Loading...
 

1 Korintiërs 15, 35-37.42-49

2 Vlinder

(Morguefile free stock photo license)


…page…

1 Korintiërs 15, 35-37.42-49: Een nieuw lichaam

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1826-1827)

Iemand zou kunnen zeggen: ‘Hoe kunnen de doden dan opstaan? Wat voor lichaam zullen ze dan hebben?’
Zo iemand begrijpt er niets van! Als je zaad op je akker strooit, valt dat in de grond om te sterven. Maar daarna gaat het weer leven, en groeien er planten uit. Die planten zien er totaal anders uit dan het zaad dat op de akker gestrooid is. Er zijn gewone korreltjes gezaaid, graankorrels of andere korrels.

Zo zal het ook zijn als we opstaan uit de dood. Nu hebben we een lichaam dat sterfelijk en zwak is, en weinig voorstelt. Dat is het lichaam dat sterft. Maar als we opstaan uit de dood, zullen we een ander lichaam hebben, een lichaam dat onsterfelijk, krachtig en schitterend is.
Ons aardse lichaam sterft. Maar we zullen met een nieuw lichaam opstaan uit de dood. Dat lichaam is een hemels lichaam.
Er is dus niet alleen een aards lichaam, maar ook een hemels lichaam.
In de heilige boeken staat: «Adam was de eerste mens, hij leefde op aarde.» Na Adam kwam er een nieuwe mens: Jezus Christus. Die leeft in de hemel, en hij zal ons het eeuwige leven geven. Eerst is er dus het aardse leven, en daarna komt het hemelse leven.
God maakte de eerste mens van aarde. Maar aan Jezus Christus, de nieuwe mens, heeft hij een hemels lichaam gegeven. Wij zijn nu nog zoals die eerste mens. Net als Adam hebben ook wij een aards lichaam. Maar straks zullen we net zo zijn als de nieuwe mens, Jezus Christus. Dan zullen we een hemels lichaam hebben, net als hij.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Maar, zal iemand vragen, hoe verrijzen de doden?
Met wat voor lichaam?
Een dwaze vraag!
Ook wat je zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt,
en wat je zaait is slechts een graankorrel of iets dergelijks,
het heeft nog niet de vorm die het later zal krijgen.

Zo is het ook met de opstanding van de doden;
wat gezaaid wordt in vergankelijke vorm,
verrijst in onvergankelijkheid.
Wat gering en zwak is wanneer het gezaaid wordt,
verrijst in heerlijkheid en kracht.
Een aards lichaam wordt gezaaid,
een geestelijk lichaam verrijst.
Zoals er een aards lichaam bestaat,
bestaat er ook een geestelijk lichaam.
In deze zin staat er geschreven:
De eerste mens, Adam, werd een levend wezen.
De laatste Adam werd een levendmakende Geest.
Maar het geestelijke komt niet het eerst.
Het aardse gaat eraan vooraf,
daarna komt het geestelijke.
De eerste mens, uit de aarde genomen, is aards;
de tweede is uit de hemel.
Zoals die eerste mens van aarde zijn alle aardse mensen,
zoals de tweede mens zullen alle hemelse mensen zijn.
En zoals we het beeld van de aardse hebben gedragen,
zo zullen we ook het beeld dragen van de hemelse mens.



Stilstaan bij …

Levend wezen
Letterlijk staat er: 'levende ziel’.
‘Ziel’ heeft bij Paulus niet de betekenis die dit woord nu heeft. Met ‘levende ziel’ bedoelt hij de hele mens.

De laatste Adam
Hiermee bedoelt Paulus Christus.

Zullen
In een aantal handschriften staat in plaats van ‘zullen’ het woord ‘moeten’, waardoor 'een hemelse mens worden' een opdracht wordt voor elke christen.





Bij de tekst

Verrijzenis

Nogal wat mensen hebben het moeilijk met het spreken over ‘verrijzenis’ omdat ze zich geen verrijzenis kunnen voorstellen.
Paulus zegt: een verrezen lichaam is niet te vergelijken met een ‘aards’ lichaam. Het vergankelijke dat mensen kennen zal helemaal onvergankelijk worden.





Overwegingen

Marc Gallant, trappist (Orval)

Verrijzenis van het lichaam (2014)

Om de verrijzenis van de lichamen aan de Korintiërs uit te leggen komt Paulus niet met het feit van het lege graf. De verrijzenis is niet het terug opnemen van het vorige lichaam. De verrijzenis is een omvorming. Door mijn lichaam ben ik dit welbepaald persoonlijk wezen en niet iemand anders. Bij mijn dood word ik niet opgelost in het ‘grote Al’ of het ‘grote Niets’: ik blijf mijzelf, met mijn lichaam. Ik blijf met mijn lichaam dat persoonlijk wezen dat God, in zijn liefde, heeft gewild dat ik zou zijn. God zal me niet laten vallen in het niets: Hij bemint mij voorgoed. Maar mijn lichaam zal omgevormd worden. Van aards, stoffelijk en sterfelijk, zal het hemels worden, geestelijk en onsterfelijk (1 Korintiërs 15, 35-53). In die zin is onze dood onze verrijzenis.