Loading...
 

10e zondag door het jaar B - tweede lezing

2 Mist

(Morguefile free stock photo license)


…page…

2 Korintiërs 4, 13-5,1: Wat onzichtbaar is duurt eeuwig

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1835-1836)

In de heilige boeken staat: «Ik vertrouwde op God, en daardoor kon ik spreken.» Zo is het ook met mij: omdat ik op God vertrouw, kan ik doorgaan met het vertellen van het goede nieuws. God heeft de Heer Jezus laten opstaan uit de dood. En dit weet ik zeker: Als ik sterf, zal God mij, net als Jezus, laten opstaan. En dan zal ik samen met jullie bij God mogen komen.
Mijn lijden heeft jullie veel goeds gebracht. Doordat jullie zijn gaan geloven, hebben jullie Gods goedheid leren kennen. En hoe meer mensen er gaan geloven, hoe meer mensen God danken en eren.

Ik ga dus door met mijn werk, ik geef niet op. Dat kan me mijn leven kosten, maar dat is niet erg. Want het belangrijkste is dat ik van binnen een nieuw mens word, elke dag meer.
De moeilijkheden die we meemaken, gaan voorbij. Die zijn niet belangrijk. Maar ze brengen ons iets wat juist wel belangrijk is: het eeuwige leven bij God.
De dingen die we om ons heen zien, zijn niet belangrijk. Het gaat om de dingen die we nog niet zien. Want alle zichtbare dingen zullen verdwijnen, maar de dingen die we nu nog niet zien, zijn eeuwig.

Dit weet ik zeker: als mijn aardse lichaam sterft, zal God mij een nieuw lichaam geven. Dat is een hemels lichaam, dat eeuwig en onsterfelijk is.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Maar ik bezit de geest van geloof waarvan de Schrift zegt:
‘Ik bleef vertrouwen, daarom kon ik spreken.’
Ook ik vertrouw en daarom spreek ik.
Want ik weet, dat Hij die Jezus uit de dood heeft opgewekt,
ook mij net als Jezus tot leven zal wekken,
om mij tot Hem te voeren, samen met jullie.
Want alles gebeurt voor jullie:
de goedheid moet zich in velen vermenigvuldigen,
zodat steeds meer mensen God danken, tot eer van zijn naam.
Neen, ik geef de moed niet op.
Al ga ik ook ten onder naar de uiterlijke mens,
mijn innerlijk leven vernieuwt zich van dag tot dag.
De lichte kwelling van een ogenblik bezorgt mij
een alles overtreffende, altijddurende volheid van glorie.
Ik richt het oog niet op het zichtbare maar op het onzichtbare.
Wat ik zie gaat voorbij, wat onzichtbaar is duurt eeuwig.

Want ik weet:
als de tent, die mijn aardse woning is, wordt neergehaald,
heeft God voor mij een woning klaar in de hemel,
een huis dat niet vergaat,
een huis dat niet door mensenhanden gemaakt is.



Stilstaan bij …

Tent
Met ‘tent’ bedoelt Paulus in deze brief zijn lichaam.

Niet door mensenhanden gemaakt
Uitdrukking om de hemelse of bovennatuurlijke oorsprong van iets aan te geven.