Loading...
 

10e zondag door het jaar A - evangelie

Matteüs 9, 9-13: Jezus roept Matteüs

Matteüs 9, 9-13 // Marcus 2, 13-17 // Lucas 5, 27-32



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1534)

Jezus ging weer verder. Onderweg zag hij een man zitten bij het tolhuis. Hij heette Matteüs. Jezus zei tegen hem: ‘Kom, ga met mij mee.’ Matteüs stond op en ging met Jezus mee.
Later waren Jezus en zijn leerlingen bij Matteüs thuis om te eten. Daar kwamen ook veel tollenaars en allerlei slechte mensen. En die aten mee. Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen de leerlingen: ‘Jullie meester hoort niet te eten met tollenaars en slechte mensen.’
Toen Jezus dat hoorde, zei hij: ‘Een dokter is er niet voor gezonde mensen, maar voor zieke mensen. Met mij is het net zo. Ik ben er niet voor goede mensen. Maar ik ben gekomen om aan slechte mensen het goede nieuws te vertellen.
Denk eens goed na over deze woorden van God: «Ik wil geen offers, maar ik wil dat jullie goed voor elkaar zijn.»’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen Jezus verder ging, zag Hij iemand zitten bij het tolkantoor,
een tollenaar die Matteüs heette.
De Romeinen gaven hem de opdracht
om geld (tol) te vragen aan de mensen
als ze gebruik maakten van de weg.
Net als alle tollenaars vroeg hij veel te veel.
Daarom zagen de mensen hem niet graag.
Toen Jezus Mattëus zag, zei Hij: ‘Volg Me.’
Matteüs stond op en volgde Jezus.

Op een dag nodigde Matteüs veel tollenaars en zondaars uit
voor een etentje bij hem thuis .
Hij had ook Jezus en zijn leerlingen uitgenodigd.
Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze:
‘Wat een schande! Jezus die samen eet met zo’n mensen!’
Daarom vroegen ze aan de leerlingen van Jezus:
‘Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?’
Jezus hoorde die vraag en zei tegen hen:
‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel.
Ga maar weg. Jullie moeten eens leren wat het wil zeggen:
“Ik wil barmhartigheid en geen offers.”
God wil dat jullie lief en vriendelijk zijn voor elkaar.
Hij heeft dat veel liever dan een offer dat je aan Hem geeft.
Ik ben niet gekomen voor rechtvaardige mensen, maar voor zondaars.’



Stilstaan bij ...

Matteüs
(= Griekse vorm van een Hebreeuwse naam. Betekent: 'geschenk van God’)
Matteüs, een tollenaar te Kafarnaüm, was de zoon van Alfeüs. Volgens de traditie schreef hij ‘het evangelie volgens Matteüs’. In de parallelteksten spreken de evangelisten Marcus en Lucas over Levi.

Tollenaar
Tollenaars inden tol op het gebruik van wegen (vgl. péage), bruggen, havens en op goederen die naar de markt gebracht werden. Ze deden dat in opdracht van de Romeinen. Doordat ze die tolgelden en het belastingsgeld willekeurig konden bepalen, deden ze er nog een flinke schep bovenop. Daarom noemden de mensen hen afpersers, oplichters en uitbuiters. En omdat ze werkten in dienst van de bezetter (Romeinen, die men heidenen noemde) zag men hen als verraders en zondaars.

Opstaan
‘Opstaan’ herinnert aan ‘opstanding’, ‘verrijzenis’.
Matteüs staat op uit de ‘dood’. Het leven dat hij voordien leidde, was als een tocht op een doodlopende weg. Dankzij de ontmoeting met Jezus werd hij bevrijd van alles wat hem belette als een echt mens te leven.

Zondaar
Iemand die in zijn leven geen rekening houdt met het woord van God.

Farizeeën
Leden van een godsdienstige lekenbeweging. Een Farizeeër kende de wet van God nauwkeurig en leefde er ook naar. Hij nam de Wet en de toemaatjes van de traditie perfect in acht: tweemaal per week vasten, tienden geven van zijn inkomsten, leven in eerlijkheid en trouw (= niemand bestelen, geen belastingen ontlopen, geen echtbreuk plegen). Vooral Schriftgeleerden waren Farizeeërs. Omdat ze het trouw onderhouden van de wet en de voorschriften zo belangrijk vonden, beschouwden ze iedereen die de wet en de voorschriften niet onderhield als zondaar.
Gewone mensen keken met bewondering en ontzag naar hen op.
Jezus verweet hun dat zij verscholen achter de letter van de wet en zich beter achtten dan de anderen, maar geen barmhartigheid en liefde betoonden voor mensen die zwakker waren dan zij.

Barmhartigheid
Medelijden, goedheid.
Het Hebreeuwse woord voor barmhartigheid is Rachanim (Rachem = baarmoeder). Zo kun je zeggen dat barmhartigheid oproept tot nieuw leven.

Offer
Oude volkeren gaven geschenken aan hun goden (= offeren) uit angst, uit eerbied, uit dankbaarheid of om een gunst te vragen.
Ze offerden steeds iets waardevol: de beste vruchten van het veld, het beste dier ...
Maar God wilde geen offers krijgen. Hij wilde dat mensen rechtvaardig en liefdevol leefden. Vooral de profeten maakten dat duidelijk.
Matteüs verwijst hier naar de profeet Hosea (Hosea 6, 6).





Bij de tekst

Als je dit verhaal aan kinderen vertelt…

… moet duidelijk worden dat het ‘roepen’ van Jezus meer betekent dan iemand iets toeroepen.



Het verhaal van een roeping

Normaal kiest iemand die iets wil leren zelf de leraar bij wie hij in de leer wil gaan, of de school waar hij zich wil inschrijven. Maar Jezus kiest zelf wie bij Hem iets komt leren.

Het lijkt vreemd en kunstmatig dat mensen zo kort en snel door Jezus geroepen worden. Dit kan onmogelijk het relaas zijn van wat er feitelijk gebeurde. Misschien vertelde men vroeger zo’n verhaal eerder om te zeggen waaraan iemand moest beantwoorden die door Jezus geroepen werd.

'Volgeling van Jezus worden' betekent volgens de roepingsverhalen een totale ommekeer, een radicale breuk met het verleden.
Lees meer over dit soort verhalen.





Een verhaal met twee portretten

Het portret van een leerling van Jezus
Een volgeling van Jezus geeft alles prijs wat hem zekerheid geeft.
Zo staat Matteüs op van het tolhuis (van de andere leerlingen wordt gezegd dat zij hun netten of boten - hun inkomen - achterlieten).


Het portret van Jezus
Jezus heeft omgang met de gediscrimineerden van de maatschappij uit zijn tijd. Hij zet de mensen niet vast op hun verleden. Hij maakt geen selectie als het erop aan komt mensen te roepen om het Rijk Gods te realiseren. Het gaat om: armen en rijken, gezonde mensen en gehandicapte mensen, mannen en vrouwen. Elk mens – wie hij ook is en welk verleden hij ook heeft – is welkom.





Bijbel en kunst

CARAVAGGIO

De roeping van Matteüs (1599-1600)
CaravaggioVocazioneMatteo

Olieverf op doek, 322 op 340cm
Contarelli-kapel, San Luigi dei Francesi, Rome


Twee mannen komen het kantoor binnen waar Matteüs aan het werk is als tollenaar: Jezus (te herkennen aan een heel fijn aureool) en Petrus (grijze haren en geelkleurige ‘mantel’). Ze zijn blootsvoets. Hun kledij is eenvoudig in vergelijking met de groep tollenaars die aan de tafel geld aan het tellen is.

Jezus wijst Matteüs aan. Petrus herneemt dit gebaar. Ook Matteüs neemt de houding van de hand over, waarbij hij lijkt te vragen: ‘Roep jij mij? Ben je wel zeker? Ik ben een tollenaar! Iemand met een totaal andere levensstijl als die van jullie. Iemand die werkt in opdracht van de Romeinen die het land bezetten. Een zondaar dus.’
Twee oudere medewerkers (helemaal links) blijven onverstoord verder geld tellen. Twee jongere medewerkers kijken op, maar voelen zich niet aangesproken.
Wat gaat Matteüs doen?
Verder zijn werk doen, zoals zijn twee medewerkers of ingaan op de roep van Jezus (en Petrus) en hem volgen?



Merk op
. het spel van licht en donker (clair-obscur) in dit kunstwerk.
. de drie wijzende handen in dit kunstwerk - zoals God bij de schepping van Adam (Michelangelo, Sixtijnse kapel). Door die handen zo te schilderen kan men een roeping zien als een nieuwe schepping.



Caravaggio (Michelangelo Merisi) was een belangrijk Italiaans kunstschilder (29 september 1571 – 18 juli 1610) in de vroege barok. In 1600 schilderde hij ‘De roeping van Matteüs’ voor de Contarelli-kapel in de San Luigi dei Francesikerk in Rome, waar het werk nog steeds te zien is.





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Vertellen over Matteüs

Wellicht kennen de kinderen nog het verhaal van Zacheüs.
Laat het hen navertellen in hun woorden.
Gebruik hun verhaal over Zacheüs als start voor het verhaal over de roeping van Matteüs.
Merk op dat in beide verhalen mensen (in dit geval: Farizeeën) schande spreken over de houding van Jezus. In deze tekst motiveert Jezus zijn gedrag: God wil ‘barmhartigheid’ (kun je voor jonge kinderen omschrijven met ‘liefde en ‘vriendelijkheid’). Daarom richt Jezus zich tot mensen die op een op ander manier in nood zijn.
Nadien spelen de kinderen de ‘roeping van Matteüs’ na.





DOEN

Kleuren

Vertel het verhaal van de roeping van Matteüs vanuit deze tekening:

6 Roeping Van Matteüs

Daarna kleuren de kinderen deze tekening.





Grote kinderen

VERDIEPEN

Gesprek

Zijn er nu ook nog vrienden van Jezus?
Natuurlijk! Kijk maar eens om je heen.
Je zult merken dat er veel mensen zijn
die proberen te leven zoals Jezus.
Daarom zijn zij vrienden van Jezus.

Wat doen ze zo speciaal?
Vind je het moeilijk om een vriend van Jezus te zijn?

Jezus riep zijn leerlingen.
Jezus roept ook jou.

Jezus roept zijn vrienden,
allemaal verschillend.
Hij stelt geen voorwaarden.
Hij kiest hen niet om hun speciale kwaliteiten.
Ze zijn allemaal kind van God!





Tekening van Fano

3 Fano

- Wat wil Fano met deze tekening duidelijk maken?
- Vertel het verhaal van de roeping van Matteüs opnieuw vanuit deze tekening.
- Welke ideeën zou je geven aan de tekenaar voor het tekenen van het vervolg op deze tekening.
(Wat zal de man met het rode kleed doen? En wat zal de man doen met het groene kleed? Blijven de verkeerststekens dezelfde?)





VERTELLEN

'Arts zonder grenzen'

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 126)

Peter was nog niet lang afgestudeerd als arts.
Op een dag hoorde hij dat een land erg getroffen werd door een natuurramp.
Hij zag dat op tv, las erover op het internet en in kranten.
Peter was er diep door geraakt en dacht er vaak over na.

Eigenlijk is het toch niet juist, vond hij.
dat ik zoveel heb en die mensen niets,
ze hebben amper een tentzeil om onder te slapen.
Hij praatte er dikwijls over met zijn vrienden.

Toen hij op een avond met zijn beste vriend iets ging drinken,
duurde het niet lang of Peter praatte weer
over de noden van mensen elders in de wereld
en wat hij er van zag en hoorde.

‘Zeg’, zei zijn vriend,
‘jij praat er wel altijd over, maar waarom doe je er niets aan?
Je bent toch arts!
Je zou die mensen ginder uitstekend kunnen helpen!’

‘Ik kan toch zomaar niet naar een ander land gaan’, zei Peter,
‘dan zie ik mijn vrienden niet meer, kan ik niet meer sporten ...
Hier heb ik alles en in die landen is er niets.’
Dat begreep de vriend van Peter wel.

‘Je zult toch wel moeten kiezen’, zei zijn vriend.
‘Ofwel blijf je hier en alles blijft zoals het was,
ofwel ga je naar ginder en help je die mensen.’
Peter dacht er verder over na.

Een beslissing nemen was erg moeilijk.
Toch voelde hij diep in zijn binnenste:
er moet iets gebeuren.
Wat later nam hij contact op met 'Artsen zonder grenzen'.



Sunita

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 127)

Sunita, een vuilnisman, leefde in Savatthi, India.
Hij verzamelde afval in manden om het te kunnen wegwerpen.
Met het loon dat hij hiervoor kreeg
kon hij amper de dingen kopen die hij nodig had.
Hij sliep langs de kant van de weg.
Wanneer er belangrijke mensen over de weg liepen,
moest hij voor hen opzij gaan.
Want als zijn schaduw op zo'n belangrijk persoon viel,
werd hij uitgescholden en hard geslagen.
Zo leefde hij een ellendig en ongelukkig leven.

Op een dag zag hij in de verte
Boeddha met veel monniken naderbij komen.
Sunita zocht hoe hij van de weg kon gaan.
Omdat dit niet kon, ging hij tegen een muur staan
en vouwde zijn handen uit respect voor Boeddha.

Boeddha kwam naar hem toe.
‘Beste vriend, wil je deze baan opzeggen en monnik worden?’
Sunita kon zijn ogen en oren niet geloven.
Hij had altijd alleen maar bevelen en slaag van mensen gekregen,
en nooit een vriendelijk woord van wie dan ook.
‘O meest eerwaarde Heer!
Als u een vuilnisman zoals mij aanvaardt,
waarom zou ik dat dan niet doen, Heer?’
En Sunita mocht mee met de Boeddha,
samen met de andere monniken.

Toen hij later het gele gewaad droeg
dat alle andere monniken dragen,
wist niemand meer dat hij vroeger vuilnisman was.
Iedereen respecteerde hem.
Zo leefde hij een goed en gelukkig leven.

(Een verhaal uit het boeddhisme)