Wie was hij?
De zoon van Kusi
Sefanja (= God beschermt / bewaart) was volgens de eerste regel van zijn boek, de zoon van Kusi (of Kuschi). Deze Kusi was ‘de zoon van Gedalja, de zoon Armarja, de zoon van Hizkia’. Die opsomming van vier generaties is ongewoon. Wellicht wilde men voorkomen dat men zou denken dat Sefanja van vreemde afkomst was. Want "Kusi" betekent Moor, Nubiër of Ethiopiër. Maar zijn grootvader Gedalja, zijn overgrootvader Amarja en zijn betovergrootvader Chizkia hebben echte Hebreeuwse namen, zodat over zijn Joodse afkomst geen twijfel kan bestaan.
Profeet
Deze ‘kleine’ profeet was een oudere tijdgenoot van Jeremia. Dit 'klein' slaat op de lengte van het geschrift op zijn naam en niet op zijn gestalte en ook niet op het belang van zijn optreden. Dat hij een profeet was wil zeggen dat men hem zag als een woordvoerder van God.
Optreden
Over Sefanja weet men zo goed als niets. Hij zou opgetreden zijn in Juda (Zuidrijk) ten tijde van koning Josia, die regeerde tussen de jaren 640 en 609 voor Christus. Gewoonlijk wordt zijn optreden gedateerd tussen 640 en 630 voor Christus. In elk geval voor 621, het jaar waarin koning Josia zijn hervormingsprogramma lanceerde na de ontdekking van een wetboek in de tempel.
Het boek Sefanja
Inhoud
Het boek Sefanja bevat vooral onheilswoorden, die de dienst aan vreemde goden en het grote morele verval aanklagen in de steden van Juda. De boodschap van Sefanja is te vergelijken met die van de profeet Amos die in Israël (Noordrijk) optrad en zijn toehoorders waarschuwde voor het vernietigende optreden van God.
Sefanja riep op tot bekering door te dreigen met het oordeel van God.
Alleen op het einde van het boek zijn er woorden van heil en troost (3, 9-20) voor een ‘rest’ van Israël (3, 13), die nederig is en geestelijk arm.
Stijlkenmerk
De tekst werd afwisselend in de eerste persoon en in de derde persoon geschreven, zodat men het boek kan lezen als een dialoog tussen God en Sefanja.
Sefanja in 'Bijbelin1000seconden'
Sefanja 2, 3; 3, 12-13: Zoek bescheidenheid
Sefanja 3, 1-2.9-13: De belofte van God
Sefanja 3, 14-18a: Vreugde in Jeruzalem