Loading...
 

1 Tessalonicenzen 2, 1-8

1 Tessalonicenzen 2, 1-8: Paulus en de Tessalonicenzen

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1879-1880)

Vrienden, jullie weten dat mijn bezoek aan jullie veel goeds opgeleverd heeft. Voordat ik bij jullie kwam, was ik beledigd en mishandeld in de stad Filippi. Dat herinneren jullie je nog wel. En ook in jullie stad maakten de mensen het mij moeilijk. Maar onze God gaf me toch de moed om ook bij jullie het goede nieuws te vertellen.
Alles wat ik jullie toen verteld heb, is waar. Ik vertel het goede nieuws zonder slechte bedoelingen en zonder bedrog. God zelf wil dat ik het goede nieuws bekendmaak. Het is niet belangrijk of mensen mijn boodschap plezierig vinden. Als God mijn woorden maar goed vindt. Hij ziet hoe ik van binnen ben.

Jullie weten dat ik nooit iets gezegd heb om het mensen naar de zin te maken. Ik wilde ook geen geld verdienen aan mijn boodschap. God weet dat dat waar is! Ik wilde niet door jullie of door andere mensen geëerd worden. Als apostel van Christus had ik natuurlijk kunnen laten zien hoe belangrijk ik ben. Maar dat heb ik niet gedaan. Ik ben vriendelijk voor jullie geweest, zoals een moeder die voor haar kinderen zorgt.
Ik voelde liefde voor jullie. Daarom vertelde ik jullie niet alleen maar Gods goede nieuws. Nee, ik deelde ook mijn leven met jullie, want ik ben veel van jullie gaan houden.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Je weet zelf, broeders (en zusters),
dat mijn optreden bij jullie niet nutteloos was.
Na de mishandelingen en beledigingen die ik, zoals je weet,
in Filippi moest ondergaan,
vond ik met de hulp van onze God de moed
om niettegenstaande heftige tegenstand
zijn boodschap bij jullie openlijk te verkondigen.
Want mijn prediking komt niet voort
uit dwaling of onzuivere bedoelingen en wil niemand bedriegen.
God zelf vond me geschikt en vertrouwde me het evangelie toe.
Daarom ook spreek ik niet om bij mensen in de gunst te komen,
maar alleen om te behagen aan God, die mijn hart door en door kent.
Ik heb me nooit laten leiden door vleierij, je weet dat.
En ook niet door hebzuchtige bijbedoelingen, God kan dat getuigen.
Ik zocht geen eerbewijzen van mensen, niet van jullie, niet van anderen,
hoewel ik me als apostel van Christus kon laten gelden.
Ik ging zo lief met je om,
als een moeder die haar kinderen voedt en koestert.
Ik was zo op jullie gesteld dat ik je niet alleen het evangelie van God,
maar ook mijn eigen leven schonk.
Je ligt me erg nauw aan het hart.



Stilstaan bij ...

Broeders (en zusters)
Joden spraken volksgenoten wel eens aan met 'broeders en zusters'. Dat gebeurde ook in sommige Grieks-Romeinse verenigingen.
In de Bijbel is dit de eerste keer dat die woorden in een christelijke context voorkomen.

Filippi
Belangrijke stad in Noord Griekenland, die lag aan de via Egnatia.
Lees meer

Evangelie
Paulus gebruikt het woord 'evangelie' Paulus hier niet als een verwijzing naar de vier evangelies die nu in het Nieuwe Testament staan, maar letterlijk, als het 'goede nieuws' dat hij de mensen wil brengen over Jezus, de Messias (Christus).

Dag en nacht
In de oorspronkelijke tekst staat: nacht en dag. Want voor de joden begint de nieuwe dag 's avonds. Daarom beginnen de joden de sabbat te vieren op vrijdagavond.





Bij de tekst

Brief aan de Tessalonicenzen

Deze brief behoort tot de oudste tekst van het Nieuwe Testament. Paulus schreef die aan de pas gestichte groep christenen in Tessalonica. Hij deed dat ongeveer 20 jaar na de dood van Jezus, wellicht vanuit Korinte.
Klik hier voor meer informatie over Tessalonica en de brief die Paulus aan de eerste christenen van die stad schreef.



Betekenis

Blijkbaar was er een roddelcampagne aan de gang tegen Paulus. Hij reageert hierop door de tijd op te roepen dat hij in Tessalonica was. En hoe hij toen voor zijn eigen levensonderhoud zorgde, zodat hij tegenover niemand verplichtingen had. Zo onderscheidde hij zich van sommige predikers in die tijd die een leer van eigen vinding kwamen verkondigen voor eigen profijt.