Loading...
 

5e zondag C - evangelie

Lucas 5, 1-11: Roeping van enkele vissers

Marcus 1, 14-20 // Matteüs 4, 12-23 // Lucas 5, 1-11



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1624-1625)

Op een keer stond Jezus bij het Meer van Gennesaret. Er stond een grote groep mensen dicht om hem heen. Die wilden allemaal de boodschap van God horen.
Toen zag Jezus twee boten liggen. De vissers stonden bij hun boten de netten schoon te maken. Jezus stapte in één van de boten, het was de boot van Simon. Jezus vroeg hem om een stukje het meer op te varen. En vanaf de boot sprak Jezus tegen alle mensen aan de kant.

Toen Jezus uitgesproken was, zei hij tegen Simon: ‘Vaar naar dieper water en gooi je netten uit. We gaan vissen.’ Simon antwoordde: ‘Meester, we hebben de hele nacht hard gewerkt en niets gevangen. Maar omdat u het zegt, zal ik het doen.’
Simon en zijn helpers gooiden de netten uit, en deze keer vingen ze een heleboel vis. De netten zaten zo vol dat ze begonnen te scheuren. De mannen riepen hun vrienden in de andere boot om te komen helpen. Die kwamen, en samen vulden ze de twee boten met vis. Er was zo veel vis, dat de boten begonnen te zinken.
Toen Simon Petrus dat zag, knielde hij voor Jezus en zei: ‘Heer, ga toch van me weg, want ik ben een slecht mens.’ Simon was namelijk erg geschrokken omdat ze zo veel vis gevangen hadden. Ook zijn helpers waren erg geschrokken. Net als zijn vrienden in de andere boot. Dat waren Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs.
Jezus zei tegen Simon: ‘Je hoeft niet bang te zijn. Vanaf nu zul je mensen vangen in plaats van vissen.’ Toen trokken de vissers de boten aan land. Ze lieten alles achter en gingen met Jezus mee.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Op een dag stond Jezus aan het meer van Gennesaret.
Heel wat mensen kwamen om Hem heen staan
om naar het woord van God te luisteren.
Toen zag Jezus twee boten bij het meer liggen.
De vissers waren eruit gestapt
en waren bezig de netten te spoelen.
Hij stapte in een van de boten van Simon en vroeg:
'Vaar een eindje van het land weg!
Dan kan Ik gemakkelijker tot de mensen spreken.'
Hij ging zitten en vanuit de boot gaf Hij les aan de mensen.
Toen Hij uitgesproken was, zei Hij tegen Simon:
'Vaar nu maar naar het diepe water
en werp daar jullie netten uit.'
Simon zei:
'Meester, we hebben eigenlijk al de hele nacht gewerkt,
zonder één visje te vangen.
Maar als Jij het zegt zal ik de netten uitwerpen.'
Dat deden ze en ze vingen zo veel vis
dat hun netten ervan scheurden.
Daarom wenkten ze hun vrienden in de andere boot:
'Kom, help ons.
We hebben ongelooflijk veel vis gevangen.'
Hun vrienden kwamen en ze vulden beide boten ze tot ze bijna zonken.

Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op z'n knieën voor Jezus.
Hij zei: 'Ga weg van me, Heer, ik ben een zondig mens.'
Want hij en allen die bij hem waren, kregen schrik,
omdat ze samen zoveel vissen gevangen hadden.
Dit gebeurde ook met Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeus,
die met Simon samenwerken.
Maar Jezus zei tegen Simon: 'Wees niet bang.
Voortaan zullen jullie mensen vangen.'
Ze brachten de boten aan land,
lieten alles achter en volgden Hem.



Stilstaan bij ...

Meer van Genezaret
Het Meer van Genesaret is een heel groot meer, ongeveer 150 km², dat in het Noord-Oosten van het huidige Israël ligt.
Dit meer kent nog andere namen: Meer van Galilea, Meer van Tiberias.

Vissers
Soms denkt men dat de vissers van Galilea simpele mensen waren. In werkelijkheid kenden ze hun wereld en dreven handel zowel in hun eigen land als ver daarbuiten. Ze visten meestal in familieverband, met soms enkele knechten als extra hulp. ’s Nachts gingen ze met hun boot het meer op en gooiden van daaruit netten in het water. Na een tijd trokken ze die netten, die dan vol vis zaten terug in de boot. ’s Morgens vroeg kwamen ze aan wal. Daar maakten ze de vis klaar voor verkoop. Overdag herstelden ze de netten en de boten. Ten minste zeven van Jezus' leerlingen waren vissers.

Meester
Titel die in het officiële jodendom gebruikt werd voor Schriftgeleerden die de Tora (wet) en de schriften bestudeerden. Zij trokken rond van het ene dorp naar het andere en legden de wet uit. Ze waren gewoonlijk omringd door een groep leerlingen, aan wie ze onderricht gaven. Van deze leerlingen werd verwacht dat ze later de leer van hun meester verder zouden uitdragen.

Simon Petrus
Toen Jezus leefde, was ‘Simon’ een veel voorkomende naam. Om hem van de andere ‘Simons’ te kunnen onderscheiden, gaf men hem een tweede naam. Misschien kreeg hij thuis al de naam ‘Petrus’. In dat geval gaf Jezus aan zijn naam een extra betekenis: ‘Petrus, de rots waarop ik mijn Kerk zal bouwen.’

Jakobus en Johannes
Dit waren twee zonen van Zebedeüs. Ze waren afkomstig van Betsaïda, aan de oever van het meer van Galilea. Ze waren vissers.
Jezus noemde ze ‘de zonen van de donder’, een mogelijke vertaling van ‘Boanerges’, maar een vertaling waarvan men voor de betekenis ervan in het duister tast.

Mensen vangen
Het werkwoord dat Lucas hier gebruikt is niet ‘vangen’, maar ‘levend vangen’.
Men kan dit vertalen als: ‘voortaan zul je mensen vangen zodat ze zouden leven’.
Het beeld van de visvangst wordt hier omgekeerd: een vis die je uit het water vist, moet sterven. De zwalpende mens (eenzaam, armoede, ellendig), die je uit de water (= bedreigend: men kan erin verdrinken – symbool voor het kwade) trekt in het bootje van de Kerk, wordt gered / krijgt nieuw leven.



Bij de tekst

Een wonderverhaal…

Lees meer



... én een roepingsverhaal

Lees meer



Merk op

Mozes, de herder,
werd bij een braambos geroepen
om het joodse volk naar het beloofde land te leiden.

Elisa, de landbouwer
werd opgeroepen
om als profeet de ‘akker van Israël’ te bewerken.

De leerlingen, vissers,
worden geroepen aan het meer
om mensen uit hun ellende te vissen.





Bijbel en kunst

P. P. RUBENS

De wonderbare visvangst(1619)

PPRubens De Wonderbare Visvangst Mechelen

(OLVrouw-over-de-Dijle, Mechelen)
Foto Wikipedia (middenpaneel van het drieluik)


Peter Paul Rubens schilderde de wonderbare visvangst als het centrale paneel van een drieluik dat de gilde van de visverkopers in Mechelen bij hem bestelde. Het hangt nog steeds op de plek waar in de 17e eeuw het altaar van de visverkopers stond.

De zijpanelen van dit drieluik stellen twee andere verhalen in de Bijbel voor over een wonderbare visvangst.

Links
Rechts
Petrus en de tempelbelasting ( Matteüs 17, 24-27)Tobias en de engel (Tobit 6, 1-12)
Petrus vangt een vis met in zijn bek een geldstuk waarmee hij de tempelbelasting kan betalen.Tobias vangt op aanwijzing van een engel een vis die Sara van haar demon zal bevrijden en zijn vader van zijn blindheid.






Icoon

De wonderbare visvangst

Apostles Fishers Of Men




Suggestie
Deze icoon beeldt de hele tekst uit die te lezen is bij Lucas (Lucas 5, 1-11).

Trek een pijl van de verschillende onderdelen van de tekst
naar het deel van de icoon die dat stuk tekst uitbeeldt.



O Op een dag stonden mensen aan de oever van het meer van Gennesaret, en vroegen Jezus om over het woord van God te spreken.

O Hij stapte in de boot van Simon en vroeg: ‘Vaar een eindje van het land weg.’

O Hij zei tegen Simon: 'Vaar naar het diepe water en gooi daar uw netten uit.' Simon antwoordde: 'Meester, we hebben al de hele nacht gewerkt en hebben niets gevangen, maar omdat U dat zegt, zal ik de netten opnieuw uitgooien.' Ze deden het en vingen zoveel vissen, dat hun netten dreigden te scheuren.

O Toen Simon Petrus dat zag knielde hij voor Jezus en zei: 'Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.'

O Jezus zei tot Simon: ‘Wees niet bevreesd, vanaf nu zul je mensen vangen.’




TIP
Maak eventueel gebruik van dit werkblad.





Suggesties

Kleine kinderen

VERDIEPEN

Gesprek

- Zijn er nu ook nog vrienden van Jezus?
- Natuurlijk! Kijk maar eens om je heen.
Je zult merken dat er veel mensen zijn die proberen te leven zoals Jezus.
Daarom zijn ze vrienden van Jezus.

- Ken jij vrienden van Jezus?
- Wat doen ze zo speciaal?
- Hoe is het om een vriend van Jezus te zijn? (Moeilijk? Gemakkelijk?)





BELEVEN

Activiteiten rond horen / luisteren

De kinderen maken het heel stil. Open het raam (of de deur). De kinderen beluisteren een poos aandachtig alle geluiden buiten. Daarna vertellen ze over wat ze gehoord hebben. Bijvoorbeeld:
. vogels die fluiten
. een auto die remt
. een overvliegend vliegtuig.
. spelende kinderen

Richt nadien de aandacht op geluiden in het lokaal. Bijvoorbeeld:
. ademen
. zuchten
. hoesten
. schuifelen met de voeten.
De kinderen vertellen wat ze gehoord hebben.

Vertel:
. Een mama zegt: 'Ik ben zo moe. Ik geraak niet door mijn werk.'
Cindy speelt verder;
Thijs gaat mama helpen;
Koen kijkt op en gaat naar buiten
Wie heeft moeder gehoord? / Wie heeft naar haar geluisterd?

. Tom heeft zijn kleurpotloden vergeten en weent.
Koen deelt zijn potloden met Tom;
Stijn en Lode kleuren verder
Wie heeft Tom gehoord? / Wie heeft naar hem geluisterd?

De kinderen denken na over de vraag: Naar wie luister ik?

'Luisteren' ze ook naar Jezus?
De kinderen merken op dat dit luisteren iets anders is dan horen.
Ze zeggen verwoorden wat dit verschil is.

Er zijn drie manieren van luisteren:
ofwel hoort men de boodschap niet
ofwel hoort men het wel, maar doet men niets
ofwel reageert men op de boodschap






DOEN

Tekenen

Suggestie 1
De kinderen tekenen een net vol vissen.


Suggestie 2
Vertel: Niet alleen Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes volgen Jezus. Na hen volgen nog acht mensen Jezus. Nu noemen we die mensen apostelen.
De kinderen tekenen Jezus en twaalf apostelen.


Suggestie 3
Zorg voor een net en een blauw papier/doek voor op de bodem. Alle kinderen tekenen een vis. Nadien mogen ze hun vis in het net hangen (= ze willen zich laten 'vangen' door de woorden van Jezus). Wie daar nog niet aan toe is, mag zijn vis op het blauwe papier van de bodem leggen.



Kleuren

Kleurplaat





Grote kinderen

VERDIEPEN

Gesprek

(na het voorlezen / vertellen van het evangelie)

Jezus roept vissers om Hem te volgen.
- Wat doen ze?
- Wat zou jij doen als Jezus je zou roepen?
- Petrus, Andreas, Matteüs, en nog negen anderen werden de vrienden van Jezus.

- Wie zijn je vrienden?
- Wat moet je doen om een echte vriend te zijn?
- Wat moet je doen om een vriend van Jezus te zijn?
- Moet je dan naar Jezus horen? of naar Hem luisteren?

- Zijn er nu ook nog vrienden van Jezus?
- Ken je vrienden van Jezus?
- Ken je mensen die ook vandaag Jezus willen volgen?
- Hoe kun je dat zien?

- Ben je ook een vriend van Jezus?
- Is het moeilijk of gemakkelijk om een vriend van Jezus te zijn?
- Als je Jezus wilt volgen, wat zou je dan doen?
(thuis, op school, sportclub, jeugdbeweging ...)



Mensen worden 'geroepen'...

(C. LETERME, Samuel WB 2009, nr 6)

Materiaal
Werkblad


Verloop
Vertel eerst over de roeping van enkele leerlingen van Jezus.
Sta er daarna bij stil dat ieder van ons ook geroepen wordt op verschillende terreinen.
Doe dit met behulp van het werkblad.
Sta daarna stil bij de 'roeping' van de kinderen zelf.





INLEVEN

Lege stoel 1

(Bibliodrama)
Vertel het evangelieverhaal.

In de kring staan twee 'lege' stoelen. Op de ene stoel 'zit' Jezus, op de andere Simon. (Plaats een kaartje met de naam Jezus op de ene stoel, en Simon op de andere stoel)
De kinderen kunnen Jezus en daarna Simon allerlei vragen stellen n.a.v. het verhaal dat daarnet voorgelezen of verteld werd.

Indien de kinderen deze werkvorm niet kennen, stel je zelf als voorbeeld een vraag in de richting van de stoel waarop Jezus 'zit'. Vraag dan aan de kinderen om te luisteren of ze Jezus die vraag horen beantwoorden. Daarna komen ze achter de stoel staan om het 'gehoorde' antwoord te formuleren. Bij de eerste keer, ga je zelf achter de stoel staan en formuleer je jouw eigen antwoord. Daarna vraag je of de kinderen soms nog een ander antwoord hoorden (Dus niet: of ze een ander antwoord 'denken')
De volgende vragen dienen als voorbeeld. Gebruik ze als eerste vraag, of als reserve voor het geval de kinderen te oppervlakkige vragen beginnen te stellen of geen inspiratie meer hebben. Bijvoorbeeld:
- Jezus, waarom heb jij Simon uitgekozen?
- Jezus, zou jij Simon ook kiezen als hij geen visser was?
- Simon, vond je het erg om zomaar je boot achter te laten?
- Simon, zou je voor iemand anders ook je boot achterlaten?
- Simon, waarom wil je een vriend van Jezus worden?

Bespreek nadien de ervaringen van de kinderen bij dit spel.

Lees Lucas 5, 1-11 voor om af te sluiten.

Merk op dat Jezus niet vraagt: 'Andreas, wat kun jij goed?'
Hij vraagt ook niet dat iemand iets speciaals moet kunnen om Hem te volgen.
Al zijn vrienden zijn verschillend. Hij stelt geen voorwaarden.
Ook vandaag mag iedereen vriend van Jezus zijn.
Men hoeft niet in iets de beste te zijn.
Men mag voor Jezus zijn wie men is.




Lege stoel 2

(Bibliodrama)
Vooraf
Zet vier stoelen klaar. Op elk van die stoel leg je een kaartje met daarop de naam van de figuur die op de stoel 'zit': JEZUS, SIMON, JAKOBUS en JOHANNES, MENSEN.


Verloop
Vertel eerst het verhaal uit het evangelie. Stel nadien de volgende vragen:
. Vraag voor Jezus:
- Wat wil je zeggen met: 'Ik zal jullie vissers van mensen maken.

. Vraag voor Simon:
- 'Waarom liet je je netten in de steek?'

. Vraag voor Jakobus en Johannes:
- Waarom besloten jullie om Jezus te volgen?

. Vraag voor de mensen:
- Waarom lopen jullie Jezus achterna?

De kinderen beantwoorden de vragen door achter de lege stoel te staan die bij de figuur hoort aan wie de vraag gesteld wordt.
Geef nadien de kinderen de kans om te verwoorden wat ze hierbij ervaren/gevoeld hebben.

Lees daarna het evangelie voor zoals volwassenen dat in de kerk beluisteren. (Het is nl. belangrijk dat de kinderen door hebben dat de 'bijbel' een belangrijk boek is voor volwassenen, en geen alternatief sprookjesboek. De Bijbel is wel niet altijd heel gemakkelijk geschreven, het is trouwens een oud boek uit een andere cultuur. Daarom schreven mensen het eenvoudiger en illustreerden ze het mooi, zodat kinderen er nu reeds wat aan kunnen hebben.)



'Foto'

(Bibliodrama)
Zoek samen met de kinderen naar het belangrijkste moment van het verhaal. Dit beelden ze statisch uit. Zorg ervoor om er iedereen bij te betrekken.
Hiervoor kun je extra personages in het leven roepen als:
. vissers die net aanmeren
. spelende kinderen
. moeders die vis komen kopen
. buren die de vangst bespreken
. mensen die voorbij lopen, omdat ze zich beter voelen dan de vissers
. vrienden van de vissers
. ...

Bespreek bij elk personage hoe die bij het gebeuren betrokken is. Als kinderen zich daarin herkennen, mogen ze die rol innemen. Bij deze activiteit is het belangrijk om een variatie houdingen aan te bieden: belangstellend, ongeïnteresseerd, afwijzend, instemmend ...
Wanneer het gekozen moment in beeld is gezet, 'bevriezen' de kinderen heel even de uitgezochte houding.


Belangrijk
De voorbereiding van deze 'foto' is belangrijker dan de 'foto' zelf.



Inleefactiviteit

Stel je voor ....
... je bent één van de mensen
die naar Jezus gaan om naar Hem te luisteren.
- Waarom zou je dat doen?

... Je bent Jezus en je zegt tegen Petrus:
'Voortaan zul je mensen vangen.'
- Wat wil je daarmee zeggen?

... Je bent Petrus
- Waarom besloot je om Jezus te volgen?





VERTELLEN

Uit het dagboek van Petrus de visser

"Vandaag ben ik dus gestopt met te vissen!
Gelukkig maar, want ik ving toch nooit erg veel!
Ik ben natuurlijk niet zomaar achter die Jezus gaan lopen.
Ik had al veel van Hem gehoord.
Volgens mij krijgt hij in ons land nog heel wat te vertellen.
Het lijkt me verstandig een beetje bij Hem in de buurt te blijven.

Wat mijn schoonmoeder betreft, die is weer helemaal beter!
Ze zorgt en is weer druk in de weer.
Echt iets voor vrouwen, om alsmaar voor anderen te zorgen.
Daar zou ik ziek van worden.
Om te onthouden:
toch eens aan die Jezus vragen wat hij bedoelt
met 'visser van mensen worden'.
Mijn broer Andreas zegt:
'Dat betekent dat wij mensen moeten redden
uit het water van de dood, uit zeeën van ellende.'
Die kan het mooi vertellen,
maar ik heb niet zo'n zin in al dat zorgen.
Ik ben mijn schoonmoeder niet!"

Petrus



Uit het dagboek van Petrus, die vroeger Simon werd genoemd

Vandaag maakte ik iets vreemds mee.
Ik was met mijn broer de netten aan het uitgooien.
Toen riep Jezus van Nazaret iets tegen ons.
Ik verstond Hem eerst niet goed.
Toen hoorde ik dat Hij zei:
‘Kom met me mee, ik zal maken
dat je vissers van mensen wordt.’
Ik wist niet wat Hij wilde zeggen
met die 'vissers van mensen'.
Ik heb het dan maar aan mijn broer gevraagd.
Die moest ook even nadenken en zei toen:
‘Mensen kun je vergelijken met vissen.
Zoals vissen zwemmen in het water,
zo kunnen mensen in zeeën van ellende leven.
En dan zouden we die mensen
uit hun ellende moeten vissen.
En dat kunnen we doen,
wanneer we de goede boodschap brengen.’

Petrus





BELUISTEREN

Er loopt een man die helpers zoekt

Klik hier voor een lied over Jezus die zijn leerlingen roept.





EXTRA

Klik hier voor suggesties als je wilt stilstaan bij wat een roepingsverhaal is.





Jongeren

MEDITEREN / BIDDEN

Diepe waters

(Luc Beeldens, Pastorale Eenheid Heilige Damiaan – Hoboken-Berchem-Kiel-Wilrijk)

Diep water,
het is er gevaarlijk.
Het is een plek waar je beter niet terecht komt.
Jezus zegt: “Vaar naar dieper water en gooi je netten uit”.

Ondanks het risico en de twijfel
gaat Petrus in op Jezus’ vraag.
Ze vangen veel vis.

In diepe waters,
waarin mensen dreigen ten onder te gaan,
waarin mensen moeite hebben
het hoofd boven water te houden,
daarin wil Jezus aanwezig zijn.

Eeuwige God,
geef ons het vertrouwen van Petrus
om te geloven op Jezus’ woord.
Spoor ons aan om mensen op te vissen
die in diepe,
woelige waters verzeild geraakt zijn.
Amen.





Overwegingen

Paul Kevers

Mensen vangen! Hoezo?

(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2004 nr. 5, p. 12)

Heb je al eens vissers bezig gezien. Of ben je misschien zelf al eens gaan vissen? Dan weet je waarschijnlijk dat je dikwijls niets vangt, en dat je veel geduld moet hebben... De eerste leerlingen van Jezus waren vissers. Hoe zij leerling van Jezus werden, vertelt Lucas in zijn evangelie in een bijzonder verhaal. Jezus spreekt het volk toe aan de oever van het meer. Omdat er zoveel volk is, vraagt Jezus aan visser Simon of Hij de mensen vanuit zijn boot mag toespreken. Jezus begint dus met aan Simon een dienst te vragen.
Daarna zegt Hij tegen Simon: 'Vaar nu naar diep water en werp daar de netten uit!' 'We hebben de hele nacht niets gevangen,' antwoordt Simon, 'maar als U het zegt, zal ik het doen.' Vreemd, vind je niet, dat een beroepsvisser zich zomaar laat zeggen wat Hij moet doen door iemand die geen visser is? Maar, o wonder: ze vangen volop vis. Een andere boot moet komen helpen. Simon is helemaal ontdaan, hij vermoedt dat hier iets bijzonders aan de hand is, iets dat van God komt. 'Ik ben een zondig mens...' stamelt hij. 'Niet bang zijn,' zegt Jezus, 'voortaan zul je mensen vangen.' Dat moeten we goed verstaan. Letterlijk staat er: 'mensen opvissen' (uit het bedreigende water, waarin je verdringt), 'mensen redden.' Simon en zijn vrienden worden door Jezus opgeroepen tot een nieuwe taak. Ze laten alles achter en volgen Hem!





Frans Mistiaen s.j.

Gooi opnieuw de netten uit

Jezus komt regelmatig langs,
aan de oever van het meer van ons leven.
En daar zijn mensen die aandringen om een woord van God te horen.
Eigenlijk zijn er heel velen die - juist zoals ik -
diep in het hart aandringen, verlangend uitzien
naar een woord van bemoediging en troost,
naar een woord van iemand die zegt: "Doe voort! Het is het goed!",
naar een woord van vertrouwen, van vrede,
van vergeving en van hoop... naar een woord van God dus.

Maar aan datzelfde meer van het leven
zitten er ook vissers die uit hun boot zijn gestapt.
Zij hebben niets gevangen en zij spoelen ontgoocheld hun netten.
Soms voel ik mij eerder een beetje tussen hen zitten.
Want allemaal varen wij toch regelmatig uit
voor één of andere grote vangst.
Allemaal hopen wij, op een belangrijke domein van ons leven,
toch wel een overwinning te behalen.
Maar soms krijgen wij dan wel de indruk
terug te komen met heel lege netten, met een grote ontgoocheling.
Dat is nog niet erg als wij erop uit zijn
het later - op een ander domein of op een andere manier -
opnieuw te proberen.
Het wordt alleen erg als wij zouden gaan doen zoals die vissers:
uit onze boot stappen, erbij gaan zitten
en moedeloos altijd maar in onze gedachten
onze nederlagen heen en weer draaien en keren,
om er uiteindelijk toch alleen maar lege mislukkingen te vinden.
Als wij blijven piekeren over onze tegenslagen en ontgoochelingen,
dan geraken wij in onze lege netten hopeloos verstrikt.
Dan zijn wij zodanig met onszelf bezig, dat wij het belangrijke,
dat nochtans heel nabij gebeurt, zelfs niet meer merken,
zoals die vissers die hun netten blijven spoelen,
ook als Jezus het volk begint toe te spreken
een weinig verder aan de oever van hun meer.

Maar de Heer komt ook langs bij die vissers met hun dodelijke netten.
Hij komt ons ontmoeten en nodigt ook ons weer uit,
te midden van onze ontgoochelingen.
Wij hebben misschien gemerkt dat Jezus in het verhaal
drie vragen stelt, drie uitnodigingen formuleert.
De Heer vraagt ons inderdaad veel, maar nooit alles ineens.
‘t Is een fijne psycholoog. Hij doet het meestal heel geleidelijk aan.

Eerst vraagt Hij ons een eindje van wal te steken.
Dat lijkt een kleine, maar is in feite al een heel belangrijke beslissing:
die eerste stap om de veilige oever te verlaten
van onze gevestigde zekerheden
en ons weer te wagen op een wankele boot,
naar het wat onbekende.
Weer eens positief durven ingaan op een kleine vraag
van iemand die ons onverwachts uitnodigt
ergens een handje toe te steken.
Het is de eerste beweging van op te staan uit de netten
van onze zelfinteresse, van ons eigenbelang en van onze ontmoediging.
Een kleine stap, maar die ons ver kan brengen.

Onmiddellijk daarna spreekt Jezus echter voort...
tot het volk, tot de anderen.
Hebt gij het ook al meegemaakt
dat de Heer u eerst iets vraagt, waarop gij dan ja zegt,
maar dat gij onmiddellijk daarna de indruk krijgt
dat Hij Zich vooral met anderen bezig houdt
en u wat lijkt te vergeten?
Die indruk is verkeerd.
De Heer komt weldra terug, maar nu met Zijn tweede vraag,
met een veel belangrijkere opdracht.
"Vaar naar het diepe!..., het diepe in uzelf,
het diepe in de anderen, het diepe in de wereld.
Blijf nu eens niet bij de oppervlakkige dingen steken,
maar durf weer op zoek gaan naar het diepere verlangen in uw leven.
En gooi uw netten uit!
Durf u weer geven, niet angstvallig of terughoudend,
maar met een ruim gebaar, gul en royaal."

Natuurlijk willen wij dat eerst niet!
Natuurlijk hebben wij eerst heel wat opwerpingen:
"Wíj zijn toch ervaren vissers,
wij kennen het leven nu toch al!
En wij, wij hebben een hele, lange nacht gezwoegd!
Wat komt Gij, Jezus - een timmermanszoon dan nog -
aan ons, vissers, de stiel leren?”
Zou de Heer ons vandaag nog wel iets kunnen bijbrengen
over de kunst van het echte leven?...
Misschien meer dan wij vermoeden.
Petrus herpakt zich vlug en zegt:
"Heer, omdat Gij het vraagt,
zal ik de netten opnieuw uitgooien."

“En toen vingen zij een massa vissen, hun boten boordevol”
zegt het evangelie
Dat is een beeld om iets te zeggen over de wonderbare ervaring
die Petrus toen heeft meegemaakt, daar op het meer,
met Jezus in zijn “levensboot”.
Het moet iets heel aangrijpends geweest zijn.
Daar is blijkbaar een vriendschap gegroeid,
een gevoel van diepe verbondenheid,
van innig vertrouwen en van geluk,
van medeverantwoordelijkheid en van hoop.
Petrus werd er Jezus’ vriend, vriend voor het leven!
En zijn kameraden ook.
Een heerlijke ervaring, een goddelijke ontmoeting,
overstelpend, overweldigend.
Ja, hoe druk je zo'n ervaring uit?
Vermits het vissers waren
vertelden zij het met visserswoorden, in hun visserstaal:
ze verhaalden dus over hun "wonderbare visvangst".

Wat doen wij als wij zo'n heerlijke ervaring meemaken
van geluk, vriendschap, verbondenheid en vertrouwen?
Dan hebben wij twee reacties
en ze staan allebei in het verhaal beschreven.
"Toen wenkten zij hun maten in de andere boot,
om hen bij het vangen te komen helpen."
Als wij iets heerlijks hebben beleefd,
dan voelen wij de nood om dat in vertrouwen
te vertellen aan iemand anders.
Wij kunnen dat overgrote geluk niet alleen aan.
En als dit dan ook nog een echte vriend of luisterende vriendin is,
dan wordt ook die andere blij met ons geluk.
Het is dan alsof de vreugde overloopt van het ene hart in het andere.
"Toen vulden zij de beide boten, boordevol."
En de tweede reactie is die van schroom en heilige verbijstering.
Bij zo'n ervaring voelen wij ons klein. Heel dankbaar, maar ook klein.
"Ga weg van mij, Heer, want ik voel mij maar
een kleine en zondige mens!"
Wij voelen heel duidelijk aan
dat wij zulk een vriendschap niet zelf hebben veroverd,
maar dat zij ons wordt gegund en geschonken.
Hierbij past alleen grote bescheidenheid,
dankbaarheid en heilige schroom.
"Zo ging het ook met allen die met Simon-Petrus samenwerkten..."
dus met u en met mij.

Maar dan komt Jezus met Zijn derde vraag,
met Zijn belangrijkste opdracht
aan Petrus en aan zijn vrienden, en aan ons dus:
"Wees niet bevreesd! Voortaan zult gij erop uit zijn
mensen tot leven samen te brengen."
Dit is de taak van elke christen, van elke volgeling van Jezus:
mensen die verloren dreigen te gaan
of die aan de rand gesukkeld zijn,
redden, samenbrengen tot leven.
Waar wij ook komen of werken,
met de talenten en de mogelijkheden die wij slechts hebben,
niet bevreesd zijn mensen tot nieuw leven te wekken.
En dat doen wij al.
Iedere keer als wij een kleinere of zwakkere niet alleen laten zitten,
maar hem of haar een kans geven erbij te horen.
Iedere keer als wij erop uit zijn
- in ons gezin, op ons werk, in ons engagement -
door een klein bemoedigend woord
anderen te redden van al het pessimisme
die hen dreigt te overspoelen en naar beneden te trekken.

Mensen, dit is een verhaal voor ieder van ons.
Met wat wij de laatste tijd weer hebben ervaren
kan ieder van ons zich wel ergens in dit verhaal heel goed herkennen.
Misschien voelen sommigen zich eerder thuis
bij het begin, bij diegenen die in de grond van hun hart
verlangend uitzien om een woord van God te horen,
of anderen bij die vissers, die ontgoocheld uit hun boot zijn gestapt
en hun netten maar blijven spoelen.
Misschien hebben wij de laatste dagen een zachte uitnodiging gehoord
om weer een eindje van wal te steken,
of werden wij getroffen door de opdracht: "Vaar nu naar het diepe!"
Misschien ervaren wij ons de laatste tijd eerder
midden op het meer met Jezus in onze boot, dankbaar en schroomvol,
of nodigt de Heer ons juist nu uit niet bevreesd te zijn
mensen die dreigen te zinken tot leven samen te brengen.

Hij vraagt ons in ieder geval
die dodelijke netten van het eigenbelang,
waarin wij dreigen verstrikt te geraken, opnieuw open te gooien
en Hem edelmoedig te volgen om een nieuwe taak op ons te nemen:

"Gooi opnieuw uw netten uit om mensen tot echt leven te wekken … vandaag!"





Marc Gallant, trappist (Orval)

Jezus roept (2013)

Vooraleer zijn leerlingen alles achterlieten om Hem te volgen, moest Jezus herhaaldelijk zijn leerlingen roepen en nog eens roepen. Hij roept ze als zij nog luisteren naar Johannes de Doper: ze komen en ze zien (Johannes 1, 39). Hij roept ze als ze hun netten herstellen, en hun netten verlaten (Marcus 1, 18). Hij roept ze nog als Hij de berg bestijgt en er twaalf uitkiest om met Hem te zijn (Marcus 3, 13). En hier nu roept Hij ze na een onvergetelijke visvangst. Deze keer verlaten ze alles om Hem te volgen. Met ons gaat het ook zo. Ook voor ons moet Jezus zijn oproep herhalen, ons aan onze zending herinneren. Hij roept ons, wij zijn ervan onder de indruk, wij volgen Hem met een voetje, maar wij houden ons ander voetje bij. Je moet toch voorzichtig zijn en niet te hard van stapel lopen!

Daarom roept de Heer ons iedere dag, zoals Vader Benedictus het ons in zijn Regel zegt. Het is wel nodig. Wij hebben ook zoveel te doen op een dag. Daarom roept de Heer ons in ons dagelijks leven, in onze gewone bezigheden. Simon en zijn mannen zijn hun visnetten aan het spoelen. Jezus kijkt niet naar het geschikte ogenblik. Het is niet het beste moment om iemand aan te spreken als hij met vieze handen, half nat en met de voeten in het water, netten aan het spoelen is. Jezus neemt ons soms op het onverwacht. Als we toch naar Hem luisteren, dan kan het de visvangst van ons leven worden, een gebeurtenis die heel ons leven verandert, zoals het met Simon Petrus is gebeurd.

Simon Petrus was leerling geworden van Jezus, en hij ging verder met zijn beroep van visser. In Jezus’ tijd moest men, om leerling te zijn van een rabbi, verplicht een ambacht uitoefenen. Zo moet Paulus van Tarsus, een jongen van goede afkomst, want hij kan zich bijbelstudies veroorloven bij de beroemde Gamaliël te Jeruzalem, een ambacht leren om bijbelleerling te kunnen zijn, en hij wordt tentenwever. Het volstaat immers niet te luisteren naar Gods Woord, je moet het Woord ook in de praktijk overbrengen. Wat de leerling hoorde bij zijn meester, dat trachtte hij waar te maken in het dagelijkse leven, en niets is zo efficiënt als de handenarbeid om wat je gehoord hebt in je diepste zelf te laten bezinken. De rabbi was immers geen verkoper van theorieën, maar een meester van levenskunst. Meester en leerling deden soms samen hetzelfde werk. Zo gaat Jezus ook mee op visvangst, want er moet voorzien worden in het levensonderhoud van de apostelengroep. En als Petrus de belastingen moet betalen voor Jezus en voor zichzelf, dan gaat hij ook nog wel vlug eens een visje vangen (Matteüs 17, 27).

Petrus vindt het dus normaal zijn boot ter beschikking te stellen als Jezus moet spreken tot een grote menigte die zich vergaderd heeft op het strand. Jezus spreekt ons toe uit het bootje van Petrus. Dat spreken vanuit het bootje heeft een dubbele betekenis. Het woord van Jezus komt tot de mensen vanuit het bootje waarmee Petrus zijn brood verdient, vanuit zijn werkgelegenheid. Men is niet apostel naast zijn dagtaak. Het is vanuit ons dagelijks bootje dat God zich tot de mensen kan richten.

Vanaf de eerste christenheid is het bootje van Petrus ook beschouwd als symbool van de Kerk. De Kerk, een bootje in de storm, waar Jezus toch aanwezig is, zelfs al slaapt Hij (Matteüs 8, 24). De Kerk, het bootje waaruit Jezus de wereld toespreekt. De Kerk, het bootje waar Jezus Petrus weer in optrekt als deze, bij gebrek aan geloof, in de zee begint te zinken (Matteüs 14, 30-31). De Kerk, het bootje ook waar Jezus erkend wordt als de Zoon Gods (Matteüs 13, 32).





Mensen vangen (2016)

Lucas herwerkt de gegevens die hij vond bij Marcus. Marcus brengt een eenvoudig verhaal. Jezus roept vissers om hem te volgen: 'Kom met mij en ik zal van u mensenvissers maken. Onmiddellijk lieten ze hun netten en volgden hem' (Marcus 1, 17-18). Dat mensenvissen dat erop volgt is verrassend, want 'de hele stad stond aan de deur' (Marcus 1, 33).

Lucas herschrijft dat verhaal, nu met Simon Petrus op de voorgrond. Daarin distantieert hij zich van Marcus. Volgens Irenaeus, een leerling van St. Polycarpus, zelf leerling van Johannes, heeft Marcus in zijn evangelie de prediking van Petrus te Rome opgeschreven. En juist nergens in dit evangelie, wordt Petrus op de voorgrond gesteld, integendeel. Men kan er als een teken zien van de discretie van Petrus. Zo bijvoorbeeld lezen wij bij Marcus: 'Jezus vroeg zijn leerlingen een bootje voor Hem gereed te houden vanwege de menigte, om niet onder de voet gelopen te worden' (Marcus 3, 9). Lucas echter preciseert: 'Jezus stapte in een van die boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van het land af te varen. Hij ging zitten en vanuit de boot gaf Hij de mensen onderricht' (Lucas 5, 3). We kunnen ons dat tafereel inbeelden. Het strand is er licht hellend en de mensen kunnen er in stijgende rijen gaan zitten. Traditioneel is het bootje van Petrus het beeld van de Kerk. Jezus spreekt tot ons van uit dit bootje.

Jezus zei tegen Simon zijn netten uit te werpen. Simon deed dat in geloof. Hij, de ervaren visser, schikt zich in vertrouwen naar de aanwijzingen van een timmerman van Nazaret: "Meester, de hele nacht hebben we ons al afgetobd zonder iets te vangen. Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen" (v. 5). Het vertrouwen dat hij in Jezus stelt, resulteert in een wonderbare visvangst, zodat dat Petrus op de knieën valt en zich, met de woorden van Jesaja als zondaar erkent tegenover Jezus, zoals tegenover God (vgl. Jesaja 6,5-6).

Het verhaal van de wonderbare visvangst met het bootje van Petrus is een meer dan een wonderlijke visserservaring van de apostelen. Het wordt bij Lucas een parabel, een allegorische voorstelling die ons iets anders bijbrengt. Bij het einde van het verhaal reikt Jezus er ons de sleutel van aan: 'Wees niet bang. Voortaan zul je mensen vangen' (Lucas 5, 10). Dat bootje met zijn vissers, mensen zoals jij en ik, betekent de Kerk, gewild door God als middel om al de mensen naar zich toe te trekken. De eeuwen door, blijft Christus in het bootje van Simon om de menigte te onderwijzen. Daartoe moet het bootje een beetje afstand houden van de kust (v.3). De Kerk moet een juiste afstand houden van de courante ideeën, de voorbijgaande modes, om aandacht te schenken aan de gezonde leer, zoals Paulus het nog zal herhalen (vgl. 2 Timoteüs 4, 3).

De passagiers van het bootje zijn nu de opvolgers van de apostelen en allen die zich inzetten voor de komst van het rijk van God. Hun inspanningen blijven vruchteloos zolang zij houden op eigen initiatief: 'we hebben de hele nacht gezwoegd en niets gevangen'. Als ze echter ingaan op de oproep van Christus: 'Meester, op uw woord zal ik de netten uitwerpen', worden hun inspanningen beloond boven alle verwachting in. Voor de vruchtbaarheid van zijn zending heeft Jezus, de meester zelf, naar zijn Vader verwezen: 'Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die mij gezonden heeft hem tot mij trekt' (Johannes 6,44). Hij wijst er ons op dat we alles van de Vader te verwachten hebben. Het resultaat van alles wat we ondernemen zal dus evenmin van ons afhangen, maar van ons vertrouwen in God. En zijn vertrouwen in ons geeft ons alle initiatief!