Loading...
 

19e zondag door het jaar C - tweede lezing

Hebreeën 11, 1-2.8-19: Geloven als Abraham

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1921-1922)

Als we geloven, worden we gered. Dan wordt onze hoop werkelijkheid. En door ons geloof weten we zeker dat Gods hemelse wereld bestaat. Ook al kunnen we die nog niet zien.
In de heilige boeken vertelt God over het grote geloof van onze voorouders. (...)

Ook Abraham had een groot geloof. God beloofde hem een nieuw land, en gaf hem de opdracht om daarheen te gaan. Abraham gehoorzaamde. Hij ging weg uit zijn land, zonder dat hij wist waar hij terecht zou komen.
Door zijn geloof kwam hij in het land dat God hem beloofd had. Maar hij woonde daar in tenten, als een vreemdeling, samen met zijn zoon Isaak en zijn kleinzoon Jakob. Die kregen dezelfde belofte van God. En ook zij bleven vreemdelingen in dat land. Want ze wachtten op het hemelse Jeruzalem, de stad die God zelf zou bouwen.
Abrahams vrouw Sara kon geen kinderen krijgen en Abraham was al oud. Maar omdat Abraham een groot geloof had, kon hij toch vader worden. Want God had hem nakomelingen beloofd, en Abraham vertrouwde op God. En zo kreeg één man, die al bijna dood was, heel veel nakomelingen. Net zo veel als er sterren aan de hemel zijn, en net zo veel als er zand is bij de zee.

Abraham, Isaak en Jakob bleven op God vertrouwen, ook al kregen ze tijdens hun leven niet wat God beloofd had. Ze begrepen dat ze hun nieuwe land pas later zouden bereiken. Het was alsof ze het in de verte zagen liggen. Daarom noemden ze zichzelf vreemdelingen op aarde. Daarmee bedoelden ze dat ze op weg waren naar een ander land. Dat was natuurlijk niet het land waar ze ooit vandaan kwamen. Naar dat land hadden ze makkelijk terug kunnen gaan. Nee, het nieuwe land waar ze op hoopten, was een veel betere plaats: het hemelse Jeruzalem.
En daarom noemt God zichzelf de God van Abraham, Isaak en Jakob. Want voor hen heeft hij dat hemelse Jeruzalem gemaakt.

Door zijn grote geloof was Abraham bereid om zijn enige zoon Isaak te offeren. God had hem nakomelingen beloofd en tegen hem gezegd: «Alleen de kinderen van Isaak gelden later als jouw echte nakomelingen.» Maar God wilde zien hoe groot Abrahams geloof was, en daarom moest hij Isaak offeren. Abraham gehoorzaamde God, want hij dacht: God kan Isaak weer uit de dood terughalen. En dat gebeurde eigenlijk ook. Zo liet God al zien wat er later zou gebeuren met Jezus Christus.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Het geloof is het fundament van wat we hopen en
overtuigt ons van de werkelijkheid die we niet zien.
Om dit geloof werden de voorouders geprezen.

Vanuit het geloof ging Abraham in op de roep van God:
hij ging op weg naar een land dat bestemd was
voor hem en zijn erfgenamen.
Vanuit zijn geloof trok hij als vreemdeling naar het land
dat hem beloofd was.
Hij woonde er in tenten, net als Isaäk en Jakob,
die dezelfde belofte kregen,
want hij zag uit naar de stad met fundamenten,
die God zal ontwerpen en bouwen.
Vanuit haar geloof kreeg ook Sara,
al was haar tijd al lang voorbij, de kracht om moeder te worden,
want ze wist dat Hij die de belofte had gedaan, zijn woord zou houden.
Zo kreeg één man, die erg oud was,
zoveel nakomelingen als er sterren staan aan de hemel,
en als er zandkorrels zijn op het strand langs de zee.
Ze stierven allemaal als gelovigen,
zonder dat ze kregen wat hun was beloofd.
Ze hebben dat alleen uit de verte gezien en begroet.
Daarom noemden ze zichzelf vreemdelingen op aarde.
Daarmee bedoelden ze dat ze een vaderland zochten.
Hadden ze heimwee naar het land van hun herkomst,
dan konden ze gemakkelijk terugkeren,
maar ze verlangden een beter vaderland: het hemelse.
Daarom schaamde God er zich niet voor
om hun God genoemd te worden, want Hij bouwde voor hen een stad.
Door zijn geloof kon Abraham, toen hij getest werd,
Isaäk als offer opdragen.
Hij die de beloften had ontvangen,
was bereid zijn enige zoon te offeren, over wie gezegd was:
'Alleen de kinderen van Isaäk, zullen je nakomelingen zijn.'
Want Abraham was zeker
dat God de macht heeft om doden tot leven te wekken.
Uit de dood heeft hij, als voorbeeld, ook zijn zoon teruggekregen.



Stilstaan bij…

Onzichtbare
Hiermee wordt God bedoeld.

Abraham
Lees meer over Abraham

Stad met fundamenten
Dit is een stevige stad, die niet vergaat onder het geweld van de natuurelementen. Daarom wordt hier met die stad het geluk van de eindtijd bedoeld. Elders noemt men die stad: het 'hemelse Jeruzalem'.

Sara
Lees meer over Sara.

Vreemdeling
De Bijbel bedoelt met vreemdelingen meestal mensen die (tijdelijk) in een ander land wonen. Maar soms ook: de mensen op aarde, waardoor duidelijk wordt dat de aarde van God is en het leven op aarde tijdelijk.

Tenten
Door te zeggen dat Abraham en zijn nakomelingen in tenten woonden, maakt de schrijver duidelijk dat vreemdelingen bleven en nooit echt thuis waren in het land.

Hemels vaderland
Hiermee wordt het hemelse Jeruzalem bedoeld. Het was alsof Abraham en zijn nakomelingen het in de verte zagen liggen. Zo maakte de schrijver van de brief duidelijk dat ze hun nieuwe land pas later zouden bereiken. Daarom ook noemden ze zichzelf vreemdelingen op aarde.

Het offer van Isaak
Abraham wilde Isaak offeren op de berg. Maar de God van het leven, liet zijn engel dat verhinderen, zodat Abraham zijn zoon terugkreeg. Zo kijkt de schrijver ook naar de dood en de verrijzenis van Jezus.





Bij de tekst

Geen echte brief

De brief aan de Hebreeën is eerder een preek om mensen te overtuigen dan dat het een brief is. De schrijver ervan is onbekend. Het is ook niet duidelijk wie de ‘Hebreeën’ precies waren.
Hoogstwaarschijnlijk werd de brief geschreven tussen 75 en 100 na Christus, voor christenen die eerst jood waren. De schrijver wil hen helpen om hun geloof niet te verliezen. Hij laat zien dat Jezus vervult wat God vroeger beloofde en dat met Hem een nieuwe tijd begonnen is.



Abrahamcyclus (Genesis)

De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft vooral aandacht voor het grote vertrouwen dat Abraham en Sara hadden in de belofte die God hen deed. Terwijl de verhalen over Abraham in het boek Genesis meer aandacht hadden voor de twijfels bij die belofte. Want Abraham bleef een vreemdeling in het land waar hij door trok en, hoewel Isaak er was, toch bleek zijn nageslacht niet zo talrijk.



Gelovigen om naar op te kijken

De schrijver van de brief aan de Hebreeën somt in hoofdstuk 11 heel wat gelovige mensen op stierven zonder dat ze de vervulling van de belofte van God meemaakten. Hoewel het hen niet allemaal goed ging tijdens hun leven, toch keerden ze zich niet af van God.





Suggestie

Jongeren

VERTELLEN

Hotel

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 236)

Een bekende wijze
kwam binnen in het koninklijk paleis.
Niemand van de wachten hield hem tegen,
want iedereen wist wie hij was.
De wijze ging recht naar de plaats
waar de koning op zijn troon zat.

‘Wat wil je?’ vroeg de koning,
die hem herkende.
‘Ik zou een plaats willen in dit hotel,
om er te overnachten.
‘Maar dit is geen hotel,’ zei de koning,
‘dit is mijn paleis.’
‘Mag ik u vragen van wie dit paleis vroeger was?’
‘Van mijn vader. Maar die is gestorven.’
‘En van wie was het voordien?’
‘Van mijn grootvader. Maar ook hij is gestorven.’
‘Wel ... een plaats waar mensen
gedurende een korte tijd verblijven
en dan weer verlaten ...
Noem jij dat geen hotel?’