Loading...
 

7e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 2, 1-12: Jezus geneest een verlamde man

Marcus 2, 1-12 // Matteüs 9, 1-8 // Lucas 5, 17-26



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1581)

Een tijdje later kwam Jezus terug in Kafarnaüm. Toen de mensen hoorden dat hij er weer was, kwamen ze allemaal naar zijn huis. Zelfs buiten voor de deur was er geen plaats meer. Jezus vertelde de mensen over God.
Toen kwamen er nog vier mensen aan. Ze droegen een man die niet kon lopen. Maar door de drukte konden ze hem niet bij Jezus brengen. Daarom maakten ze een gat in het dak, precies boven Jezus. Ze lieten hun zieke vriend op zijn draagbed naar beneden zakken.
Jezus zag dat die mensen in hem geloofden. Daarom zei hij tegen de man die niet kon lopen: ‘Ik vergeef je alles wat je verkeerd gedaan hebt.’

Er zaten een paar wetsleraren tussen de mensen. Die dachten bij zichzelf: Zoiets mag hij helemaal niet zeggen! Hij beledigt God. Alleen God kan de zonden van mensen vergeven! Maar Jezus wist wat ze dachten. Daarom zei hij tegen hen: ‘Het is anders dan jullie denken. Het lijkt makkelijk om tegen iemand die niet kan lopen, te zeggen: ‘Ik vergeef je alles wat je verkeerd gedaan hebt.’ Het lijkt veel moeilijker om tegen hem te zeggen: ‘Sta op, pak je draagbed op, en ga lopen.’ Maar ik ben de Mensenzoon. God heeft mij de macht gegeven om te vergeven. Dat zal ik jullie laten zien.’
Toen zei Jezus tegen de man die niet kon lopen: ‘Sta op, pak je draagbed op, en loop naar huis.’ Meteen stond de man op. Hij pakte zijn bed op en liep weg.
Iedereen had gezien wat er gebeurd was. De mensen waren diep onder de indruk. Ze dankten God en zeiden: ‘Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt!’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen Jezus een paar dagen later weer in Kafarnaüm was,
hoorde men dat Hij thuis was.
Er kwamen zoveel mensen naar Hem toe
dat ze zelfs niet meer bij de deur konden komen.
Vier mannen kwamen hun verlamde vriend bij Hem brengen.
Omdat ze door de vele mensen niet bij Jezus konden geraken,
droegen ze hem voorzichtig langs de buitentrap naar omhoog.
Daar maakten ze een gat in het dak, vlak boven het hoofd van Jezus.
Langzaam lieten ze hun vriend naar beneden zakken.
Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde man:
‘Vriend, je zonden worden je vergeven.’
Nu zaten daar een paar Schriftgeleerden die zeiden:
‘Hoe kan die Jezus nu zoiets zeggen?
Wie anders dan God kan zonden vergeven?’
Jezus hoorde hen en vroeg: ‘Wat hebben jullie daar eigenlijk tegen?
Wat is eenvoudiger? Tegen de verlamde te zeggen:
Je zonden worden vergeven”,
of te zeggen: “Sta op, pak je bed op en loop?”
Dan zei Hij tegen de verlamde man:
‘Sta op, pak je bed op en ga naar huis.’
En de man stond op, nam zijn bed
en ging weg voor het oog van iedereen.
De mensen die dit zagen, waren verbaasd en loofden God.
‘Zoiets hebben we nog nooit gezien’, zeiden ze.



Stilstaan bij …

Kafarnaüm
(= dorp van Nahum, of dorp van troost)
Toen Jezus leefde werd dit stadje aan de noordwestkust van het meer van Galilea, vooral bewoond door vissers. Het was een tussenstation op de Via Maris, de handelsroute die Damascus met de Middellandse Zee en Egypte verbond. Hier konden kooplieden met hun kamelen overnachten en proviand inslaan. Kafarnaüm was één van de grensplaatsen waar kooplui tol moesten betalen aan de Romeinse bezetter, en waar ook een Romeins garnizoen gelegerd was.
Het was de woonplaats van Jezus en verschillende van zijn leerlingen: de broers Simon Petrus en Andreas, de broers Jacobus en Johannes.

Verlamd
Toen Jezus leefde, dachten de mensen dat een ziekte of een handicap een straf was van God. Men dacht dat men ziek of gehandicapt werd omdat de persoon zelf of de ouders ervan iets verkeerd hadden gedaan. Omdat ziek-zijn toen zoveel betekende als zondaar-zijn, werden die mensen uit de maatschappij gesloten.

Dragen
Uiting van aandacht, bezorgdheid van mensen voor hen die geen bewegingsmogelijkheid meer hebben. Tegelijk zeggen de ‘dragers’ in deze tekst dat ze zich niet neerleggen bij de gangbare opvattingen over zieken en mensen met een handicap, dat ze er zich niet door laten 'verlammen'.

Menigte
De menigte verspert de weg van de verlamde, net zoals ze in het dagelijks leven gewoon is hem terzijde te laten, hem niet te laten meetellen.

Bed
Als Marcus schrijft over een bed, dan heeft hij het niet over een meubel waarop een matras ligt, maar over een slaapmat van riet, wol of dierenhuiden, waar de mensen toen op sliepen. Elke avond rolden ze die mat uit op de grond. Elke morgen werd die terug opgerold en opzij gelegd.

Dakbedekking
De huizen hadden in het Midden-Oosten een trap aan de buitenzijde, langs waar men het platte dak kon bereiken, dat met balken, twijgen en leem was dichtgemaakt. Men kon dus gemakkelijk op het dak komen en er relatief vlot de bedekking weghalen, zoals de vrienden van de verlamde deden.
Zo'n plat dak functioneerde als een extra ruimte van het huis: men kon er 's avonds gaan zitten of slapen wanneer het buiten al wat koeler was.

Vertrouwen / geloof
Merk op dat de drijfveer voor het handelen van Jezus niet het geloof / vertrouwen van de verlamde man was, maar dat van zijn vrienden.

Mensenzoon
In het evangelie volgens Marcus noemt Jezus zich hier voor het eerst de ‘Mensenzoon’. In de taal die Jezus sprak, betekent dat gewoon ‘mens’, een ‘zoon van mensen’. Een titel die Marcus vaak gebruikt voor Jezus.
Maar in het boek Daniël 7, 13 staat dat de Mensenzoon iemand is die op wolken uit de hemel komt en lijkt op een mens. Volgens die profeet wordt de ‘Mensenzoon’ koning van de wereld.

Schriftgeleerden
Schriftgeleerden waren vooraanstaande leraars in de tijd dat Jezus leefde. Ze bestudeerden de Wet en waren de geestelijke leiders van het volk. Toen ze hoorden dat Jezus zei dat de zonden van de verlamde man vergeven waren, vonden ze dat Jezus zich een bevoegdheid toeeïgende die alleen God toekomt: alleen God kan vergeven. En alleen priesters konden in de tempel de handelingen uitvoeren die daarbij hoorden.

Je zonden zijn je vergeven
God wil geluk voor iedereen. Dàt is het grote wonder. Al het andere is hieraan ondergeschikt, dus ook de wondere genezing.

Opstaan
'Opstaan' doet denken aan ‘opstanding’, ‘verrijzenis’: voluit leven, er weer bij zijn. Het tegengestelde van ‘Sta op’ is: ‘Blijf bij de pakken zitten.’
Christenen ervaren het ‘doen opstaan’ van anderen als een manier om de opstanding / verrijzenis van Christus in het dagelijks leven te realiseren.





Bij de tekst

Als je dit verhaal aan kinderen vertelt ...

... hou er dan rekening mee dat het woord ‘zonde’ een moeilijk begrip is voor hen.



Spreken met beelden

Verlamd zijn
In de Bijbel is ‘verlamd zijn’ een beeldende manier om te zeggen dat iemand door een situatie verlamd is. Zo wordt ‘verlamdheid’ het beeld van angst, moedeloosheid, wanhoop, frustratie. gebracht. Mensen die berusten en afwachten, zijn als verlamd: ze komen niet los uit hun onmacht.
Zo'n lamgeslagen mensen worden door Jezus weer op de been gebracht.


Gedragen worden
Uiting van de aandacht, bezorgdheid van mensen voor wie geen bewegingsmogelijkheid heeft.
Maar het kan ook een beeld zijn voor: afhankelijkheid, ondergeschiktheid (men ligt altijd lager dan de ander)



Wortel in het Oude Testament

"De geest van JHWH mijn Heer rust op mij,
JHWH heeft mij immers gezalfd.
Hij heeft mij gezonden om de armen
de blijde boodschap te brengen,
om te ongelukkigen te helpen,
om de gevangenen hun verlossing aan te kondigen.
"
(Jesaja 61, 1)



Wie is Jezus?

In deze tekst krijg je een zicht op Jezus vanuit verschillende hoeken:

Een bezielende figuur met een grote aantrekkingskracht.Er kwam er zoveel volk dat niemand het huis nog binnen kon.
Iemand met wie de Schriftgeleerden in conflict komen.'Wat zegt die man daar. Hij spreekt godslasterlijk.'
Iemand die zonden vergeeft.'Uw zonden zijn u vergeven.'
Iemand die wonderen verricht.'Sta op, neem uw bed en loop...'




Soort verhaal

Het verhaal van de genezing van de verlamde man, is een paradigmatisch wonderverhaal. Dit wil zeggen dat dit verhaal dient als kader of omlijsting voor een gedenkwaardig woord of uitspraak van Jezus. In dit geval: 'Uw zonden zijn u vergeven.'



Betekenis

De genezing van een verlamde is meer dan de genezing van een zieke. Uiteindelijk gaat het erom dat met Jezus Christus het rijk van God is aangebroken en dat wie in zonde verstrikt zit, daaruit wordt bevrijd.
Marcus koppelt de genezing van de verlamming aan de vergeving van de zonden. Het één staat niet los van het ander: het gaat om de bevrijding van heel de mens.
Dit heeft verstrekkende gevolgen: het betekent dat Jezus zich op gelijke voet plaatst met God, wat de joden toen als een godslastering ervaren hebben. Dit wordt een concrete aanleiding voor zijn veroordeling tot de kruisdood.



Opstaan

Als je deze tekst in het Grieks leest, valt op dat het woord 'opstaan' hetzelfde is als het woord voor 'opstanding'. Christenen ervaren het 'op de voeten zetten', het doen 'opstaan' van anderen als een manier om de opstanding / de verrijzenis van Christus in het dagelijks leven te realiseren.

Dit verhaal wordt om twee redenen verteld:
- het laat zien wie Jezus is: iemand die mensen ‘doet opstaan’
- het roept op om ook mensen uit hun verlamdheid te doen opstaan.





Bijbel en kunst

ANONIEM

Genezing van een verlamde man (16e eeuw)

5 Hollandse School

National Gallery of Art, Washington


Een man loopt verder terwijl hij zijn beddengoed draagt. Wat er eerder gebeurde is links te zien: vrienden van hem maken een gat in het dak van een huis. Wat zich verder binnen in huis afspeelde, heeft de schilder buiten huis geschilderd: Jezus buigt zich over de man heen en spreek tegen hem. In het evangelie van Marcus staat dat Jezus hem zei dat zijn zonden vergeven waren. Om zijn woorden kracht bij te zetten voegde Hij er aan toe: ‘Neem je bed en ga.’ Dat de verlamde man met bed en al wegging maakte het meest indruk op de anonieme kunstschilder: de verlamde man krijgt een prominente plaats op het schilderij. Dat hij niet langer verlamd is, is duidelijk te zien aan zijn gespierde benen.

Dit anonieme werk wordt gesitueerd in de ‘Hollandse School’ waarmee men de Noord-Nederlandse schilderkunst in de Gouden Eeuw bedoelt. Die term wordt gebruikt voor anonieme schilderijen die men niet in een bepaald atelier of stad kan situeren.


Suggestie
. Lees de volgende tekst die wat uitleg wil geven bij dit schilderij:
“A muscular man in a red shirt and white drapery struggles to carry an enormous bundle of leafy greens on his back. His expression is one of exertion and focus as he navigates a rocky path, while a countryside scene with people is visible in the background. The painting depicts a pastoral landscape with architectural elements, blending the human figure seamlessly with nature.”
(https://pixels.com/featured/2-the-healing-of-the-paralytic-netherlandish-16th-century.html)

Vertaling:
“Een gespierde man in een rood overhemd en wit onderhemd heeft moeite om een enorme bundel bladgroenten op zijn rug te dragen. Zijn uitdrukking is er een van inspanning en focus wanneer hij over een rotsachtig pad gaat, terwijl op de achtergrond een landschap te zien is met mensen op het platteland. Het schilderij toont een pastoraal landschap met architectonische elementen, die de menselijke figuur naadloos laat samenvloeien met de natuur.”


. Lees dan Marcus 2, 1-12:
“Toen Hij (= Jezus) enige dagen later terug was in Kafarnaüm en men hoorde dat Hij thuis was, verzamelden zich daar zoveel mensen, dat zelfs voor de deur geen plaats meer was toen Hij hen wilde toespreken. Men kwam een verlamde bij Hem brengen, die door vier mannen gedragen werd. Omdat ze hem door de menigte niet dicht bij Jezus konden brengen, legden ze het dak bloot boven de plaats waar Hij zich bevond, maakten er een opening in en lieten het bed zakken, waarop de verlamde lag. Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: ‘Mijn zoon, je zonden worden vergeven.’ Er zaten daar enkele schriftgeleerden die bij zichzelf dachten: ‘Wat zegt die man? Hij spreekt godslasterlijk! Wie kan er zonden vergeven behalve God alleen?’ Uit zichzelf wist Jezus dat ze zo dachten. Hij zei: ‘Wat denk je toch bij jezelf? Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde zeggen: Je zonden worden vergeven, of: Sta op, neem je bed en ga? Wel, opdat je zult weten, dat de Mensenzoon macht heeft om op aarde zonden te vergeven, zei Hij tegen de verlamde: Ik zeg je, sta op, neem je bed en ga naar huis.’ Hij stond op, nam onmiddellijk zijn bed op en voor hun ogen ging hij naar buiten. Iedereen stond er versteld van, ze verheerlijkten God en zeiden: ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien.’”


- Welke van die twee bovenstaande teksten sluit het dichtst aan bij het schilderij van de anonieme schilder uit de 16e eeuw?
- Schrijft zelf een nieuwe tekst, waarbij je meer rekening houdt met de tekst van Marcus (Marcus 2, 1-12) die duidelijk dé inspiratiebron was voor dit schilderij.





E. MODDERMAN

Zieken verzorgen (2018)

Klik hier om dit kunstwerk te zien.

De Stichting Martinikerk gaf aan de kunstschilder Egbert Modderman (1990 - ) de opdracht om zeven schilderijen (van drie bij anderhalve meter) te maken over de 'werken van barmhartigheid' voor de kooromgang van de Martinikerk in Groningen.
Omdat de schilder iets herkenbaars wilde creëren vroeg hij vier van zijn vrienden uit Groningen als model. 'Ik heb ze laten poseren in de kerk, zodat het kleurgebruik aansluit bij de Martinikerk. Bovendien is bijvoorbeeld het doek waarin de vrienden hun verlamde vriend dragen hetzelfde blauw als het dak van de koorgang. Dat maakt het meer een geheel.'
Jezus heeft het over de hongerigen voeden, de dorstigen te drinken geven, de naakten kleden, de vreemdelingen herbergen, de zieken verzorgen, de gevangenen bezoeken en de doden begraven. “Eigenlijk zoek ik bij elk zinnetje van die Bergrede een passend Bijbelverhaal. Ik had ook kunnen kiezen voor situaties uit deze tijd, bijvoorbeeld een scène uit het ziekenhuis of bij het Leger des Heils. Maar ik wil het zelf zo zuiver en tijdloos mogelijk verbeelden, zodat het over twintig jaar niet ouderwets is. De restricties die ik mezelf heb opgelegd zijn dat ik alleen gebruik maak van mensen, doeken en lichtinval.”

“De situatie in de Bijbel is een beetje wonderlijk en raar. Daar laten vier mannen hun zieke vriend door het dak aan touwen naar beneden, recht voor Jezus' voeten. Zo’n wonderlijke genezing, daar kan ik mij nu weinig bij voorstellen. Maar mannen die - misschien wanhopig - het beste willen voor hun zieke vriend, dat begrijpt iedereen. Daarom zie je hier alleen vier mannen met hun zieke vriend. Dat sobere, die menselijke gedachte van 'We doen maar gewoon ons best...'; dat wil ik in alle zeven schilderijen leggen.”





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Jezus en de verlamde man (Marcus 2, 1-12)

(Uit: Averbodes kinderbijbel, Altiora Averbode, 2005, p. 81.)

Er was een man, die niet kon lopen.
Zijn vrienden hoorden dat Jezus in de stad was.
Met vier droegen ze hem tot bij Jezus.
Ze dachten dat Jezus hun vriend kon helpen.
Maar er waren zo veel mensen bij Jezus,
dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was.
De vrienden geraakten niet in de kamer waar Jezus was.

Voorzichtig droegen ze de man
langs de buitentrap omhoog.
Ze maakten een gat in het dak.
Langzaam lieten ze hun vriend naar beneden zakken.
Tot voor de voeten van Jezus.
Jezus zag hoe goed de mannen voor hun vriend zorgden.
Hij keek naar de man en zei:
’Sta op, pak uw bed en ga naar huis.’
Meteen stond de man op, pakte zijn bed en ging weg.

De mensen die dit zagen waren verbaasd.
Ze loofden God.
‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze.





INLEVEN

Werken met de kijkbijbel

Vertel het verhaal van vier mannen die hun verlamde vriend tot bij Jezus dragen.
Maak hiervoor gebruik van de tekst en de illustraties in de Kijkbijbel, NBG, p. 190-201.
Laat de kinderen zich inleven in de verschillende personen uit het verhaal met behulp van deze illustratie van Kees De Kort:
- Wat zou elk van deze personen zeggen?





VERTELLEN

De knie van Sam

(C. LETERME e. a., Zes kruiken wijn, Standaard Educatieve Uitgeverij, 1994, p.70-71

Thomas hoort de bel.
Hij roept: 'Mama, Sam is er!
Mag ik de deur opendoen?'

Thomas doet de deur open.
'Kom Sam, we gaan naar de tuin.
Daar heeft mijn broer een reuzenkamp gebouwd,
en daar mogen we samen in spelen.'
Ze rennen door de keuken naar de tuin.

'Zullen we Indiaantje spelen?' vraagt Sam.
'Kom, we zoeken veren om in ons haar te steken.'
Maar ze vinden er niet een.

'Jammer,' zegt Thomas, 'soms ligt er wel eens een.'
En hij laat de mooie veer van een bosduif zien
die hij een tijdje geleden heeft gevonden.
Thomas wil de veer in het haar van Sam steken,
maar dat lukt niet.
'Kom,' zegt Thomas,
'mama helpt ons wel.'
Mama neemt een lint uit de kast.
'Ik bind dat om je hoofd, Sam,
dan kan ik de veer ertussen steken.
En hier, Thomas, heb ik een mooi lint voor jou,
dan ben jij ook een Indiaan.'

Sam en Thomas lopen heel snel terug naar hun kamp.
Pardoes,
daar valt Sam.
Wat doet dat pijn! Zijn knie bloedt een beetje.

'Mama, mama,' roept Thomas, 'kom vlug!'
En Thomas rent terug naar huis.
Mama heeft hem gehoord en gaat vlug kijken wat er is gebeurd.
Ze kijkt naar de knie.
Ze veegt zorgvuldig het beetje bloed weg
en dan geeft ze zomaar een kusje op de knie van Sam.
'Zo,' zegt ze, 'nu is het genezen.
Nu ben je weer een echte Indiaan.'
Sam kijkt nog even naar zijn knie en ja hoor, de pijn is al bijna weg.
Hij staat op en gaat naar het kamp om verder te spelen.

Als het vier uur is, roept mama Thomas en Sam om iets te eten.
'En,' vraagt mama,
'heb je nog pijn aan je knie, Sam?'
'Oh,' zegt Sam, 'ik was helemaal vergeten dat ik er pijn aan had.'
En hij eet verder van de lekkere koek die hij juist heeft gekregen.





DOEN

De handenstoel

Vooraf
Beschilder een oude stoel met witte verf.
Zorg voor verf in de basiskleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, paars.




Activiteit
De kinderen maken afdrukken van hun handen op de stoel in een van de zes kleuren.

Gebruik deze stoel als je iemand van de klas even op handen wilt dragen, net zoals de vier mannen hun vriend naar Jezus droegen. Dit kan gebeuren wanneer iemand
. verdrietig is
. iets buitengewoon heeft gedaan
. even getroost moet worden
. pijn heeft





Grote kinderen

VERDIEPEN

Kijkopdracht

Materiaal
Illustratie waarbij de verlamde man op een draagbed voor de voeten van Jezus wordt neergelaten


Verloop
Bespreek
Stel dat jij de lamme bent op dit plaatje:
- Wat zie je?
- Hoe voelt het, om op dat draagbed te liggen?
- Wat zou je doen, zeggen, bedenken?
- Wat zou je wensen, verlangen?
- Voel jij je verbonden met de mensen rondom jou?
- Hoe is dat te zien?


Stel dat je een van de vrienden bent van de lamme:
- Wat zou je doen, zeggen, bedenken?
- Waarom eigenlijk?
- Vind je normaal wat je doet?
- Wil je daarmee iets duidelijk maken? aan de lamme? aan de toeschouwers? aan Jezus?


Stel dat je een van de toeschouwers bent:
- Wat zou je denken over wat er gebeurt?
- Zou je er vragen, bedenkingen bij hebben?
. Hoe denk ja dat de lamme de dagen voordien heeft doorgebracht.
- Hoe denk je voelt het voor hem aan om plotseling midden in een kring van mensen terecht te komen?
- Wat wil Jezus vooral duidelijk maken aan de lamme? aan de vrienden? aan het publiek?





EVEN TESTEN

Wie kan wat gezegd of gedacht hebben?

Kies uit: Jezus, verlamde man, vrienden van de verlamde man, farizeeërs

O Zullen we je helpen?
O Ik wil Jezus zien.
O Je zonden worden vergeven.
O Jij bent God niet.
O Sta op.


Correctiesleutel
Vrienden van de verlamde man: Zullen we je helpen?
Verlamde man: Ik wil Jezus zien.
Jezus: Je zonden worden vergeven.
Farizeeërs: Jij bent God niet.
Jezus: Sta op.





INLEVEN

Het grote interview

(Naar: C. LETERME, in Simon plus, 31 januari 2003, p. 3-4)

Vooraf
Maak een micro met het karton van een huishoudrol. Bovenaan én van de twee zijden kleef je een mousse-bal. Schilder nadien alles in dezelfde kleur: zwart / zilver / ...
Gebruik zo'n 'micro' nadien gebruiken bij het voeren van een gesprek. Alleen wie de 'micro' in handen heeft, mag aan het woord komen.


Verloop
Elk kind probeert zich in te leven in één van de volgende personen, die bij het gebeuren in de Bijbel betrokken waren.
1: de eigenaar van het huis
2: één van de vrienden die de verlamde man binnenbracht
3: een andere vriend die de man bracht
4: Jezus
5: de verlamde man
6: een van de leerlingen van Jezus
7: een voorbijganger
8: iemand die al in het huis was
9 ... : nog een vriend, een leerling, de moeder, de zoon, de dochter van ...


Bezorg de kinderen enkele vragen om het interview voor te bereiden:
- Kun je jezelf even voorstellen?
- Waar was je toen Jezus de verlamde deed opstaan?
- Wat heb je u toen gedacht?
Marcus zegt dat de mensen God loofden. Deed je dat ook? Waarom?
(Merk op dat er geen vragen gesteld worden naar wat de personen gezien hebben.
Hiermee vermijd je dat men teveel aandacht krijgt voor het spectaculaire van het verhaal, terwijl de kern van de tekst is: wie Jezus ontmoet, krijgt kansen om voluit te leven, om te 'verrijzen'.)

De kinderen beelden het tafereel uit.
Ga met een 'micro' in de hand elk van de verschillende personen 'interviewen'
(de vragen hebben de kinderen voordien wat kunnen voorbereiden.)



Bibliodrama in het vierde leerjaar

EEN WONDER-LIJK VERHAAL
(Katia Van Cleynenbreugel)

Het laatste lesuur van een doorsnee maandag. De klas is ontruimd. Alle stoelen en tafels staan aan de kant. De leerlingen komen de klas binnen, verheugd dat de tafels aan de kant staan. 'Juf, gaan we dansen?' ‘Neen, we gaan bibliodrama spelen’. Fronsende gezichten. Even later zitten we in de zithoek die nog intact is. Ik vertel de kinderen wat we gaan doen. Eerst zal de juf een verhaal vertellen, daarna mag iedereen een rol kiezen van een personage uit het verhaal. Dan mogen ze rond het speelveld in de klas hun plaats innemen en na het interview (wie ben jij , woon jij hier al lang enz.) kunnen we het verhaal dan 'beleven' en 'spelen'. Ikzelf ben erg benieuwd of het zal lukken, het is immers de eerste keer dat ik dit doe met kinderen en met zoveel kinderen. Het kan goed lukken maar het kan ook finaal de mist ingaan, daar ben ik mij ten volle van bewust. Afwachten maar.... Ik start mijn interview bij de dragers. Of zij de lamme allang kennen ? Oh ja, en ze dragen hem altijd en overal, zelfs tot in Zuid Amerika, want hij is hun vriend. Aan de mensen vraag ik wat ze bij het huis van de Schriftgeleerden staan te doen. Ze staan wat te kijken zeggen ze, ze hebben gehoord dat Jezus in het huis is en wie weet kan die hen ook wel genezen.
De Schriftgeleerden die tegenover de mensen staan, kijken zeer streng. Zij zijn erg belangrijk, zeggen ze. Dat de lamme ziek is, dat is zijn eigen schuld, God straft zondige mensen. Hij zal wel iets uitgestoken hebben.
En de lamme? Die is al 10 jaar lam zegt hij. Of het misschien zijn eigen schuld is zoals de Schriftgeleerden beweren? Neen, dat denkt hij niet. Het was gewoon een auto-ongeluk, hij heeft pech gehad.
En Jezus, wat vindt die van zichzelf? Och, een gewone man, niet zo bijzonder. En hoe het komt dat hij zieken kan genezen? Dat weet hijzelf niet, het gebeurt gewoon.
We starten het spel. Er wordt wat heen en weer gepraat tot er eindelijk schot in de zaak komt.
Ik vraag aan de dragers of ze bereid zijn om de lamme tot bij Jezus te dragen. Ze zeggen dat ze dat willen doen. Ik zie de lamme die neerlag even opveren, alsof hij bijna gaat lopen.
Ik vraag of de mensen het ook hebben gezien, ze knikken. Ik vraag aan de lamme: 'Lamme, zou het kunnen dat jij die vrienden echt wel nodig hebt om op te staan.’ Hij knikt maar schudt vervolgens zijn hoofd: neen, hij heeft zichzelf niet zien recht veren. Zou hij misschien zelf kunnen opstaan? Hij probeert het, maar het lukt niet.
Ik vraag aan Jezus of hij misschien zelf tot bij de lamme wil komen. Dat is geen probleem. Jezus komt dichterbij, ik vraag hem of hij iets wil zeggen. Hij knikt en zegt: 'Ik voel een warme gloed vanuit de mensen, en een warme gloed vanuit de dragers.
Ik voel een koude gloed vanuit de Schriftgeleerden'. Ik vraag aan Jezus of hij die warme gloed
die hij voelt kan doorgeven aan de lamme. Dat kan hij, spontaan strekt hij zijn handen uit boven de lamme. Ook de mensen en de dragers komen rond de lamme staan en strekken hun handen uit. Ik vraag aan de lamme of hij kan rechtstaan. Hij aarzelt maar dan gebeurt het wonder... de lamme staat recht.





BELEVEN

Gesprek: verlammende situaties


"Dit is mijn huis, of tenminste wat er van overblijft.
Ik wacht op hulp, net zoals alle andere mensen.
Ik heb gehoord dat het buitenland ons zou helpen.
Maar waar blijft die hulp nu?"

Een jongen komt in een nieuwe klas terecht.
De meester heeft al twee van zijn broers bij hem gehad.
Zodra hij de naam van de jongen hoort, zegt hij: 'O, jij bent er één van Reynders.
Die kennen we al... Ga jij maar eens hier op de eerste bank zitten.

Een man komt in een rolstoel bij het postkantoor aan.
Hij moet dringend enkele inlichtingen vragen en een paar papieren laten ondertekenen.
Maar aan de ingang is er een draaideur ...




Elk van de bovenstaande situaties wordt door verschillende kinderen voorgelezen.
- Welke situatie treft jou het meest?
Deze keuze bepaalt de vorming van kleine groepen, waarin de volgende vragen beantwoord worden:
Dit gaat over een 'verlammende' situatie:
- Wat is 'verlammend' in jouw tekst?
- Wat in jullie tekst staat, gebeurt dat ook elders? eventueel op een andere manier?
- Voelen jullie je wel eens verlamd?

De kinderen kunnen zelf een aantal ‘verlammende’ situaties vermelden. Situaties die hen gegrepen hebben of waar zij iets van hun onmacht of die van een ander hebben aangevoeld.
Om van daaruit 'de roep' te horen om hulp / bevrijding en in het spoor van Jezus bevrijdend te werken en mensen te helen.





VERTELLEN

Josje en de kangoeroe

(Mariette Vanhalewijn, Een schaap met witte voetjes, Lannoo)

Josje woonde in een land waar kangoeroes nog vrij over grote grasvlakten rondspringen. En wat meer was: bij Josje thuis kwam al heel lang een tamme kangoeroe. Het was een lief beest, met een zacht, bruin vel en trouwe ogen. Josje had er een leuke speelkameraad aan, want veel kinderen woonden er niet in de omgeving. En op de boerderij van haar vader had iedereen het geweldig druk. Ook moeder, die overal meehielp. Josje moest zich maar zelf vermaken. Maar dat vond ze helemaal niet erg. Er was op zo'n boerderij heel wat te beleven. Eén ding vond Josje helemaal niet leuk. De school was een eind lopen van huis af. En haar ouders vonden dat Josje dat te voet moest doen. "Daar word je flink van!" lachten ze. "Flink, flink ...," mopperde Josje. "Dan maar niet flink ..." Maar ze wist dat er niet over te praten viel. Elke dag stopte haar moeder een heel pak boterhammen in haar boekentas en Josje ging op stap.

Op zekere dag zat de kangoeroe bij het grote hek en Josje had ineens een idee. "Mag ik misschien ... in jouw buidel zitten?" vroeg Josje. "O, jazeker," lachte de kangoeroe, "je bent zo licht als een veertje ..." "Breng je mij naar school?" vroeg Josje liefjes. "O, jazeker," lachte de kangoeroe, die het wel grappig vond. Met reuzensprongen schoot hij weg. Josje schommelde in de buidel. En ze lachte! Lachte tot de tranen over haar wangen liepen. Maar ze was fijn vroeg op school. Kon ze ook nog wat met haar vriendjes en vriendinnetjes spelen. "Zet me maar bij de hoek af!" zei Josje, "anders weten paps en mams vanmiddag al dat ik makkelijk vervoer heb naar school." "Ook goed," zei de kangoeroe, "zal ik op je wachten?" "Wil je dat, dat zou heerlijk zijn," zei Josje. "Als je een bel hoort, ben ik klaar. Het duurt wél een paar uur ..." "Ik ga intussen lekker grazen," zei de kangoeroe. Josje gaf hem een kusje op zijn neus en holde gauw weg. Toen de school uit was, zat de kangoeroe trouw te wachten op de hoek.

'Wat ben je vroeg de laatste tijd, Josje!" zei moeder op zekere dag. "Anders kwam je altijd naar huis slenteren ..." "Nu kom ik met reuzenpassen hierheen!" lachte Josje. Dat was niet gelogen, want de kangoeroe kon reusachtig snel lopen. "Nu ja," zei moeder, " de school is ook niet zover weg. Je doet of het een hele afstand is ..." Josje zei niets. Elke dag bracht de kangoeroe haar en hij wachtte ook altijd trouw om haar weer thuis te brengen.

Maar op een dag zei de kangoeroe: "Josje, het gaat niet langer ..." "Wat niet?" vroeg Josje. "Ik kan je niet meer halen en brengen," zei de kangoeroe. "O nee?" vroeg Josje verbaasd, "en waarom niet?" "Ik ...," zei de kangoeroe, "ik krijg een kleine kangoeroe ... En die moet ik meedragen in mijn buidel ..." "Een kleine kangoeroe? Een baby?" vroeg Josje. "En je hebt mij helemaal niets verteld. En nu ineens ..." Ze was boos, die Josje. Ze leek wel een verwend kind. En ze holde weg. De kangoeroe keek haar na. In haar grote, bruine ogen was een beetje verdriet om die Josje, die zo onaardig tegen haar was.

Het duurde een hele tijd voordat Josje de kangoeroe terug zag. Ze miste haar, maar ze
wou niet zoeken, niet vragen ...

Op zekere dag zag Josje de kangoeroe ineens zitten op het grasveld naast het huis. Josje liep er voorzichtig heen. Er zat een kleine kangoeroe in de buidel, met een grappig snuitje en bruine ogen. "O!" zei Josje, "wat lief!" "Ja, hé ...?" zei de kangoeroe trots. "Toch vind ik het niet leuk!" begon Josje plotseling. "Ik heb dat uitgevonden en nu zit hij in die buidel ..." De kangoeroe lachte. "Jij dat uitgevonden? Toe nu, Josje ... je weet toch wel beter! Kangoeroes hebben een buidel, niet om kleine meisjes naar school te brengen, maar om hun kleine kangoeroe in mee te dragen." "Draag je hem nu altijd mee?" vroeg Josje. "Zolang hij klein is ..." "Hoelang is dat?" "Toch wel een paar maanden ..." zei de kangoeroe. "En later komt er misschien nog eentje." "O, is dat zo?" zei Josje boos. "Je blijft dus kleine kangoeroes krijgen. Je brengt me dus nooit meer naar school!" "Ik vind jou, eerlijk gezegd, nu wel een beetje te groot," zei de kangoeroe. "Ik zou mijn kinderen ook nooit langer meedragen dan nodig is, zie je. Je vader en moeder hebben gelijk. En zo ver is de school toch ook niet ..."

Josje zat te mokken. 'Toe nu, Josje, je hebt er een leuke speelkameraad bij," lachte de kangoeroe. En dat was waar, want zo'n kleine kangoeroe is een grappig dier en Josje had er heel veel plezier mee. Hij wipte soms met haar mee naar school. En dan leek de weg een stuk korter. "Toch was het leuk om in die buidel te zitten ..." zuchtte Josje wel eens. "Toe nu," zei de kleine kangoeroe, "zelf rondspringen vind ik veel leuker. Jij kunt, zo groot als je bent, toch niet meer in een buidel zitten?" "Voor sommige dingen ben je te klein en voor andere te groot," zei Josje plechtig. "Ook waar, maar dat lijkt me grote-mensen-wijsheid," zei de kleine kangoeroe. En toen sprong hij vrolijk weg. Josje holde hem achterna, het hoge gras in ...





DOEN

Opstaan!

Vooraf
Kopieër voor elke deelnemer één figuur.

Activiteit
Bespreek in de kring:
Hoe kan ik iemand terug doen 'lopen'? (= hoe kan ik iemand zo veel vertrouwen geven, dat die dingen doet, die voordien niet denkbaar waren?)
Belangrijk: het gaat om meer dan letterlijk lopen alleen!

Verdeel de figuren. De kinderen knippen die uit en geven hun figuurtje een herkenningsteken (geen naam). Ze bedenken naar aanleiding van de voorafgaande bespreking een concreet voornemen waarmee ze iemand terug kunnen 'doen lopen'. Dit schrijven op het figuurtje, dat ze tegen een muur op de grond leggen.
(Wie na een tijdje z'n voornemen heeft uitgevoerd en het gevoel heeft dat hij iemand echt heeft gehol-pen mag zijn figuurtje rechtzetten (eventueel met tape vastmaken tegen de plint) en ogen tekenen.)

Op het einde van de activiteit gaan alle kinderen in een kring op de grond zitten. Ze mogen alleen opstaan als iemand hen recht trekt. De begeleider begint ...





Jongeren

VERDIEPEN

Jezus geneest een lamme

Vooraf
Bezorg elk van de deelnemers een kopie van de tekst uit de Bijbel: Marcus 2, 1-12, Matteüs, 9, 1-8 of Lucas 5, 17-26.




Verloop
Iemand leest het verhaal luidop voor.

Dan volgt een moment van stilte waarbij men aantekeningen maakt:
. een uitroepteken bij:
- Dit spreekt me onmiddellijk aan.

. een vraagteken bij:
- Dit vind ik vreemd.
- Dit stoot mij af.
- Daar heb ik vragen bij.

. een pijltje bij:
- Hier wil ik iets bij zeggen.
- Dit doet me denken aan …


Daarna krijgen de deelnemers de kans om mee te delen waarbij ze die tekens geplaatst hebben en waarom dat is.


De deelnemers krijgen een nieuwe vraag:
- In wie of wat kan ik me het best terugvinden?


Om deze activiteit af te sluiten onderlijnt ieder de zin die naar zijn/haar aanvoelen het meest belangrijk is in die tekst.





BELEVEN

Cartoon

Lees eerst het evangelie van deze zondag.
Hoe werd het probleem van de verlamde man opgevangen?
(- zijn vrienden schoten in actie
- Jezus pint hem niet vast op fouten uit het verleden.)

Bekijk daarna de cartoon.
Zoek een oplossing voor het probleem.
Mensen kunnen geen mirakels doen, maar als zij zich inspireren aan wat Jezus deed, dan
......................................

Schrijf links van de cartoon wat je zelf kunt doen.
Schrijf rechts van de cartoon wat de maatschappij kan doen.





ACTUALISEREN

Verlamden op de been brengen in de XXIe eeuw


2019
In de Ghanese stad Tamale bouwt de Engelse witte pater Trevor Robinson rolstoelfietsen voor gehandicapten. Oude fietsen en ander restmateriaal recycleert hij tot rolstoelfietsen op drie wielen, waarbij de bestuurder de pedalen beweegt met zijn handen.
Pater Trevor: ‘Als we een gehandicapte zo’n driewieler kunnen bezorgen, gaat zijn wereld open en krijgt hij opnieuw hoop om van zijn leven iets te maken,. Dankzij de rolstoelfiets kunnen ze nu overal naartoe. Het stelt hem in staat om andere mensen te ontmoeten en zelf als mens te groeien. En bovendien worden hun spieren sterker en verbetert hun algemene fysieke conditie. Je ziet een glimp van dankbaarheid en licht in hun leven.’ (Bron: Zenit)


Zoek naar situaties waarbij mensen ‘verlamd’ zijn (letterlijk en figuurlijk).
- Hoe kun je ze terug ‘op de been brengen’?





Overwegingen

Jeanne Devos

Wat er niet staat ...

'Sta op'
woorden waar de Bijbel vol van staat,
zoals in het verhaal
van Jezus en de verlamde man

Jezus zei niet:
'Geef die verlamde man een matras.'
Hij zei: 'Sta op en ga!'




Uit: 'De Standaard', dinsdag 16 augustus 2016, p. 11:
"Ze (= Jeanne Devos) herinnert zich levendig een gesprek tussen twee vrouwen:
'De ene vrouw verweet de andere dat die haar werk had afgepakt. Daardoor moesten de kinderen van de tweede vrouw met honger naar bed. Voor mij was dat een eyeopener. Ik wilde die vrouwen helpen. Niet door een boterham te geven, maar door hun situatie daadwerkelijk te veranderen. Jezus vroeg niet aan de lamme: 'Wil je een betere matras?' Hij zei: 'Sta op en hervind je waardigheid.' Dàt is de blijde boodschap brengen."





Marc Gallant, trappist (Orval)

Buiten het gewone

Dat is een evangelie vol ongewone dingen. Als uw huis bomvol mensen zit, breken ze daar zomaar de zoldering open boven uw hoofd, zonder egards voor de prominenten en Schriftgeleerden die daar rond Jezus zitten en al het stof en afbraakgruis over zich heen krijgen.
Er wordt een lamme met bed en al boven op het dak gehesen en naar beneden gelaten: dat is nog te doen, want de muren van de huizen te Kafarnaüm waren opgetrokken uit opeengestapelde, niet gemetselde basaltstenen, en waren slechts mansgroot hoog.
Toch moeten we er even van opkijken als die lamme er uiteindelijk met zijn bed van onderuit trekt, dwars door de massa waar vier sterke mannen niet doorheen konden.
Onze aandacht gaat nochtans naar iets dat ons nog meer verwondert dan dat alles: “Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tot de lamme: ‘Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven.” Jezus ziet het geloof van de enen, en hij vergeeft de zonden van een andere. Dat is buiten het gewone. Jezus geneest en helpt gewoonlijk hen die geloven. Hij die hier door Jezus geholpen wordt, doet zo te zien niets anders dan zich te laten dragen door hen die geloven.
Er zijn soms ogenblikken in het leven dat je niets anders meer kunt dan je te laten dragen. Je kan echt verlamd zijn door tegenslag, ontmoediging, of geruïneerd zelfvertrouwen. Dan ben je zo futloos, dat je het leven zinloos vindt. Gelukkig ben je, als je dan iemand hebt die je kan steunen of dragen.
Je kunt echter zo plat zijn, zo afgebrand, zo verlamd, dat je spijts die steun toch niet meer gelooft in je toekomst, toch niet meer gelooft in jezelf of in je mogelijkheden. Desondanks raak je er weer bovenop als de persoon die je draagt in je blijft geloven en in je kansen op een gelukkig leven. Daarom kijkt Jezus naar het geloof van de dragers.
Jezus kijkt spontaan naar de dragers, omdat ze handelen vanuit de droom van God die elke mens in groei en vervolmaking ziet, de droom van God die elke mens ziet opstaan en verder gaan. Dragers dragen altijd opwaarts. Op alle manieren trachten ze op te tillen, uit het slob te halen. Zij zien hogerop. Ze zien het dak als alle andere toegang versperd is: zo hebben ze vlug de lamme boven op het dak gehesen. Meer kunnen de dragers niet dan te dragen tot bij Jezus. Het is niet altijd gemakkelijk: soms moeten ze er een dak voor openbreken. Maar daar eindigt hun taak, want genezen kunnen zij niet.
Jezus ziet naar het geloof van de dragers dat de lamme gedragen heeft tot bij Hem en dat zo de genezing mogelijk maakt. Maar Jezus kent ook de lamme en de oorzaak van zijn verlamdheid. “Mijn kind”, zegt Jezus, het klinkt affectievol, “uw zonden zijn u vergeven”. De zonde breekt onze affectie naar God toe, die vriendschap met God die een geweldig levensdynamisme is. Als je weet dat je bemind bent door God als enig ter wereld, dan groeit er in je een kracht die je toelaat niet alleen jezelf, maar ook anderen te dragen. De zonde daarentegen zet ons buiten Gods vriendschap. Je valt terug op jezelf, je bent aangewezen op je eigen krachten en die raken vlug uitgeput. Je gaat geestelijk door de knieën, je wordt geestelijk verlamd. De vriendschap die Jezus je affectievol betoont, verbindt je opnieuw in de vriendschap met God. Een nieuw leven wordt mogelijk en opent zich voor jou.
Maar Jezus' woord: "uw zonden zijn u vergeven", valt in een algemene stilte. De lamme en de dragers zijn ontgoocheld: ze hadden een genezend woord verwacht, een: "sta op, je bent genezen"; de Schriftgeleerden huiveren bij het horen van dat godslasterlijk woord; de anderen zijn ermee verveeld dat openbaar gemaakt wordt dat de lamme met zonden zat.
God ontdoet ons van onze illusies. Wij zouden zo graag een God hebben die danst naar onze pijpen. Nochtans, als we met heel ons hart en alle macht, naar God toegaan met een vraag, dan worden we altijd verhoord, maar niet altijd op de manier die we hadden verwacht. Ons smeken tot God loutert ons hart en onze ziel. Er begint een geestelijke genezing die een totale genezing mogelijk maakt. Als wij Gods vergeving onthalen, kan onze geest zonder blokkades de natuur in ons haar genezende weg laten gaan.
Op onze beurt kunnen wij dan niet alleen ons bed torsen, maar dankbaar voor Gods liefde, de mensen naar Jezus dragen.