Inhoudstabel
…page…
2 Korintiërs 11, 18.21b-30: Het lijden van Paulus
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1844-1845)
Al die zogenaamde apostelen scheppen graag op over zichzelf. Dat doe ik dan ook maar. En bovendien, jullie zijn zo wijs en verstandig! Jullie kunnen iemand die gek doet, makkelijk accepteren.
Die zogenaamde apostelen die bij jullie zijn, die scheppen graag op over zichzelf. Nou, dat durf ik ook! (Ik spreek hier natuurlijk als iemand die gek is.) Zij noemen zichzelf Hebreeuwse Joden. Nou, dat ben ik ook! Zij zeggen dat ze echte Israëlieten zijn. Maar dat ben ik ook! Zij noemen zichzelf nakomelingen van Abraham. Maar dat ben ik ook!
Zij noemen zichzelf dienaren van Christus. Maar ik ben een veel betere dienaar dan zij! (Ik spreek hier natuurlijk als iemand die gek is.) Want ik heb veel harder gewerkt dan zij, en ik heb veel vaker in de gevangenis gezeten. Ik ben al vaak halfdood geslagen, mijn leven is vaak in gevaar geweest. Dat kun je van hen niet zeggen!
Vijf keer hebben de Joden mij zwaar gestraft, met 39 zweepslagen. Drie keer hebben Romeinse bestuurders mij stokslagen laten geven. Eén keer hebben mensen geprobeerd mij met stenen dood te gooien. Drie keer zat ik op een schip dat zonk, en ben ik bijna verdronken. Eén keer heb ik zelfs 24 uur lang in zee gedreven.
De vele reizen die ik maak, zijn vol gevaren. Er zijn gevaarlijke rivieren, en er kunnen onderweg rovers zijn. Telkens zijn er mensen die mij kwaad willen doen, Joden en niet-Joden. Overal ben ik in gevaar: in de steden, in de woestijn en op zee. En dan zijn er ook nog zogenaamde christenen die mij bedreigen.
Ik heb gewerkt zo hard als ik kon. Vaak zonder te slapen en zonder te eten. Ik had honger en dorst. Ik had het koud en ik had bijna geen kleren.
Ik zou nog veel meer moeilijkheden kunnen noemen. Maar ik noem alleen nog de zorgen die ik elke dag heb over alle kerken. Want ik voel mee met iedere gelovige die het moeilijk heeft. En ik word woedend als iemand een andere gelovige laat zondigen.
Als ik dan echt moet opscheppen, dan zal ik vertellen over mijn mislukkingen.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Als zovelen zich beroemen op menselijke voorrechten,
mag ik het ook.
Als anderen het durven
- nu komt de dwaasheid aan het woord –
durf ik het ook.
Zijn zij Hebreeën? Ik ook.
Zijn zij Israëlieten? Ik ook.
Zijn zij kinderen van Abraham? Ik ook.
Zijn zij dienaren van Christus? Het lijkt waanzin, ik nog meer!
Ik heb harder gezwoegd, ik zat langer gevangen,
ik kreeg veel meer slagen en kende talloze doodsgevaren.
Vijfmaal kreeg ik van de Joden de veertig-min-één.
Driemaal ben ik met stokken geslagen, eenmaal gestenigd.
Driemaal leed ik schipbreuk,
eens dreef ik een dag en een nacht in volle zee.
Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers,
gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen,
gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee,
gevaren te midden van valse broeders,
met zwoegen en tobben, veel slapeloze nachten, honger en dorst,
vaak zonder eten, in koude en naaktheid.
En afgezien daarvan:
de zorg voor alle gemeenten die me dag in dag op me drukt.
Niemand is zwak of ik ben het ook.
Niemand komt ten val of het grijpt me in de ziel.
Als er toch geroemd moet worden, zal ik roemen op mijn zwakheid.
Stilstaan bij …
Hebreeën
De bevolkingsgroep waartoe Paulus hoort.
De taal van deze groep was het Hebreeuws, de taal waarin Bijbelse teksten werden geschreven.
Israëlieten
Deze religieuze erenaam verwijst naar de stamvader Jakob, die ook Israël werd genoemd.
Kinderen van Abraham
De titel verwijst naar de belofte die God deed aan de stamvader Abraham.
Veertig-min-één
Volgens het boek Deuteronomium mochten bij een geselstraf niet meer dan veertig slagen gegeven worden. (Deuteronomium 25, 3). Om dit getal zeker niet te overschrijden door vergissing bij het tellen, gaf men ‘slechts’ negen en dertig geselslagen.
Bij de tekst
Moeilijkheden
Driemaal geeft Paulus een lijst van de moeilijkheden die hij kent: in 2 Korintiërs 4, 8-9, 2 Korintiërs 6, 4-10 en in 2 Korintiërs 11, 23b -29.
In de populaire filosofie van de Grieks-Romeinse wereld was dit een bekend stijlmiddel.