Inhoudstabel
…page…
Genesis 27, 1-5.15-29: Isaak zegent Jacob
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 46-47)
Toen Isaak oud was, werd hij blind. Op een dag liet hij Esau, zijn oudste zoon, bij zich komen. Hij zei: ‘Luister, mijn zoon.’ ‘Ja, vader,’ zei Esau.
‘Ik ben oud,’ zei Isaak. ‘Ik weet niet hoe lang ik nog zal leven. Voordat ik sterf, wil ik je zegenen. Maar pak eerst je pijl en boog, en ga op jacht. Schiet voor mij een dier en maak een lekkere maaltijd voor me klaar. Daarna zal ik je zegenen.’ Toen ging Esau op jacht.
Toen pakte ze kleren van Esau, de mooiste die ze kon vinden. Die liet ze Jakob aantrekken. Daarna deed ze het vel van de bokjes om Jakobs handen en om zijn gladde hals. Ten slotte gaf ze hem het lekkere eten, met wat brood.
Jakob ging met het eten naar zijn vader. Hij zei: ‘Dag vader!’ Isaak zei: ‘Wie ben je, zoon?’
‘Ik ben Esau, uw oudste zoon,’ zei Jakob. ‘Ik heb gedaan wat u wilde. Gaat u maar zitten en eet iets van dit vlees. Dan kunt u mij zegenen.’ Isaak zei: ‘Wat ben je snel terug, jongen!’ Jakob zei: ‘Ja, de Heer heeft mij geholpen om vlug een dier te schieten.’
Toen zei Isaak: ‘Kom eens wat dichterbij. Laat me eens voelen of je echt mijn zoon Esau bent.’ Jakob kwam dichterbij. Isaak raakte hem aan en zei: ‘Je stem lijkt op de stem van Jakob, maar je handen lijken op de handen van Esau.’
Isaak herkende Jakob niet. Want hij voelde haar op Jakobs handen, net zoals op de handen van Esau. Daarom maakte Isaak zich klaar om Jakob te zegenen.
Maar eerst vroeg Isaak nog een keer: ‘Ben jij echt mijn zoon Esau?’ En weer zei Jakob: ‘Ja.’ Isaak zei: ‘Zet het vlees dan wat dichterbij, zodat ik wat kan eten, jongen. Dan zal ik je zegenen.’ Jakob zette het vlees dichterbij en gaf Isaak ook wat wijn. Isaak at en dronk. Toen zei hij: ‘Kom wat dichterbij, jongen, en geef me een kus.’ Jakob kwam dichterbij en gaf Isaak een kus.
Isaak rook de kleren die Jakob droeg. Daarna zegende hij hem en zei: ‘Mijn zoon, je ruikt net als de akkers die de Heer gezegend heeft. God zal zorgen voor veel regen op je akkers. Alles zal goed groeien op je land. Je zult altijd heel veel graan en wijn hebben.
Volken zullen jou dienen en voor je buigen. Je zult de baas zijn over je broers, en zij zullen voor je buigen. God zal goed zijn voor mensen die goed zijn voor jou. Maar mensen die jou slecht behandelen, zullen door God gestraft worden.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Isaak was oud geworden.
Zijn ogen werden zo zwak dat hij niet meer kon zien.
Daarom riep hij zijn oudste zoon Esau bij zich en zei:
'Mijn zoon, ik ben oud geworden en weet niet hoelang ik nog zal leven.
Neem daarom je wapens, je pijlkoker en je boog,
ga erop uit en schiet een stuk wild voor me.
Maak daarmee lekker eten klaar, zoals ik het graag heb
en dien het me op, zodat ik ervan kan eten.
Dat zal me de kracht geven om je te zegenen voordat ik sterf.'
Rebekka hoorde dit gesprek van Isaak met zijn zoon Esau.
Zodra Esau weg was om een stuk wild voor zijn vader te schieten,
haalde ze de beste kleren van haar oudste zoon Esau,
en liet die haar jongste zoon Jakob aantrekken.
Over zijn handen en zijn gladde hals legde ze vellen van geitenbokjes.
Daarna gaf ze het lekkere maal met het brood dat ze gebakken had
in de handen van haar zoon Jakob .
Die ging naar zijn vader en zei: 'Vader.'
Isaak antwoordde: 'Ja, wie ben je, mijn zoon?'
Jakob zei: 'Esau, je eerstgeborene. Ik deed wat je me vroeg.
Ga rechtop zitten en eet van mijn wildbraad,
dan krijg je de kracht om me je zegen te geven.'
Maar Isaak vroeg: 'Hoe kon je dat wild zo snel vinden, mijn zoon?'
Jakob antwoordde: 'God, bracht het op mijn weg.'
Toen zei Isaak: 'Kom eens wat dichter, mijn zoon,
ik wil je betasten om te zien of je werkelijk mijn zoon Esau bent.'
Jakob kwam bij zijn vader Isaak staan. Die betastte hem en zei:
'De stem is de stem van Jakob, maar de handen zijn die van Esau'.
Hij herkende Jakob niet,
omdat zijn handen even behaard waren als die van zijn broer Esau.
Toen hij hem zijn zegen wilde geven vroeg hij nog eens:
'Ben je echt mijn zoon Esau?' Hij antwoordde: 'Dat ben ik.'
Toen zei Isaak: 'Dien dan maar op. Ik wil het wild eten van mijn zoon,
dan krijg ik de kracht om je te zegenen.'
Jakob diende op en zijn vader begon te eten.
Daarna bracht hij hem wijn en hij dronk.
Toen zei zijn vader: 'Kom hier, mijn zoon, en kus me.'
Hij kwam naderbij en kuste hem.
Toen Isaak de geur van zijn kleren rook,
sprak hij over hem deze zegen uit:
'Ja, de geur van mijn zoon is als de geur van een akker
die door God werd gezegend,
God zal je dauw van de hemel geven,
vruchtbare grond, met overvloed van koren en wijn.
Volken zullen je dienen en voor je buigen. Heers over je broers.
De zonen van je moeder moeten voor je buigen!
Wie je vervloekt, wordt zelf vervloekt.
Wie je zegent, wordt zelf gezegend!'
Stilstaan bij …
Blind / niet meer kunnen zien
De blindheid van Isaak gaat duidelijk niet alleen over zijn gezichtsvermogen, maar ook over zijn visie op de toekomst.
Esau
Kreeg de bijnaam Edom (= rossig). Die bijnaam wordt in verband gebracht met zowel zijn rossig haar als met de kleur van de linzenbrij waarvoor hij zijn eerstgeboorterecht verkwanselde.
Zegenen
= goede woorden uitspreken (bene-dicere)
Daarmee wordt ook de kracht, het levenwekkende van zegende woorden op de ander overgedragen. Wie de zegen krijgt, krijgt meteen de opdracht zijn leven lang trouw te blijven aan Jahwe.
Bij de tekst
Een oud verhaal
Dit verhaal en ook de andere verhalen over Jakob en Esaü bevatten zeer oude tradities die verklaarden waarom Edomieten en Israëlieten, ondanks hun verwantschap, in voortdurende vijandschap met elkaar leefden.
Een vreemd verhaal
In oude tijden werd van belangrijke personen alleen de grootheid en de roem in de geschiedschrijving vastgelegd, zeker geen verhaal waarin een zoon zijn vader bedriegt.
Ook verder confronteert de Bijbel met verhalen die de zwakke kanten van een belangrijk figuur in de verf zetten (bijvoorbeeld: koning David)
Misschien wilde men er met een opvallende nuchterheid mee aantonen dat 'God recht schrijft om kromme lijnen'.
Rebekka
Als vrouw stond zij in de schaduw van haar man Isaak. Dat was toen de gewoonte. Maar doorheen de schaarse informatie die de schrijver over haar geeft, blijkt ze een krachtige persoonlijkheid te zijn. Ze ging de geschiedenis in als de vrouw met een heldere blik voor de wil van Jahwe (in tegenstelling tot de 'blinde' Isaak): Esaü verdient het eerstgeboorterecht niet: hij kan niet dienen.
Net als Abraham was ze uit Aram-Naharaïm (= Aram van het rivierengebied - gelegen aan de bovenloop van de Eufraat), waar ze alles achterliet om een onbekende toekomst tegemoet te gaan.
Zegenen
‘Iemand zegenen’ wil zeggen: iemand het goede toewensen, goede dingen tegen iemand zeggen over zijn toekomst (geluk, gezondheid, bescherming) in naam van God, omdat men gelooft dat God zal doen wat er in de zegen gezegd wordt.
Wie zegent ondersteunt zijn woorden vaak met een gebaar:
. het leggen van zijn of haar handen op het hoofd van wie een zegen krijgt.
. een kruisteken maken over wie of wat men zegent.
. een kruisje tekenen op het voorhoofd van iemand.