Loading...
 

Genesis 44, 18-21.23b-29 . 45, 1-5

2 C. Leterme Egypte (2011)04381

Foto © C. Leterme (Egypte - 2011)


…page…

Genesis 44, 18-21.23b-29 . 45, 1-5: Jozef zegt wie hij is

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 75-76)

Toen stapte Juda naar voren. Hij zei: ‘Neem me niet kwalijk, heer. U bent net zo machtig als de farao. Maar wilt u niet boos op mij worden? Ik wil graag nog iets zeggen.
U hebt ons de eerste keer gevraagd of we nog een vader of een broer hadden. Toen hebben wij gezegd: ‘We hebben nog een oude vader en een jonge broer. Die broer is geboren toen onze vader al oud was. Hij is de enige zoon van de lievelingsvrouw van onze vader, want haar andere zoon is gestorven. Daarom houdt onze vader heel veel van onze jongste broer.’

En toen zei u dat we echt onze broer mee moesten nemen. Wij zijn naar onze vader teruggegaan en we hebben hem verteld wat u gezegd had. Op een dag zei onze vader dat we weer graan moesten gaan kopen. Maar wij zeiden: ‘We gaan alleen als onze jongste broer meegaat. Alleen als we hem meenemen, wil die man ons zien.’
Toen zei onze vader: ‘Jullie weten dat ik maar twee zonen van mijn lievelingsvrouw gekregen heb. De ene is verdwenen. Hij is vast en zeker door de wilde dieren opgegeten. Ik heb hem nooit meer gezien. Nu nemen jullie ook de andere mee. Als er iets met hem gebeurt, zal ik sterven van verdriet.’

Jozef kon zich niet langer inhouden. Hij stuurde alle Egyptenaren die bij hem waren, weg. Toen hij alleen was met zijn broers, vertelde hij wie hij was. Hij begon te huilen. Hij huilde zo hard dat de dienaren buiten het hoorden. En ook in het paleis van de farao was het te horen.
Jozef zei tegen zijn broers: ‘Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog?’ Maar de broers zeiden niets, want ze waren vreselijk geschrokken.
‘Kom toch dichterbij!’ zei Jozef. Dat deden ze. Toen zei hij: ‘Ik ben Jozef! Ik ben de broer die jullie verkocht hebben. Daarna ben ik naar Egypte gebracht. Maar jullie hoeven niet bang te zijn. En jullie moeten ook niet boos op jezelf zijn, omdat jullie mij verkocht hebben. Want God heeft mij hierheen gestuurd. Hij heeft mij eerder dan jullie hierheen gestuurd om jullie leven te redden.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Juda zei tegen Jozef: `Heer, sta je dienaar toe een enkel woord tot jou te richten, zonder dat je kwaad wordt op mij, want jij bent ook een Farao. Mijn heer vroeg aan zijn dienaren: Hebben jullie nog een vader en een broer? Wij antwoordden: Wij hebben een oude vader en er is nog een jonge zoon, die geboren werd toen onze vader al oud was. Omdat zijn broer gestorven is, is hij de enig overgeblevene van zijn moeder, en zijn vader houdt van hem. Toen zei jij tegen je dienaren: Breng hem bij me, zodat ik hem kan zien.
Als jullie jongste broer niet met je meekomt, moet je me niet meer onder ogen komen. We keerden terug naar je dienaar, onze vader, en vertelden hem wat mijn heer zei. Toen onze vader vroeg, opnieuw voedsel te gaan kopen, antwoordden we: Zo kunnen we niet gaan. Alleen als onze jongste broer met ons meegaat, zullen we vertrekken. Want we kunnen die man niet onder ogen komen, als onze jongste broer niet bij ons is. Toen zei je dienaar, onze vader, tegen ons: Jullie weten dat mijn vrouw mij maar twee zonen geschonken heeft. De ene is van mij weggegaan, en ik neem aan dat hij verscheurd is, want ik heb hem tot nog toe niet terug gezien. Als jullie ook deze zoon van me wegnemen en er overkomt hem een dodelijk ongeluk, dan doen jullie de bejaarde die ik ben jammerend het dodenrijk neerdalen.

Nu kon Jozef zich voor de andere aanwezigen niet langer goedhouden en hij riep: `Stuur iedereen weg.' Zo was er niemand meer bij, toen Jozef zich aan zijn broers bekend maakte. Hij huilde zo luid, dat de Egyptenaren het hoorden. Ook in het huis van Farao werd het bekend. Jozef zei tegen zijn broers: 'Ik ben Jozef. Maakt vader het nog goed?' Maar zijn broers konden geen woord uitbrengen, zo erg waren ze geschrokken. Maar Jozef zei: `Kom toch dichterbij.' Toen ze dichterbij waren, zei hij: `Ik ben Jozef, de broer die jullie verkocht hebben. Je moet niet zo terneergeslagen zijn en jezelf niet meer verwijten dat jullie mij verkocht hebben, want God zond mij voor jullie uit om jullie in leven te houden.



Stilstaan bij ...

Juda
Juda was de vierde zoon van Jakob en Lea.
Hij werd de stamvader van de stam Juda, de belangrijkste stam van het joodse volk: koning David kwam uit de stam Juda; Jeruzalem behoorde tot het gebied Juda).
Het woord Jood is afgeleid van de naam Juda.

Farao
'Farao' is de naam voor de koning van Egypte. Het woord zelf betekent: groot huis of paleis. Meestal waren mannen farao, een zeldzame keer waren ook vrouwen farao.

Jozef
was de oudste zoon van Rachel, de liefste vrouw van Jacob en de broer van Benjamin.





Bij de tekst

Sleutel van het verhaal over Jozef

‘God zond mij voor jullie uit om jullie in leven te houden’ is de sleutel van de verhalen over Jozef: het is uiteindelijk God die de geschiedenis leidt.



Wijsheidsliteratuur

In de Oudheid (o.a. in Egypte) wilde men met wijsheidsliteratuur jongeren het wijze gedrag bijbrengen om te slagen in hun leven of in hun loopbaan. Dit konden spreuken maar ook verhalen zijn. Wijs leven betekent: zich gedragen naar de wetten van de natuur van de dingen, een orde die de scheppende God in de wereld heeft gelegd. De verhalen van Jozef behoren tot deze wijsheidsliteratuur.