Loading...
 

Handelingen 22, 1-21

Handelingen 22, 1-21: Toespraak van Paulus 

Handelingen 9, 1-22 // Handelingen 22, 1-21



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1762-1763)

‘Vrienden en leiders van het volk, luister! Ik ga jullie uitleggen dat ik niets verkeerds gedaan heb.’ Toen de mensen hoorden dat Paulus Hebreeuws sprak, werden ze nog stiller. Paulus zei: ‘Ik ben een Jood. Ik ben geboren in Tarsus in Cilicië, maar groeide op hier in Jeruzalem. Mijn leraar was Gamaliël. Van hem heb ik geleerd om me heel precies aan de wetten van onze voorouders te houden. Jullie doen je best om je aan Gods regels te houden. Dat heb ik vandaag gemerkt. Maar ik doe dat ook!

Vroeger vervolgde ik de christenen, ik probeerde hen te doden. Ik heb mannen en vrouwen gevangengenomen en laten opsluiten. De hogepriester en de andere leiders weten dat. Want toen ik naar Damascus ging, kreeg ik van hen brieven mee voor de leiders van de synagogen. Door die brieven hoopte ik toestemming te krijgen om ook in die stad naar christenen te zoeken. Ik wilde ze gevangennemen en naar Jeruzalem brengen. Daar zouden ze gestraft worden.

Maar luister wat er gebeurde. Ik was op weg naar Damascus. Het was bijna twaalf uur ’s middags en ik was vlak bij de stad. Toen straalde er plotseling een fel licht uit de hemel om me heen. Ik viel op de grond, en ik hoorde een stem zeggen: ‘Saulus, Saulus, waarom vervolg je mij?’ Ik antwoordde: ‘Wie bent u, Heer?’ En de stem zei tegen mij: ‘Ik ben Jezus uit Nazaret. Ik ben degene die jij vervolgt.’ De mensen die bij me waren, zagen het felle licht. Maar de stem hoorden ze niet. Toen zei ik: ‘Wat moet ik doen, Heer?’ De Heer zei tegen mij: ‘Sta op en ga naar Damascus. Daar zal iemand je alles vertellen wat je moet doen.’
Door het felle licht was ik blind geworden. De mensen die bij mij waren, pakten mijn hand en brachten me zo naar Damascus.

In Damascus woonde een man die Ananias heette. Ananias was trouw aan God en hield zich aan de wet. Alle Joodse inwoners van de stad hadden respect voor hem. Ananias kwam naar me toe en ging voor me staan. Hij zei: ‘Saulus, beste vriend, kijk me aan!’ En op datzelfde moment kon ik hem zien. Toen zei hij tegen me: ‘De God van onze voorouders heeft jou uitgekozen. Hij zal aan jou zijn plannen bekendmaken. Hij heeft jou uitgekozen om Jezus Christus te zien en zijn stem te horen. Jij zult alle mensen over hem gaan vertellen. Je zult vertellen wat je gehoord en gezien hebt. Waarom twijfel je nog? Sta op en laat je dopen. Als je tot Jezus bidt, dan zal het water van je doop je zonden wegwassen.’

Daarna ging ik terug naar Jeruzalem. Daar kreeg ik een droom, terwijl ik in de tempel aan het bidden was. In die droom zag ik de Heer, die tegen mij zei: ‘Ga snel weg uit Jeruzalem. Want ze zullen hier niet geloven wat je over mij vertelt.’ Ik zei: ‘Maar juist de mensen hier in Jeruzalem zouden naar mij moeten luisteren, Heer! Want ze weten wat ik vroeger gedaan heb. Ik liet christenen opsluiten in de gevangenis. En ik zorgde ervoor dat ze in de synagogen met de zweep geslagen werden. Ik was het ook eens met de moord op Stefanus, een man die over u vertelde. Ik was erbij toen hij vermoord werd. Ik paste op de jassen van de mensen die hem doodden.’ Maar de Heer zei tegen mij: ‘Toch moet je uit Jeruzalem weggaan. Ik stuur je naar andere volken, hier ver vandaan.’’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen zei Paulus in het Hebreeuws:
‘Mannen, ik ben een Jood, geboren te Tarsus.
Ik groeide op hier in Jeruzalem. Mijn leraar was Gamaliël.
Hij leerde me mij te houden aan de wetten van onze voorouders.
Ik ijverde voor God, net zoals jullie nu.
Ik heb mannen en vrouwen gearresteerd en in de gevangenis gegooid.
De hogepriester en de hele raad der oudsten
kunnen dit van me getuigen.
Met hun brieven trok ik naar de broeders in Damascus
om er christenen te arresteren
en ze naar Jeruzalem te voeren om ze er te laten bestraffen.
Maar vlak bij Damascus was er rond de middag
plotseling een fel licht uit de hemel.
Ik viel op de grond en hoorde zeggen:
Saul, Saul, waarom vervolg je Me?
Ik antwoordde: Wie ben Je, Heer?
Hij zei: Ik ben Jezus van Nazaret die je vervolgt.
Mijn metgezellen zagen wel het licht, maar hoorden de stem niet.
Ik vroeg: Wat moet ik doen, Heer?
Hij zei: Sta op en ga verder naar Damascus.
Daar zal men je alles zeggen wat je te doen hebt.
Omdat ik door het felle licht niet meer kon zien,
leidde men me bij de hand.
Zo kwam ik bij Ananías, een wetgetrouw man,
die door alle joden in Damascus gerespecteerd werd.
Hij bezocht mij, ging voor me staan en zei:
Saul, broeder, word weer ziende!
Op dat moment zag ik hem staan.
Hij zei: De God van onze vaderen heeft jou uitgekozen
om zijn wil te laten kennen,
om Jezus te zien en te horen.
Je zult alle mensen over Hem gaan vertellen,
over wat ge gezien en gehoord hebt.
Wat twijfel je nog?
Sta op, laat je dopen en je zonden afwassen
onder aanroeping van zijn Naam.

Daarna keerde ik terug naar Jeruzalem.
Terwijl ik eens in de tempel aan het bidden was,
droomde ik dat ik Hem zag staan.
Hij zei: ‘Ga vlug weg uit Jeruzalem,
want ze zullen niet geloven wat je over Mij zegt.
Ik zei: Heer, ze weten heel goed,
dat ik het was die overal in de synagogen
degenen die in Jou geloofden liet gevangennemen en geselen.
Ik stond er ook bij toen Stefanus gedood werd.
Ik was ermee akkoord
en nam de kleren van zijn moordenaars in bewaring.
Maar Hij zei mij:
Ga, want Ik zal je zenden, ver weg, naar andere volkeren.



Stilstaan bij…

Tarsus
Stad waar Paulus vandaan kwam.
Lees meer

Gamaliël
Gamaliël was een rabbijn, een Farizeeër, een lid van het Sanhedrin en leermeester van Paulus. Hij was de zoon of de kleinzoon van de bekende rabbijn Hillel. Hij stierf rond 50 na Christus.

Tempel
Lees meer





Bij de tekst

Roeping

Deze tekst vertelt over de roeping van Paulus als apostel van al wie geen jood is.
Lees meer