Loading...
 

2 Timoteüs 1, 1-8

2 Vuur

(Morguefile free stock photo license)


…page…

2 Timoteüs 1, 1-8: Het vuur van de goedheid van God

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1897)

Ik ben een apostel van Jezus Christus. Dat is de wil van God. Hij heeft mij de opdracht gegeven om over zijn belofte te vertellen. Die belofte is dat iedereen die bij Jezus Christus hoort, eeuwig zal leven.
Timoteüs, ik houd van je alsof je mijn eigen kind bent.
Ik wens je toe dat God, onze Vader, en onze Heer Jezus Christus goed voor je zijn, van je houden en je vrede geven.

Ik dank God voor jou. Hij is de God die ik vereer met een zuiver hart, net zoals mijn voorouders dat deden. Ik noem je in al mijn gebeden, ik denk dag en nacht aan je.
Als ik denk aan het verdriet dat je had, dan wil ik graag weer bij je zijn. Wat zou dat me blij maken!
Ik denk vaak aan je zuivere geloof. Zo’n geloof hadden ook je grootmoeder Loïs en je moeder Eunike. En ik ben ervan overtuigd dat jij net zo’n zuiver geloof hebt als zij. God heeft je een bijzondere kracht gegeven toen ik mijn handen op je hoofd legde. Daarom zeg ik je: Gebruik die kracht goed. God heeft ons zijn Geest gegeven. Niet om bange mensen van ons te maken, maar moedige mensen, vol liefde en geduld.
Je moet je er niet voor schamen om over onze Heer te vertellen. En je moet je ook niet schamen voor mij. Ook al zit ik in de gevangenis omdat ik de Heer dien. Nee, je moet, net als ik, lijden voor het goede nieuws. God geeft je daarvoor de kracht.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Deze brief is van Paulus,
apostel van Christus Jezus door de wil van God,
volgens de belofte van het leven dat in Christus Jezus is,
aan Timoteüs, zijn geliefd kind.
Genade, barmhartigheid en vrede voor jou
vanwege God de Vader en onze Heer Christus Jezus!

Het is met dankbaarheid jegens God,
die ik, evenals mijn voorouders,
met een zuiver geweten tracht te dienen,
dat ik je naam noem in mijn gebeden,
zonder ophouden, dag en nacht.
Als ik denk aan je tranen, verlang ik vurig je weer te zien,
om weer helemaal gelukkig te zijn.
En je ongeveinsd geloof komt mij voor de geest,
dat geloof dat eerst uw grootmoeder Lois
en uw moeder Eunike bezielde
en nu ook leeft in jou, daarvan ben ik zeker.

Vergeet niet het vuur aan te wakkeren van de goedheid van God
die in jou is door het opleggen van mijn handen.
Want God schonk ons geen geest van vreesachtigheid,
maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid.
Schaam je dus niet om over Jezus te spreken.
Schaam je ook niet voor mij,
die omwille van Hem gevangen is.
Draag je deel in het lijden voor het evangelie,
met de kracht die God jou geeft.



Stilstaan bij …

Timoteüs
Timoteüs was afkomstig van Lystra. Zijn vader was Grieks. Zijn moeder Eunice en zijn grootmoeder Loïs waren joods. Hij werd als kind opgevoed als jood.
Op de eerste reis van Paulus was Eunice christen geworden. Ook haar zoon Timoteüs bekeerde zich tot het christendom voor veel getuigen (1 Timoteüs 6, 12).
Als Paulus bij zijn tweede reis weer in Lystra kwam, vroeg hij aan Timoteüs om zich bij hem aan te sluiten.
Paulus kon het heel goed vinden met Timoteüs.

Handoplegging
De handoplegging komt in het Nieuwe Testament voor bij het genezen van zieken en als een gebaar van zegen. Bij het doopsel is de handoplegging een deel van het ritueel bij het meedelen van de Geest.

Kracht, liefde en bezonnenheid
Deze deugden worden de apostolische deugden genoemd.

Evangelie
Hiermee wordt niet de geschreven tekst van het evangelie bedoeld, wel de Goede Boodschap dat God in Jezus een nieuw tijdperk begint, dat door de apostelen wordt verkondigd.






Suggestie

Jongeren

VERDIEPEN

De Geest die God schenkt

In de brief aan Timoteüs staat dat God ons geen geest gegeven heeft van vreesachtigheid
Bekijk uw omgeving
Wanneer en in welke omstandigheden zou je kunnen denken dat christenen een geest van vreesachtigheid hebben gekregen?

In die brief staat ook dat christenen een geest van kracht, liefde en bezonnenheid gekregen hebben.
Bedenk wat christenen te doen hebben of kunnen doen om die geest duidelijk te maken.