deden.
Echt geloof steunt niet op ónze verdiensten,
maar is een dankbaar antwoord op Gods overstelpend aanbod.

In de christelijke gemeente van Matteüs
probeerden sommige christenen toch nog grenzen te trekken
en onderscheid te maken tussen gelovigen.
Misschien gebeurt dat ook nog in de onze.
De boodschap van het evangelie van vandaag luidt echter:
Echt geloof is nederig en liefdevol,
en zulk geloof doorbreekt alle grenzen,
vroeg of laat!



Marc Gallant, trappist (Orval)

Eigen accenten van Matteüs

Jezus had met de Farizeeën een stormachtige ontmoeting (Matteüs 15, 1-20), en trok zich opnieuw terug (v. 21), dit keer in het heidense gebied van Tyrus en Sidon. Matteüs geeft echter de indruk dat Hij er niet intrekt. Het is eerder een vrouw die van daaruit komt om Hem te ontmoeten. Op afstand al ‘schreeuwt’ de Kanaänitische vrouw om hulp. Zij richt zich tot Jezus als tot de ‘Heer’ - zo bidden christenen van heidense stam - en als tot de ‘zoon van David’ - zoals christenen van Joodse afkomst die op Hem beroep doen. Maar Jezus ‘gaf haar geen enkel antwoord’ (v. 23).
Iemand als ‘heidense’ aanwijzen in plaats van ‘vreemdeling’ is niet onschuldig. Hier wordt de buitenlandse Syrofenicische van Marcus (Marcus 7, 26) bij Matteüs een Kanaänitische, een heidense, wat een ook een religieuze afstand uitdrukt. Want het jodendom aanvaarde wel heidense bekeerlingen, die ze "proselieten" noemden, maar geen Kanaänieten, omdat oude vetes hun integratie onmogelijk maakten: voor de joden bleven ze voor altijd uitgesloten (vgl. Deuteronomium 7,1-6, 20, 16-18). Een dergelijke discriminatie kan shockeren, maar voor de joden was bekeren niet alleen geloven in de ware God, maar zich ook onderwerpen aan zijn volk, en zich integreren in de joodse geschiedenis en gebruiken, een naturalisatie die voor een Kanaäniet heel moeilijk was.

Tegen zijn gewoonte voegt Matteüs hier een intermezzo in dat bij Marcus ontbreekt: de gebedskreet van de Kanaänitische vrouw die door de leerlingen als een ondraaglijk geblaf (v. 23) ervaren wordt. Ze zeiden ooit: ‘Stuur de massa weg’, omdat ze er de zorg niet voor wilden opnemen (Matteüs 14,15). En hier: ‘Stuur haar weg’. Ook wij zijn geneigd om personen weg te sturen die ons hinderen. Bij Jezus heeft de dienstbare liefde voorrang, zelfs als Hij eraan herinnert dat Hij maar één zending heeft, die van Messias voor het volk van Israël (v. 24). Een zending die geïnspireerd is door de liefde van de Vader voor alle mensen.
De leerlingen mogen nu van het toneel verdwijnen. Het zijn de lezers die zich moeten ombuigen over de ontknoping van het verhaal.
En de Kanaänitische, die trotseert én Jezus’ zwijgen én de ergernis van de apostelen. Ze komt tot Jezus. De evangelist legt in haar mond een aanroeping die al gebruikelijk was in de christelijke liturgie: ‘Heer, kom mij ter hulp’ (v. 25). Maar het antwoord dat de vrouw krijgt, is een kwetsende weigering: de Messias moet de kinderen van God voeden, dat wil zeggen, Israël, en niet de heidense honden. Zelfs het verzachte ‘hondjes’, heeft iets minachtend in de mond van een Oosterling. Dit woord, gelegd in de mond van Jezus (v. 26), was ongetwijfeld een slogan bij de joodse christenen, die gekant waren tegen de zending naar de heidenen (vgl. Matteüs 7, 6).

In plaats van daar aanstoot aan te nemen, belijdt de Kanaänitische vrouw haar onderwerping: in de orde van de heilsgeschiedenis hebben de kinderen van Israël voorrang, ze zijn ‘meesters’; zij, een heidense, vraagt slechts ‘kruimels’ van dit mysterie van Gods keuze (v. 27). Zij drukt dan ook het geloof uit van een echte proseliet, niet alleen door de ware God te verkondigen, van wie Jezus de gezant is, maar ook de bevoorrechte status van Israël, waar Jezus de Messias van is. Zij plaatst Jezus in het centrum van haar geloof: tot tweemaal toe sprak ze een christelijke gebed uit (zie vers 22 en 24). Jezus verhoort haar in de mate van het vertrouwen dat ze in Hem heeft gesteld. Het verhaal besluit (v. 28) zoals dat van de honderdman (Matteüs 8, 13).