Ezechiël 12, 1-12

2 Rugzak

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Ezechiël 12, 1-12: Ezechiël speelt straattoneel

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1342)

De Heer zei tegen mij: ‘Mensenkind, je woont bij een eigenwijs volk. De mensen van jouw volk hebben wel ogen, maar ze willen niets zien. En ze hebben wel oren, maar ze luisteren niet. Want ze zijn erg eigenwijs.’

‘Luister goed, mensenkind,’ zei de Heer verder. ‘Je moet doen alsof je gevangen wordt genomen en naar een ander land wordt gebracht. Pak de spullen bij elkaar die je nodig hebt, en vertrek uit je huis. Zorg ervoor dat de mensen van je volk je kunnen zien. Misschien zullen ze begrijpen waarom je dat allemaal doet, ook al zijn ze erg eigenwijs.
Breng overdag de spullen die je mee wilt nemen, naar buiten. Maar vertrek pas als het avond wordt. Want ook gevangenen worden pas ’s avonds naar een ander land gebracht. Zorg ervoor dat iedereen kan zien wat je doet.
Maak een gat in de muur van je huis, en breng je spullen door dat gat naar buiten. En zorg er ook nu voor dat iedereen dat kan zien. Neem de spullen op je schouders, en vertrek als het donker is. Bedek je gezicht, zodat je je eigen land niet meer kunt zien.
Wat jij doet, is een teken. Daarmee laat je zien wat er met het volk van Israël zal gaan gebeuren.’
Ik deed wat de Heer gezegd had. Overdag bracht ik de spullen die ik mee wilde nemen, naar buiten. En ’s avonds maakte ik met mijn handen een gat in de muur. Toen het donker was, nam ik de spullen op mijn schouders, en ik vertrok. Iedereen kon zien wat ik deed.
Ook het volk moet vertrekken
De volgende ochtend zei de Heer tegen mij: ‘Mensenkind, die eigenwijze Israëlieten hebben je toch wel gevraagd wat je aan het doen was?
Zeg maar tegen hen dat je hun een teken gegeven hebt. Met die spullen op je schouders heb je de koning en alle andere Israëlieten uitgebeeld. Wat jij uitgebeeld hebt, zal ook met hen gebeuren. Ze zullen gevangen worden genomen en naar een ander land gebracht worden. Als het donker is, zal de koning zijn spullen op zijn schouders nemen en vertrekken. De mensen zullen een gat in de muur maken en hem daardoorheen laten gaan. De koning zal zijn gezicht bedekken, zodat hij zijn eigen land niet meer kan zien.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God zei tegen me: ‘Mensenkind,
je woont te midden van een opstandig volk,
dat ogen heeft om te zien maar niets ziet,
en oren om te horen maar niets hoort.
Het is nu eenmaal een opstandig volk.
Mensenkind, pak zoveel bij elkaar als een balling kan meenemen
en vertrek overdag in ballingschap, in het zicht van iedereen.
Voor hun ogen moet je uit je woonplaats vertrekken naar elders.
Misschien komen ze dan tot het inzicht
dat ze een opstandig volk zijn.
Breng de bagage voor je ballingschap
overdag voor hun ogen naar buiten
en vertrek tegen het vallen van de avond
als een balling voor hun ogen.
Maak voor hun ogen een gat in de muur en stap er doorheen.
Je bagage moet je voor hun ogen op je schouders laden
en je moet in het donker vertrekken.
Bedek je gezicht, zodat je het land niet kunt zien.
Zo maak Ik je tot een teken voor het volk van Israël.’

Ik deed zoals mij bevolen was.
Ik bracht de bagage die ik als balling nodig had overdag naar buiten,
en tegen de avond maakte ik met mijn hand een gat in de muur.
In het donker laadde ik voor hun ogen
de bagage op mijn schouder en vertrok.
De volgende morgen vroeg God me:
'Mensenkind, heeft het volk van Israël, dat opstandige volk,
je niet gevraagd: "Wat doe je?"
Zeg tegen hen: Zo spreekt God:
Dit is een boodschap voor de koning in Jeruzalem
en voor het volk van Israël dat er woont.
Zeg tegen hen: ik ben voor jou een teken.
Zoals ik gedaan heb, zo zal met hen gebeuren:
ze zullen in ballingschap, in gevangenschap gaan.
Hun koning zal in het donker zijn bagage op zijn schouder laden
en de stad verlaten.
Men zal een gat in de muur maken om hem naar buiten te laten.
Hij zal zijn gezicht bedekken,
want hij zal zijn land niet meer weerzien met zijn eigen ogen.'



Stilstaan bij …

Mensenkind
Hoewel Ezechiël als profeet de woorden van God spreekt, toch blijft hij een mens als ieder ander. Daarom wordt hij aangesproken met ‘mensenkind’.

Gat in de muur
Beeld voor een veroverde stad.





Bij de tekst

Straattoneel

De profeet moet uitbeelden dat hij het nodige bij elkaar zoekt om te kunnen vluchten en dat hij een gat in de muur slaat.
Zo maakt hij duidelijk wat de gevolgen zijn als mensen het woord van God niet meer begrijpen en zich niet meer door zijn liefde laten raken.
In dit soort straattoneel speelt Ezechiël niet de rol van zomaar een vluchteling, maar van koning Sedekia en maakt hij duidelijk dat zowel de koning als het volk verbannen zullen worden.



Ogen

Het valt erg op hoe vaak het woord ‘ogen’ gebruikt wordt in deze tekst. Het gaat om ogen die zien, maar vooral om ogen die niet zien, of zelfs letterlijk niet meer kunnen zien. Zo kon koning Sedekia niet meer zien omdat zijn ogen uitgestoken waren.