Loading...
 

1 Samuel 4, 1-11

1 Samuel 4, 1-11: De ark van het verbond wordt veroverd 

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 403-404)

En Samuel vertelde alles aan het hele volk van Israël.
Op een dag begonnen de Israëlieten een oorlog tegen de Filistijnen. Het leger van Israël maakte een kamp bij de stad Eben-Haëzer. En de Filistijnen maakten een kamp bij de stad Afek. Ze maakten zich allebei klaar voor de strijd. Er begon een hevig gevecht. De Filistijnen wonnen de strijd tegen de Israëlieten. Vierduizend soldaten van Israël werden gedood.
Toen de rest van het leger teruggekomen was in het kamp, zeiden de leiders van Israël: ‘Hoe komt het toch dat de Heer de Filistijnen vandaag heeft laten winnen? We moeten de heilige kist van de Heer ophalen uit Silo. Want die kist is het teken dat de Heer ons helpt. Als de heilige kist bij ons is, zal de Heer ons redden van onze vijanden.’

Het leger van Israël stuurde een paar soldaten naar de stad Silo. Zij haalden de heilige kist op. Dat was de troon van de machtige Heer, de troon met de twee engelen met vleugels.
Chofni en Pinechas, de zonen van Eli, kwamen ook met de heilige kist mee. Toen de kist het legerkamp binnengebracht werd, begonnen alle Israëlieten hard te juichen en te schreeuwen. Ze maakten zo veel lawaai dat de aarde ervan schudde.

De Filistijnen hoorden de Israëlieten juichen. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wat is dat voor lawaai bij de Israëlieten?’
Toen begrepen ze dat de Israëlieten de heilige kist van de Heer opgehaald hadden. En ze werden bang. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Ze hebben hun God opgehaald. Zoiets is nog nooit eerder gebeurd. Nu zal het slecht met ons aflopen! Want wie zal ons redden van die machtige God? Het is dezelfde God die voor zo veel rampen zorgde in de woestijn van Egypte.
Kom op, we moeten laten zien wat we kunnen. Anders worden we slaven van die Israëlieten. Net zoals zij slaven van ons geweest zijn. We moeten laten zien wat we kunnen. Laten we vechten! Verlies de moed niet!’

Het gevecht begon, en de Filistijnen versloegen de Israëlieten. Alle Israëlieten vluchtten naar hun eigen kamp. Het verlies voor Israël was groot. Er werden 30.000 soldaten gedood.
Ook Chofni en Pinechas, de zonen van Eli, stierven. En de Filistijnen veroverden de heilige kist van de Heer.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

In die tijd begonnen de Israëlieten een oorlog tegen de Filistijnen.
De strijd begon toen ze zich tegenover de Israëlieten opstelden.
De Filistijnen overwonnen Israël: vierduizend soldaten sneuvelden.
Toen het leger teruggekeerd was naar het kamp,
vroegen de oudsten van Israël:
‘Hoe komt het dat God ons vandaag heeft doen verliezen?
Laten we de ark van het verbond uit Silo naar hier halen,
zodat God bij ons zal zijn en ons zo bevrijdt van onze vijanden.’
Het leger ging de ark van het verbond uit Silo halen,
de ark van de Heer van de hemelse machten,
die op de kerubs troont.
Chofni en Pinechas, de twee zonen van Eli, gingen met de ark mee.

Toen de ark in het kamp aankwam,
juichten alle Israëlieten zo luid dat de aarde ervan dreunde.
De Filistijnen hoorden dat en vroegen zich af:
‘Wat is dat voor een gejuich in het kamp van de Hebreeën?’
Maar toen ze vernamen dat de ark in het kamp was aangekomen,
werden ze bang. Ze zeiden: ‘Hun God is naar het kamp gekomen.
Dat ziet er slecht voor ons uit, want zoiets is nooit eerder gebeurd.
Het ziet er slecht voor ons uit!
Wie redt ons uit de greep van die machtige God?
Het is die God die de Egyptenaren met allerlei plagen heeft getroffen.
Verlies de moed niet, Filistijnen, laat zien wat je kunt!
Anders worden we slaven van de Hebreeën
zoals zij het van ons zijn geweest.
Laat zien wat je kunt. Ten aanval!’
De Filistijnen gingen tot de aanval over en versloegen de Israëlieten.
Ieder vluchtte naar zijn eigen woonplaats.
Bij deze zware nederlaag voor Israël,
sneuvelden dertigduizend man voetvolk.
De ark van God werd veroverd
en Chofni en Pinechas, de twee zonen van Eli, stierven.



Stilstaan bij …

Filistijnen
In de Bijbel zijn de Filistijnen de bewoners van de westkust van het gebied dat Kanaän genoemd wordt. Mogelijk kwamen ze uit Kreta, Cappadocië of Klein-Azië. Hun grote kracht lag in de kunst om ijzer te smeden tot wapens, een geheim dat ze met niemand deelden.

Ark van het Verbond
Deze kist werd gebouwd om de ‘tafels’ (tabletten) van de Wet te bewaren. Hiermee werd materieel duidelijk dat God onder hen 'woonde'.

Silo
De stad Silo lag in een heuvelachtig gebied midden Israël op twintig kilometer ten zuiden van Sichem. Rond 1000 voor Christus stond daar de ark van het verbond, symbool voor de aanwezigheid van God.

Chofni en Pinechas
Namen van de twee zonen van Eli die priester waren, net als hun vader. Men noemde ze slechte priesters omdat ze deden alsof ze God dienden, terwijl ze alleen aan zichzelf dachten. Zo kozen ze van het offervlees steeds het beste voor zich, zelfs als het bestemd was voor God. De terreur die ze uitoefenden onder hun volksgenoten zorgde ervoor dat God de naam kreeg even hebzuchtig te zijn als de Kanaänitische goden.

Eli
Hogepriester in Silo, toen daar de ark van God stond. Toen hij het bericht kreeg over de dood van zijn twee zonen en het verlies van de ark van het verbond, viel hij achterover en brak zijn nek.





Bij de tekst

God van Israël

Het lijkt vanzelfsprekend dat wanneer de ark bij hen was, de Hebreeën terug aan de winnende hand zouden zijn. Maar zo werkt dit niet: God laat zich niet beïnvloeden door rituelen.
Later zegden de profeten in dezelfde lijn dat God geen offers wil, maar een rechtvaardige en liefdevolle omgang van mensen onder elkaar.