Loading...
 

2 Tessalonicenzen 1, 1-5.11b-12

2 Tessalonicenzen 1, 1-5.11b-12: Dank God voor jullie

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1885)

Dit is een brief van Paulus, Silvanus en Timoteüs, aan de christenen in de stad Tessalonica.
Jullie horen bij God, onze Vader, en bij de Heer Jezus Christus.
Ik wens jullie toe dat God, onze Vader, en de Heer Jezus Christus goed voor jullie zijn en jullie vrede geven.

Vrienden, ik dank God altijd voor jullie. Ik kan niet anders, want er is een goede reden voor. Jullie geloof wordt namelijk steeds sterker, en jullie gaan steeds meer van elkaar houden.
Ik spreek in alle kerken vol trots over jullie. Want jullie houden het vol om te blijven geloven, ook al worden jullie vervolgd en ook al zijn jullie in moeilijkheden.

God heeft besloten dat jullie het waard zijn om bij zijn nieuwe wereld te horen. En jullie laten zien dat dat een juist besluit is. Want jullie houden vol, ook nu jullie moeten lijden voor zijn nieuwe wereld. (…)

Onze God heeft jullie uitgekozen. Ik bid dat jullie zullen leven op een manier die daarbij past. Ik vraag God om jullie sterk te maken met zijn kracht. Want dan zullen jullie alleen nog maar goede dingen willen doen, die passen bij het geloof. Dan zullen jullie onze Heer Jezus eren als hij komt, en hij zal jullie eren. Zo goed is Jezus Christus, die onze Heer en God is, voor ons.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Deze brief is van Paulus, Silvanus en Timoteüs
voor de christenen in Tessalonica,
die horen bij God onze Vader en de Heer Jezus Christus.
Ik wens jullie de goedheid en de vrede
van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus!

Broeders, we voelen ons verplicht
om telkens opnieuw God voor jullie te danken.
Niet zonder reden, want jullie geloof groeit krachtig,
en jullie liefde voor elkaar wordt steeds groter.

Daarom spreken we positief over jullie in de gemeenten van God,
want jullie geloof houdt stand
onder alle vervolging en verdrukking die jullie moeten verdragen.
Een bewijs dat het rechtvaardig oordeel van God
jullie waardig acht voor zijn koninkrijk, waarvoor jullie nu lijden. (…)

Daarom bidden we God telkens opnieuw,
dat Hij jullie roeping waardig maakt
en al jullie goede voornemens en elke daad van jullie geloof
met zijn macht helpt te realiseren.
Dan zal de naam van onze Heer Jezus in jullie geprezen worden
- en jullie in Hem -
door de goedheid van onze God en de Heer Jezus Christus.



Stilstaan bij …

Silvanus
(Latijn voor de Aramese naam ‘Silas’)
Deze man met profetische gaven behoorde tot de eerste christenen van Jeruzalem. Hij vergezelde Paulus op enkele van zijn reizen en wordt vaak vermeld in de brieven van Paulus.

Timoteüs
(= de godvruchtige)
Timoteüs was van Lystra. Zijn vader was Grieks. Zijn moeder Eunice en zijn grootmoeder Loïs waren joods. Hij werd als kind opgevoed als jood.
Op de eerste reis van Paulus was Eunice christen geworden. Ook haar zoon Timoteüs bekeerde zich tot het christendom voor veel getuigen (1 Timoteüs 6, 12).
Als Paulus bij zijn tweede reis weer in Lystra kwam, vroeg hij aan Timoteüs om zich bij hem aan te sluiten.
Paulus kon het heel goed vinden met hem. Hij werd een van zijn belangrijkste medewerkers. Later zou hij de leider van de kerk in Efeze geweest zijn.

Tessalonica
Tessalonica, (het tegenwoordige Tessaloniki), een belangrijke handelsstad, was de hoofdstad van de Romeinse provincie Macedonië in het noorden van Griekenland. In de tijd van Paulus woonden er zo’n 300 000 mensen.