Marcus 9, 30-37: Wie is de grootste?
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1596)
Jezus en de leerlingen gingen weer verder. Ze reisden door Galilea. Maar Jezus wilde niet dat iemand dat te weten kwam. Want hij was bezig om zijn leerlingen iets uit te leggen.
Hij vertelde: ‘De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan mensen die hem zullen doden. Maar drie dagen later zal hij opstaan uit de dood.’ De leerlingen begrepen het niet. Maar ze durfden niet te vragen wat Jezus bedoelde.
Jezus en de leerlingen kwamen in Kafarnaüm. Toen ze thuis waren, vroeg Jezus aan de leerlingen: ‘Wat liepen jullie onderweg te bespreken?’ Maar de leerlingen durfden niets te zeggen. Want ze hadden gesproken over wie van hen de belangrijkste was.
Jezus ging zitten en riep de twaalf leerlingen bij zich. Hij zei: ‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet zichzelf op de laatste plaats zetten. En hij moet alle anderen dienen.’
Jezus zette een kind midden in de groep. Hij sloeg zijn arm om het kind heen en zei: ‘Als je bij mij hoort, dan moet je juist voor de minst belangrijke mensen aandacht hebben. Zoals voor zo’n kind. Want wat je voor de minst belangrijke mensen doet, dat doe je voor mij. En niet alleen voor mij, maar ook voor God, die mij gestuurd heeft.’
Dichter bij de tijd
(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Marcus 9, 30-37)
Jezus ging samen met zijn leerlingen weg van de berg
en reisde door Galilea.
Hij wilde niet dat iemand dat te weten komt,
want Hij wilde lesgeven aan zijn leerlingen.
Hij zei: 'De mensen zullen de Mensenzoon gevangen nemen
en ze zullen Hem doden. Maar na drie dagen zal Hij weer opstaan.'
De leerlingen begrepen zijn woorden niet. Maar ze durfden niets vragen.
Zij kwamen aan in Kafarnaüm. Als Hij thuis is, vroeg Jezus:
'Waar hebben jullie onderweg over gediscussieerd?'
Zijn leerlingen zwegen, want zij maakten onderweg ruzie
over wie de belangrijkste was.
Jezus ging erbij zitten. Hij riep de twaalf bij zich en zei:
‘Als iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen zijn
en de dienaar van allen.’
Hij nam een kind en zette het in hun midden.
Hij omhelsde het en zei:
‘Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam neemt Mij op;
en wie Mij opneemt neemt Hem op die Mij gezonden heeft.’
Stilstaan bij...
Galilea
(Hebreeuws = streek van de heidenen)
Deze streek bevond zich in het noorden van Palestina. Daar woonde een multiculturele en multireligieuze bevolking.
Onderrichten
In de Oudheid kende men in het lesgeven een onderscheid tussen een openbaar (voor iedereen toegankelijk) en een verborgen deel (alleen voor de uitgekozen leerlingen).
Mensenzoon
De profeten gebruikten het woord ‘mensenzoon’ doorgaans om een mens aan te duiden in zijn sterfelijkheid en nietigheid. De profeet Daniël spreekt over de mensenzoon als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen.
Drie dagen
In de Bijbel is de derde dag de beslissende dag, de dag van God. Op die dag treedt God bevrijdend op en opent Hij een nieuwe toekomst.
Kafarnaüm
(= dorp van Nahum, of dorp van troost)
2000 jaar geleden werd dit drukke stadje aan de noordwestkust van het meer van Galilea vooral door vissers bewoond. Het was de woonplaats van Jezus en verschillende van zijn leerlingen.Lees meer
Zich neerzetten
Houding van een meester die lesgeeft.
Twaalf
Getal dat verwijst naar de twaalf stammen van Israël en naar de twaalf apostelen.
Met dit aantal wilde Jezus aantonen dat met Hem een ‘nieuw Israël’ begon, geleid door twaalf nieuwe ‘stamvaders’.
Dienaar
Dienaren waren mensen van tweede rang. Ze hadden geen bezit. Zelfs hun vrouw en kinderen waren het bezit van de heer, die met hen kon doen wat hij wilde.
Kind
Toen Jezus leefde, telden kinderen niet mee in de maatschappij. Hun kleine gestalte en hun mindere spierkracht maakten van hen een kwetsbare groep. Pas vanaf twaalf jaar werden ze voor vol aanzien. Daarom was de houding van Jezus die eerbied heeft voor het kind erg revolutionair in zijn tijd.
Bij de tekst
Waar het om gaat
De weg die de volgelingen van Jezus moeten gaan is die van een ‘dienaar’ en niet die van een ‘meester’, de ‘grootste’. Het is de weg van iemand die aandacht heeft voor wie ‘klein’ is.
Jezus toont een letterlijk ‘kleine’ (een kind), maar uit zijn hele leven blijkt dat ook al wie figuurlijk klein is zijn aandacht krijgt: zieken, armen, weduwen, wezen, mensen die honger hebben ...
Suggesties
Kleine kinderen
DOEN
Tekenen
Materiaal
Kopieer dit blad voor elk van de aanwezige kinderen.
Verloop
Vertel over Jezus die kinderen belangrijk vindt.
De kinderen tekenen de leerlingen van Jezus waarvan ze nu alleen de voeten zien.
Die leerlingen hebben juist gehoord dat Jezus kinderen belangrijk vind.
Naargelang de leeftijd van de kinderen kun je ze vragen om de gezichten van de leerlingen zo te tekenen dat men kan zien wat zij daarvan vinden. Maakt dat hen blij? of verdrietig? of boos?
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Dienaar zijn
Elk beroep kan men zien als een middel om geld te verdienen, meer heel veel beroepen kan men ook zien als een manier om dienstbaar te zijn.
De kinderen sommen een aantal beroepen op.
Daarna zoeken ze hoe elk beroep aan anderen een dienst bewijst.
SPREKEN MET BEELDEN
Groot / klein
Teken op de grond twee cirkels. Schrijf in de ene cirkel het woord GROOT en in de andere het woord KLEIN.
Bij de volgende woorden gaan de kinderen in de juiste cirkel staan:
: giraf, mier, wolkenkrabber, hondenhok, eik, vergeet-mij-nietje, basketbalspeler, baby, juf in de klas, leerlingen...
Informeer: mensen kunnen ook ‘groot’ zijn op een andere manier, door wat ze betekenen.
Bv. Moeder Teresa was een kleine vrouw, maar heel veel mensen vonden haar ‘groot’ om wat ze gedaan heeft.
Kennen kinderen andere voorbeelden van mensen die groot zijn omwille van hun daden?
Sta ook stil bij de vraag of kinderen ‘groot’ kunnen zijn.
Laat ze daar voorbeelden van geven.
VERDIEPEN
De grootste
Wie is de grootste / de belangrijkste thuis? op school? in de jeugdbeweging? in de gemeente? in het land? in de wereld? in de kerk?
Waarom koos je voor die personen?
Lees dan het evangelie (‘Dichter bij de tijd’ zie hoger) vanaf: ‘Zij kwamen aan in Kafarnaüm’
Woorden van Jezus en wat ze kunnen doen
Materiaal
Kopieer dit blad voor elk van de aanwezige kinderen.
Verloop
Lees het evangelie voor of vertel erover. Bezorg nadien het blad met de tekstballonnen.
De kinderen zoeken eerst een korte zin die de belangrijkste gedachte van Jezus weergeeft.
Die schrijven ze in de tekstballon bij Jezus.
Daarna proberen zij zich in te leven in een aantal personen die deze woorden horen.
De 'belangrijke man' wordt niet nader gespecificeerd. Het kan iemand zijn die vol belangstelling de woorden van Jezus beluistert, maar het kan ook een farizeeër zijn of een Schriftgeleerde, die Jezus' woorden bedenkelijk vinden en erop uit zijn om iets te vinden dat Jezus in een kwalijk daglicht plaatst.
Bedoeling
Deze activiteit is er vooral op gericht kinderen te doen zien dat er verschillende manieren zijn om Jezus' woorden te beluisteren. Ook nu zijn er mensen die enthousiast zijn om wat Jezus zei en anderen die er veel bedenkingen bij hebben.
Jongeren
VERTELLEN
Worden als kinderen …
C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 247.
Enkele kinderen waren aan het spelen
aan de oever van een rivier.
Zij bouwden kastelen van zand.
en ieder kind verdedigde zijn kasteel.
Toen de kastelen voltooid waren,
schopte een kind naar het kasteel van een ander
en verwoestte het volledig.
De eigenaar van het kasteel werd woedend,
trok de indringer aan het haar,
sloeg hem met zijn vuist
en riep: ‘Hij heeft mijn kasteel vernield!
Kom en help mij hem te straffen.’
De anderen kwamen hem helpen.
Zij sloegen het kind met een stok,
trapten hem op de grond.
Daarna gingen ze weer spelen
in hun eigen zandkasteel.
En ieder zei: ‘Dat is van mij.’
‘Blijf uit mijn buurt.’
‘Raak mijn kasteel niet aan!’
De avond daalde neer,
het werd donker en ieder moest naar huis.
Niemand bekommerde zich nog om zijn kasteel.
Het ene kind trapte het in elkaar,
het andere duwde het met de handen weg.
Toen keerden zij zich om
en ieder ging naar zijn huis...
Naar een parabel uit het boeddhisme
Overwegingen
Ward Vanoverbeke
Spiegel je aan een kind
Nog altijd hebben mensen ruzie
over de vraag
wie de eerste is,
wie de belangrijkste.
Ik wil de grootste zijn…
En nog altijd klinkt het Jezuswoord:
als je de eerste wil zijn,
als je echt belangrijk wil zijn,
dan moet je dienaar worden
en de andere laten voorgaan.
Spiegel je aan een kind:
in alles afhankelijk,
in alles ontvankelijk
en beleef je leven
als een dagelijks geschenk.
Zo moet je zijn
om de toekomst van God
te kunnen ervaren.
De toekomst van God
dat is de wereld op zijn kop.
Daarom klinkt dit Jezuswoord
zo vaak in dovemansoren.
Valérie Kabergs
Persoonlijke dienstverlening
(V. KABERGS in Kerk en Leven, 19 september 2018, p. 18)
Naast vrouwen waren kinderen slechts van weinig betekenis in de toenmalige samenleving. Wanneer Jezus er een kind bijhaalt, is dat een reactie op de redetwistende leerlingen, van wie elkeen zichzelf het liefst in het middelpunt zou zien staan. Ze hadden immers woorden gewisseld over wie van hen de grootste was. Jezus plaatst echter de 'kleinste' - de meest geringe - in het centrum van de aandacht, wat zijn oproep om 'dienaar van allen' te zijn onderstreept. Bovendien lijkt het me van diepere betekenis te zijn dat Jezus het kind ook omarmt. Met dat gebaar karakteriseert Jezus de relatie tussen dienaar en degene die die dienstbaarheid mag ervaren als een liefdesverhouding. Ook dienstbaarheid kan immers ontaarden in een smoes om ergens in uit te blinken en eigen belangen voorop te stellen. Jezus gaat radicaal in tegen elke vorm van onpersoonlijke of afstandelijke dienstverlening.
Frans Mistiaen s.j.
Dankbaar ontvankelijk zijn als een kind
"Waar hebt gij onderweg over getwist?"
vraagt Jezus ons vandaag.
Ja, waarover wordt er onder mensen getwist,
in onze eigen kleine kring, zowel als in de grote wereld rondom ons?
Eigenlijk steeds over hetzelfde:
"Wie is de grootste? Wie is de belangrijkste?"
Overal waar mensen zijn, worden eigen prestige en eer
de oorzaak van veel ruzie
en de struikelblok voor de verbondenheid met elkaar.
Nu is dit het punt waar Jezus ons een heel andere weg wijst:
Hij vraagt dat wij onszelf onbelangrijk
en de anderen belangrijk achten.
Dus zullen ook de tekenen van die bescheiden dienstbaarheid
moeten te vinden zijn bij ons, gelovigen,
in onze leefkring,
in onze christelijke organisaties, in onze kerkgemeenschap.
En die zijn er inderdaad ook heel duidelijk.
De Kerk zou allang niet meer bestaan
indien niet de dagelijkse, trouwe dienstbaarheid voor anderen
haar drijfkracht was en is tot op vandaag.
Het zou wellicht deugd doen als wij
wat minder aandacht zouden schenken
aan de onenigheden die ons scheiden
om meer bewust te worden van die eenvoudige dienstbaarheid
die ons binnen onze Kerkgemeenschap samenhoudt en draagt.
Het evangelie zegt ons vandaag
dat wij op die weg van de dienstbaarheid
geen schrik moeten hebben om te overdrijven,
en dat wij dus ook de allerminsten, de kwetsbaren,
de zwakkeren, de kleinen mogen dienen.
Dat bedoelt Jezus met zijn gebaar om een kind op te nemen.
Het meest geliefde spel van de kinderen is “verstoppertje spelen”.
Er is een groot verschil tussen volwassenen die zich verstoppen
en kinderen die zich verstoppen.
Wanneer volwassenen zich afsluiten en wegsteken voor anderen,
dan is het meestal bij een crisis, uit zelfverdediging,
als om te zeggen: "laat mij gerust, laat mij alleen!"
Als kinderen zich verstoppen,
dan is het integendeel juist om gevonden te worden.
Kijk eens met wat een plezier in hun oogjes
kinderen zich achter een hoekje wegsteken, juist met de bedoeling
zich te laten zoeken en vooral zich te laten vinden,
om weer opgenomen te worden in de kring van andere kinderen,
maar nog het liefst van de ouders.
Het is een heerlijk opwindend spel dat ze nooit moe worden:
zich door vader of moeder te laten zoeken...,
maar vooral zich te laten vinden...,
om zich zo weer omringd te voelen door liefdevolle armen.
Als Jezus een kind in het midden zet,
dan is dat natuurlijk niet
omdat Hij álle karaktertrekken van een kind wil aanprijzen.
Want een kind kan nukkig zijn, hebberig, aanhalig.
Als Jezus ons een kind tot voorbeeld stelt
dan is het wel vooral omwille van één heel specifieke eigenschap:
nl. de pretentieloze ontvankelijkheid van een kind.
Daar kunnen volwassenen veel van leren.
Het gaat om die innerlijke houding
van onszelf niet belangrijk, maar onbelangrijk te achten,
dat ontbreken van de drang
om zijn eigen aanzien te willen verdedigen,
dat besef dat wij van anderen veel te ontvangen hebben,
die afhankelijkheid van liefdevolle mensen,
die helemaal niet wordt aangevoeld
als een bedreiging van onze vrijheid,
maar integendeel als een verbondenheid
die onszelf juist groter te maakt.
Een kind kent die eenzame hoogmoed niet
waarmee wij, volwassenen, toch dikwijls menen
onze persoonlijkheid te moeten affirmeren,
in concurrentie, tegen en boven de anderen.
Een kind leeft van de verbondenheid met anderen,
die groter maakt.
Die pretentieloze ontvankelijkheid en afhankelijkheid van een kind
vindt Jezus niet alleen belangrijk voor onze menselijke relaties,
maar vooral voor onze relatie met God.
Want, God beschouwen als een concurrent
brengt ons tot schrik, zelfverdediging en pretentie.
Maar God erkennen als onze liefhebbende Vader
waarvan we afhankelijk willen zijn,
maakt ons tot blije, open en bescheiden gelovigen,
vol dankbaarheid dat wij door Zijn vriendschap groter worden.
Laat ons maar goed spelen voor God,
als kinderen,
die steeds opnieuw blij zijn
gezocht en gevonden te worden door een liefhebbende Vader
en die telkens weer in Zijn vriendschap worden opgenomen,
vandaag nog eens.
Marc Gallant, trappist (Orval)
Leven zoals God (2012)
Nadat Petrus hem als Messias heeft erkend (Marcus 8, 29), acht Jezus dat de tijd gekomen is om te weten te geven dat hij gewelddadig zal sterven. Petrus heeft zich daar hevig tegen verzet (Marcus 8, 31-33), en is er spanning in de groep van de apostelen. Jezus’ gedaanteverandering heeft een zekere ontspanning teweeggebracht: "Dit is mijn welbeminde Zoon, luister naar Hem", had er een stem uit de hemel weerklonken (Marcus 9, 7). Jezus gaat nu zijn apostelen afzonderlijk onderrichten. Voor de tweede maal kondigt hij zijn lijden aan en zijn dood (Marcus 9, 30-31). Maar nu zegt hij niet meer dat de Messias zal verworpen worden door de mensen (Marcus 8, 31), maar dat hij zal overgeleverd worden aan de mensen. Marcus zal zich vervolgens in het Passieverhaal aan deze uitdrukking houden : Judas levert Jezus over aan de hogepriesters (Marcus 14, 10); deze aan Pilatus (15, 1.10) en Pilatus aan de soldaten (15, 15).
De passieve zinswending van deze tweede aankondiging: ”de Mensenzoon wordt overgeleverd”, is een manier om de actie van God uit te drukken. De apostelen moeten begrijpen dat er hier geen spraak is van een overwinning van het kwaad, maar dat Gods plan zich verwezenlijkt door zijn Zoon over te leveren: “Hij heeft zijn enige Zoon niet gespaard, maar hem overgeleverd voor ons allen” (Romeinen 8, 32); “God heeft danig de wereld bemind dat Hij zijn Zoon gegeven heeft” (Johannes 3, 16).
De apostelen luisteren misschien wel, maar zij zijn er niet op uit om te begrijpen: hun hart is er niet om Hem te ondervragen (v. 32). En wat doen ze als Jezus hen onder elkaar laat terwijl ze terugkeren naar Kafarnaüm? Zij werken hun frustratie uit door ruzie te maken om te weten wie er van hen eerste minister zal worden als Jezus aan de macht komt. Ze klampen zich vast aan hun hoop op een aardse Messias. Ze hebben eenvoudigweg Jezus' woorden naast zich neergelegd.
Hoe zal Jezus reageren? Hij zwijgt en laat de apostelen uitrazen. Eerst als ze thuisgekomen zijn vraagt hij waarover zij getwist hebben. En als ze verlegen blijven zwijgen, zal hij ze niet overrompelen met een berisping, maar gaan zitten voor een gemoedelijk gesprek. En gemoedelijker en meer ontwapenend kan het niet, want hij plaatst een kindje midden in de kring van zijn leerlingen.
Jezus wendt al zijn pedagogisch genie aan om zijn apostelen nogmaals, en nu op een andere manier, uit te leggen dat hij niet gekomen is om de macht te nemen en te heersen zoals zij dat van hem verwachten. Wat hij hen wil bijbrengen is voor hem van kapitaal belang. Opdat de apostelen zijn zending zouden begrijpen, zal Jezus hen iets mededelen over het wezen zelf van God. Hij plaatst een kind in hun midden, hij neemt het in de armen, of op de arm, en hij zegt : "Wie een kind als dit opneemt, neemt mij op, en wie mij opneemt neemt niet mij op maar Hem op die mij gezonden heeft."
Dit gebaar heeft een onvermoede draagwijdte. Een kind opnemen, het midden in de groep plaatsen, het omarmen, dat alles gaat in tegen de gebruiken van die tijd. De kinderen kregen toen geen speciale aandacht. Het waren onaanzienlijke wezens. En Jezus komt zeggen dat God zich erkent in dat kind, hulpeloos, afhankelijk, aangewezen op onze zorg. De Mensenzoon door God gezonden is hulpeloos, afhankelijk van de mensen. Zij kunnen Hem verwerpen. Zij kunnen Hem bespotten. Zij kunnen Hem aan het kruis slaan. De mensgeworden God openbaart de onteigening van God.
God is liefde, en als liefde is God van zichzelf onteigend. Als je iemand echt bemint, dan ben je niet meer aan jezelf, dan ben je aan je beminde. In de liefde heb je niet het minste meerderwaardigheidsgevoel ten opzichte van je beminde. Integendeel, je bent één en al bewondering naar je beminde toe. Liefde is ontdekking van iets mooiers, iets groters dan jezelf. De ouders bewonderen hun kind en hun wens is dat hun kind het in het leven beter doet dan zijzelf. Zij voelen zich niet vernederd als hun kind het verder brengt dan zijzelf. Integendeel, zij zijn er fier om. De liefde onteigent hen van de drang zelf de grootste te zijn.
Zo is ook God door zijn liefde onteigend van wat wij grootheid noemen: Hij komt tot ons als een kind in een kribbe, Hij sterft als de laatste der laatsten tussen twee boosdoeners aan een kruis. Zijn oneindige liefde maakt Hem oneindig klein en nederig. Hij erkent zich in een klein kind. Gods grootheid is Liefde die oneindig groot is, en die dus vermag oneindig klein te zijn. Gods oneindig geluk is het geluk van de Liefde die ten volle met ons wil zijn, die mens wil zijn met ons tot in ons lijden en sterven. Door zijn liefde onteigent God zich van wat wij almacht noemen. God is liefde die almachtig is: almacht die toelaat tot het uiterste te gaan van de liefde, die vermag zijn leven te geven, zich door mensen gevangen te laten nemen en naar de dood te slepen.
Dat heeft Marcus goed begrepen. Waar Matteüs en Lucas noteren: "De Mensenzoon zal overgeleverd worden in de handen der mensen", schrijft Marcus: "De Mensenzoon levert zich over in de handen der mensen". God is, als liefde, overgeleverd in onze handen. De liefde onteigent God van zijn geluk, van zijn almacht, van zijn grootheid. Dat is de duizelingwekkende kenosis, waarover Sint Paulus spreekt, de ontlediging van God in zijn Zoon die mens geworden is (Filippenzen 2, 6). Anders dan de eerste mens, die aan God gelijk wilde worden (Genesis 3, 5), heeft Christus, die van eeuwigheid bestond in de gestalte van God, de rang en de voorrechten van God prijsgegeven door mens te worden en als een slaaf te sterven aan een kruis.
Door zich te erkennen in een kind, door met ons te willen lijden en sterven, maakt God in Jezus kenbaar wie Hij is: Liefde. De liefde is nederig, de liefde zoekt geen macht. "Waar de nederigheid is, daar is de liefde", zegt sint-Augustinus. “Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen zijn en de dienaar van allen” (v. 35). Hij moet leren leven zoals God.
Dat zegt Jezus ons vandaag. Zo wij willen weten hoe God is, dan moeten we leren leven zoals God, nederig, in de liefde van hem die dient.