Loading...
 

Baruch 4, 5-12.27-29

Israël Mei 2012 102

Foto © Chantal Leterme (2012)


…page…

Baruch 4, 5-12.27-29: Klacht van Jeruzalem

De tekst

’Studiebijbel’

(Deze Bijbeltekst komt uit de NBV Studiebijbel, uitgeverij Jongbloed, Heerenveen 2008, p. 1735 . 1737)

Laten wij ons gelukkig prijzen, Israël,
want ons is bekend wat God behaagt!

Verlies de moed niet, mijn volk, een schim nog maar van Israël.
Je bent aan vreemde volken verkocht, maar niet om ten onder te gaan.
Je bent aan je vijand uitgeleverd omdat je Gods woede hebt gewekt.
Want jullie daagden je schepper uit:
niet hem, maar demonen bood je offers aan.
Hem die je koesterde, vergat je: de eeuwige God;
ook haar die je grootbracht deed je verdriet: Jeruzalem.
Toen zij zag hoe Gods toorn zich tegen jullie keerde,
sprak zij:
‘Luister naar mijn klacht, buurvrouwen van Sion:
God gaf mij een groot verdriet te dragen.
Ik moest de verbanning aanzien van mijn zonen en dochters,
het onheil dat de Eeuwige over hen bracht.
Met vreugde bracht ik mijn kinderen groot,
maar jammerend van verdriet moest ik hen laten gaan.
Laat niemand zich vrolijk maken over mij,
een weduwe, door iedereen verlaten,
vereenzaamd vanwege de zonden van mijn kinderen.
Want zij hebben zich van Gods wet vervreemd: (…)

Verlies de moed niet, mijn kinderen, roep God aan;
hij die jullie in nood bracht, zal jullie niet vergeten.
Zoals jullie je inspanden om van God af te dwalen,
zo moeten jullie, tot inkeer gekomen,
met tienvoudige inzet hem weer zoeken.
Want hij die dit kwaad over je bracht
zal je ook redden en je eeuwige vreugde schenken.’




Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

We zijn gelukkig, Israël:
want aan ons is geopenbaard wat God verlangt!'

Sterkte, mijn volk dat de naam Israël draagt.
Je werd aan heidenen verkocht,
maar je bent niet verloren.
Omdat je God kwaad maakte,
werd je aan je vijanden uitgeleverd.
Je ergerde je Schepper door niet aan Hem,
maar aan afgoden te offeren.
De eeuwige God die je voedsel gaf, ben je vergeten.
Jeruzalem dat je grootbracht, deed je verdriet aan.
Het zag de kwaadheid van God over je komen en zei:
‘Luister, buren van Sion:
God zond me een groot verdriet.
Want ik zag hoe de eeuwige God
mijn kinderen als gevangenen liet wegvoeren.
Met vreugde bracht ik hen groot,
in tranen en verdriet zag ik hen gaan.
Wil niemand me uitlachen,
ik, een weduwe, door iedereen verlaten,
eenzaam om de zonden van mijn kinderen,
want ze keerden zich af van het gebod van God. (…)

Sterkte, kinderen. Roep tot God.
Wie je dit aandeed, zal weer aan je denken.
Was vroeger je enige gedachte: God verlaten,
zoek Hem dan nu met al je mogelijkheden.
Want Hij die je deze rampen zond,
zal je bevrijden en eeuwig blij maken.'



Stilstaan bij …

Heidenen
Met dit woord worden in de Bijbel mensen / volkeren aangeduid die andere goden vereren dan de God van Israël.

Buren
Hiermee worden de buurlanden en volken bedoeld die in de buurt van Jeruzalem woonden.

Sion
Naam van een van de bergen waarop Jeruzalem werd gebouwd. De berg Sion is ook bekend als de tempelberg, omdat koning Salomo er de tempel liet op bouwen.
In deze tekst staat Sion voor Jeruzalem.

als gevangenen liet wegvoeren
Verwijzing naar de deportatie van Judeeërs naar Babylon.





Bij de tekst

Spreken met beelden

Jeruzalem wordt in deze tekst voorgesteld als een weduwe.



Het boek ‘Baruch’

Dit boek staat op naam van Baruch (= ‘gezegende’), vriend en secretaris van Jeremia.
Het boek, een deuterocanonieke geschrift, is waarschijnlijk een vertaling van een origineel Hebreeuws profetisch boek dat waarschijnlijk geschreven werd in de tweede en eerste eeuw voor onze jaartelling, na de tijd van de Makkabeeën.
Baruch kon er onmogelijk de schrijver van geweest zijn omdat hij enkele eeuwen eerder leefde.
Het gebeurde vroeger vaker dat men de naam van een onbekende persoon verving door een bekende naam, om zo meer gezag te geven aan een geschreven tekst. Zo werd bijvoorbeeld het Hooglied toegeschreven aan koning Salomo.

Het boek, dat geschreven is in het Grieks, ontbreekt in de Hebreeuwse Bijbel. Daarom staat het niet in de protestantse Bijbel. Men vermoedt dat verschillende auteurs er aan schreven. Er werden ook opvallend veel teksten uit andere Bijbelboeken in de teksten verwerkt.

Het boek beschrijft het leven van de joden tijdens de ballingschap in Babylon:
. Regelmatige gebedsdiensten in de synagoge
. Lezen van de Heilige Schrift
. Onderhouden van de wet van Mozes
. Loyale houding tegenover de vreemde gezagsdragers
. Levendig houden van de hoop op de Messias
. Zich niet inlaten met de godsdienst van het land waarin ze wonen