...Page...
A
Adventskrans
Begin december zijn er veel kerstkransen te zien. Eén ervan is de adventskrans: de groene krans met vier kaarsen en een rood lint.
De advent begint de vierde zondag voor Kerstmis. Elke zondag van de advent, wordt een extra kaars aangestoken. Zo branden in de week waarin Kerstmis valt, de vier kaarsen samen.
SYMBOOL | BETEKENIS |
De ronde vorm van de krans | verwijst naar de zon, bron van warmte en licht. |
Het groen van de adventskrans | teken dat de natuur niet dood is, maar in een winterslaap. Een teken van hoop op nieuw leven. |
Het groeiende licht van de kaarsen | verwijst naar het dichter komende feest waarop christenen de geboorte vieren van Jezus, het licht in de wereld. |
De rode kleur van het lint | verwijst naar de liefde, het centrale thema in de prediking van Jezus. |
Albe
Het Latijnse woord alba betekent WIT. Het is de naam voor het witte kleed dat priesters en ook misdienaars dragen tijdens de eucharistieviering.
Dat witte kleed droegen volwassenen vroeger na hun doopsel. Zo toonden ze dat ze geloofden in de verrezen Christus, het licht in de wereld.
Altaar
Lang geleden was een altaar een stapel stenen waarop dieren werden geofferd voor de goden.
Toen de eerste christenen vervolgd werden, kwamen ze in onderaardse begraafplaatsen (catacomben) bijeen, om de eucharistie te vieren boven het graf van hun martelaren.
Later kreeg het steeds vaker de vorm van een tafel.
Die offertafel en de sarcofaag in de catacomben bepaalden de vorm van een altaar in de kerk. Nieuwe altaren lijken soms op een gewone tafel, omdat dit meubel het laatste avondmaal in herinnering brengt.
Omdat een altaar niet zomaar een meubel is, moet het door een bisschop gewijd worden, vooraleer het gebruikt mag worden voor de eucharistieviering.
Meestal zit in een altaar een reliek van een heilige, bijvoorbeeld een botje van die persoon of een stukje stof van zijn kleding. Dit gebruik herinnert aan de eucharistievieringen in de catacomben.
Onder het witte kleed van een altaar, zijn er vijf kruisjes te zien, die herinneren aan de vijf wonden van Jezus toen Hij gekruisigd werd.
Altaarbel
Met deze bel geven de misdienaars de bijzondere momenten van de eucharistie aan.
B
Basiliek
‘Basiliek' is een titel die de paus verleent aan een kerk waar veel bedevaarders naartoe gaan.
Biechtstoel
Soms zie je in een katholieke kerk één of meer meubelstukken die men biechtstoel noemt. Daarin biechten katholieken geknield hun zonden / tekortkomingen op aan de priester, die hen in naam van God nieuwe kansen geeft. Als je naar andere godsdiensten kijkt, vind je niets gelijkaardigs. Zich verzoenen met God nadat men tekort kwam tegenover zijn medemens, lijkt iets typisch te zijn voor katholieken.
Biechtstoelen werden voor het eerst gebruikt in de 16e eeuw.
Nu zijn het bijna alleen nog oudere mensen die er gebruikt van maken.
C
Ciborie
Dit is een kelk met een deksel die gebruikt wordt om hosties te bewaren.
Soms wordt daar overheen nog een doekje gelegd (ciborievelum)
Chrisma
Zie: Heilige olie
Collecteschaal
Een collecteschaal is een schaal waarmee men tijdens de eucharistieviering geld ophaalt.
Met dit geld worden de kosten voor het onderhoud van de kerk betaald: verwarming, schoonmaak, elektriciteit ...
Een deel gaat ook naar mensen die het nodig hebben. Elk parochieteam kiest zelf of het aan gezinnen en/of aan organisaties gegeven wordt.
Lang geleden brachten de mensen fruit en groenten mee naar de kerk om onder de armen te verdelen.
D
Doopvont
Het woord doopvont bestaat uit ‘doop’ van dopen en ‘vont’ van het Latijn fons of ‘bron, fontein’. Doopvonten zijn meestal achthoekig. Daar is een reden voor. Een gewone week telt zeven dagen. De achtste zijde stelt de ‘eeuwige dag’ voor, het eeuwig leven dus.
Vroeger hadden grote kerken een echte doopkapel. Want toen werden ook veel volwassenen gedoopt. Tijdens het doopsel werden ze helemaal ondergedompeld in water. Daarvoor was dus een echt ‘bad’ nodig. Er moesten ook kleedkamers zijn. En dat kon alleen in een aparte doopkapel.
Echte doopkapellen zijn vooral in het Oosten te vinden. Maar ook in Frankrijk of Italië zijn er oude kerken te vinden met een doopkapel.
Klik hier voor 'Het verhaal van de kathedraal' door priester Bart Paepen. (Kerknet, 17 februari 2018)
G
Glasraam
Glasramen werden in de kerk op de eerste plaats aangebracht om koude, regen en sneeuw buiten te houden. Die ramen konden de kerk ook versieren. Die 'versiering' bevatte veel informatie, want er werden vaak taferelen uit de Bijbel afgebeeld.
H
Haan
Boven op een kerktoren staat een haan, meestal een bronzen kunstwerk, dat vaak verguld wordt, zodat het schittert in de zon.
De haan is al heel lang een symbool van waakzaamheid. Hij schiet wakker bij het minste geluid. Hij kraait dan en slaat, op zijn manier, alarm bij elke verdachte beweging.
Voor de eerste christenen was de haan het symbool van de verrijzenis: hij nodigt de mensen uit om op te staan en op weg te gaan naar het licht.
Heilige olie
Olie dringt tot diep in de huid en voedt haar.
In de Rooms-katholieke Kerk worden drie heilige oliën gebruikt:
. de ziekenolie (O. INF. - oleum infirmorum)
Wie erg ziek is, wordt gezalfd met de ziekenolie om kracht en moed te vinden.
. de olie van de geloofsleerlingen (O. CAT. - oleum catechumenorum)
De olie der geloofsleerlingen ondersteunt hen die zich christen willen worden.
. chrisma (S.CHR. - sanctum chrisma)
Het chrisma wordt gebruikt bij het vormsel, het doopsel de priester- en de bisschopswijding. Deze zalf symboliseert de kracht en de dynamiek van de Heilige Geest.
De twee eerste oliën bestaan uit olijfolie. Aan het chrisma worden geurige vloeistoffen en kruiden toegevoegd.
Hostie
De eerste christenen kwamen bijeen om samen brood te breken en wijn te drinken, net zoals Jezus met zijn vrienden deed tijdens het laatste avondmaal. Dat brood ('matse') was gebakken zonder gist (= ongedesemd) en leek wat op een uitgedroogde pannenkoek.
Toen er steeds meer christenen waren, begon men vooraf kleine stukken ongedesemd brood klaar te maken. Veel later waren er hostiebakkerijen waar uit deeg, gemaakt van water en bloem, machinaal rondjes werden gestoken: onze hosties.
K
Kannetjes
Dit zijn twee kannetjes, warvan het ene met water gevuld wordt, het andere met wijn.
Tijdens de offerande mengt de priester wat water bij de wijn. Zo toont hij de kleinheid van de mens in de rijkdom van God.
Kathedraal
‘Kathedraal’ komt van het Latijnse woord ‘cathedra’, dat ‘zetel’ betekent. Want in een kathedraal staat de bisschopszetel. Een kathedraal is dan ook de hoofdkerk van een bisdom.
Kelk
Een metalen beker die meestal verguld of verzilverd is en kunstig bewerkt kan zijn.
Soms gebruikt men ook nog een palla, een vierkant stuk karton dat met linnen overtrokken is. Hiermee bedekt men de kerk tijdens een eucharistieviering om te beschermen tegen vallend stof of vliegjes.
Kerkhof
Een kerkhof was een hof, een tuin rond de kerk. Daar werden overledenen begraven.
Nu worden begraafplaatsen buiten de woonzones ingericht.
De meeste overledenen worden bij ons nog wel begraven. Maar steeds meer wordt voor crematie (verbranding) gekozen. De as van de dode wordt dan verstrooid of in een urne gedaan. Die urne kan dan in een nis in een muur worden ‘bijgezet’. Zo’n muur heet: ‘columbarium’.
Klok
In bijna elke kerktoren hangen één of meer klokken. Vanaf de achtste eeuw bestaat de gewoonte om die klokken te dopen en ze zelfs een naam te geven. Dit wijst op het belang van klokken.
Sommige klokken vertellen ons hoe laat het is. Ze roepen ons ook samen in de kerk voor de eucharistie, voor een doopviering, een huwelijk, een begrafenis.
L
Lectionarium / lezingenboek
Boek dat de lezingen bevat uit de Bijbel in de volgorde waarin ze in de liturgie voorgelezen worden.
Lezenaar / ambo
Op dit meubel plaatst men het boek met de lezingen (lectionarium) om er gemakkelijker uit te kunnen voorlezen.
Liturgische kleuren
Tijdens de mis dragen priesters vaak een kazuifel: een kleurig kleed zonder mouwen. Soms dragen ze enkel een versierde band om hun hals: de stola. De kleur van de kazuifel of de stola hangt af van het moment in het kerkelijk jaar.
Wit
Een kleur dat staat voor zuiverheid, heiligheid en vreugde.
'Wit' wordt gebruikt in de kersttijd, van Kerstmis tot Driekoningen (6 januari) en in de paastijd, tussen Pasen en Pinsteren.
De priester draagt ook wit op het feest van Maria-ten-hemel-opneming ( 15 augustus), op Allerheiligen, op het feest van Christus Koning (laatste zondag van het kerkelijk jaar) en soms op begrafenissen.
Rood
Een vurige kleur.
Een kleur die gebruikt wordt met Pinksteren. Want dan daalde de Heilige Geest neer in de gedaante van vurige tongen boven de hoofden van de apostelen.
Paars
Een wat sombere kleur.
Ze past bij een tijd van boete en bezinning.
Een geschikte kleur in de voorbereiding op Kerstmis (advent) en op Pasen (veertigdagentijd)
Groen
De kleur van de natuur, van het leven.
Daarom is het de kleur van hoop en eeuwig leven ...
De priester draagt groen in de ‘gewone periodes’, tussen Driekoningen en het begin van de veertigdagentijd (Aswoensdag) en van Pinksteren tot het einde van het liturgisch jaar
Liturgische kleding van een priester
Amict (soms) | Naam voor de linnen doek die hals en schouders bedekt. |
Albe | 'Alba' is een Latijns woord voor 'wit'. De albe is een wit linnen kleed dat reikt tot aan de voeten. In de tijd van de Romeinen was dit een onderkleed. Soms dragen priesters in de eucharistie enkel de albe met een brede stola. Ook misdienaars kunnen een albe dragen. |
Singel (soms) | Koord waarmee de albe om de middel wordt opgeschort. |
Stola | Lange brede band stof in de liturgische kleur van de dag, gedragen om de hals. Buiten de eucharistieviering draagt de priester de stola als hij als priester optreedt (bijvoorbeeld bij sacramenten). De stola verwijst naar zijn priesterschap. De stola die een diaken draagt, hangt schuin van de linkerschouder over de borst naar de rechterzijde van het lichaam, waar ze wordt vastgemaakt. |
Kazuifel | Liturgisch gekleurde ‘mantel’ (wit, rood, paars of groen. Soms ook blauw of roze). De priester draagt die tijdens de eucharistie over de albe en de stola heen. In de tijd van de Romeinen was een kazuivel een reismantel die de persoon geheel omhulde. Het woord ‘kazuifel’ is afgeleid van het Latijnse woord ‘casula’ = klein huisje. |
Koormantel | Soort cape die gedragen wordt tijdens vespers, lof en processies. Vroeger droeg de landelijke bevolking zo’n mantel als het regende. |
Mijter | Paus, bisschoppen en abten dragen een mijter: twee schilden die met elkaar verbonden zijn en spits uitlopen. Aan de achterzijde hangen twee linten. |
Pallium | Wollen halsband met zes zwarte kruisjes, die gedragen wordt boven de kazuifel. Het is een ereteken voor paus en aartsbisschoppen. De wol is van lammeren die op het feest van de heilige Agnes gewijd worden en met Goede Vrijdag geschoren en geslacht worden. |
M
Missaal
Boek met alle teksten voor de viering van de eucharistie, met uitzondering van de teksten uit de Bijbel, die in het lectionarium te vinden zijn.
Monstrans
Dit gewijde voorwerp bevat een lunula, waarin een geconsacreerde hostie wordt aangebracht, zodat die zichtbaar aanbeden kan worden.
O
Olie
zie: heilige olie
Organist(e)
De man of vrouw die het orgel bespeelt in de kerk.
Orgel
Achteraan in de kerk, boven het portaal, staat meestal een indrukwekkend muziekinstrument: het orgel. Het is vaak zo groot dat men erin kan kruipen. In sommige kun je zelfs verdwalen. Pas vanaf 1850 gebruikt men het orgel om de liturgie op te luisteren zoals dat vandaag gebeurt.
Zo’n orgel is een instrument waarmee je heel veel kunt uitdrukken. Je kunt er zacht op spelen of hard, feestelijk maar ook droevig.
Het is een fraai instrument om naar te kijken. De man of vrouw die het orgel bespeelt in de kerk noemen we de organist(e).
P
Paaskaars
In de buurt van het altaar staat een grote versierde kaars: de paaskaars. Die blijft telkens een heel jaar lang in de kerk staan. Ze wordt de eerste keer aangestoken in de paasnacht. De priester wijdt ze dan en zegent ze met een kruisteken. Op een paaskaars staan altijd twee vreemde letters: een A en een vreemde M (= omega). Ze heten alfa en omega. Het zijn de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. Ze zeggen dat Jezus het begin en het einde van alles is. Het licht van de paaskaars herinnert ons aan de verrijzenis van Jezus, het licht in de wereld. Hij loodst als een vuurtoren in de donkere nacht het schip naar de haven en geeft je weer hoop midden in de storm.
Telkens er iemand gedoopt wordt, wordt de paaskaars aangestoken. Bij een begrafenis brandt de paaskaars bij de kist van de overledene. Het is een zichtbaar teken van de aanwezigheid van Jezus in ons leven en ook bij het overgaan naar een ander leven.
Pateen
Rond schaaltje van verguld of verzilverd metaal, waarop de hosties liggen tijdens de eucharistieviering.
Deze pateen kan soms de vorm hebben van een vis, en zo verwijzen naar Jezus zelf.
Preekstoel
Een preekstoel is geen stoel, het is een verhoogd platform om op te staan en waar je met een trap op geraakt. Vroeger ging de priester daarop staan om te preken, om de boodschap van het evangelie uit te leggen aan de gelovigen.
Toen er nog geen microfoons waren, was die hoogte belangrijk om de priester goed te kunnen verstaan. Nu worden de meeste biechstoelen niet meer gebruikt omdat er microfoons zijn.
Pyxis
Doosje van verguld of verzilverd metaal waarin geconsacreerde hosties worden bewaard, zodat men ze kan meenemen om aan zieken de communie te geven.
V
Videocursus voor misdienaars
Klik hier voor een videocursus voor misdienaars in zeven stappen en één extra.
W
Wie is wie in de Kerk?
Bisschop (purper gekleed) | Staat aan het hoofd van een bisdom; wordt door de paus benoemd. |
Catechist | Iemand die mensen begeleidt die gedoopt willen worden of christenen die hun eerste communie willen doen of gevormd willen worden. |
Diaken | Iemand die gewijd is en de taak heeft om het dienstwerk te verrichten, te verkondigen (hij leest het evangelie voor en preekt) en te dopen. In bijzondere gevallen mag een diaken een huwelijk inzegenen. |
Kardinaal (rood gekleed) | Kerkelijke eretitel die de paus meestal aan een bisschop geeft. Kardinalen helpen en adviseren de paus bij het besturen van de Kerk. Bij het overlijden van een paus wordt onder de kardinalen een nieuwe paus verkozen. Kardinalen worden ook 'prinsen van de Kerk ' genoemd. Hun aantal ligt rond de 180. |
Koor | Zingt liederen. |
Koster | Hij/zij zorgt voor de liturgische gewaden, de liturgische voorwerpen (vaatwerk: kelk, pateen ...) het in orde houden van het kerkgebouw en de kleding voor de priester. Hij/zij helpt legt alles klaar voor een viering in de kerk. |
Lector | Leest de lezing(en) voor uit de Heilige Schrift, met uitzondering van het evangelie dat door een priester wordt voorgelezen. |
Leek | In het gewone spraakgebruik: 'niet-ingewijde', 'iemand die geen verstand van zaken heeft. In de kerk wordt 'leek' gebruikt voor de gewone gelovige, iemand die tot het volk van God behoort. Leek komt van een Grieks woord (laikos) dat volk betekent. |
Misdienaar | Jongen of meisje die de priester (en diaken) helpt tijdens de eucharistieviering en andere vieringen. |
Nuntius | Vertegenwoordiger van de paus in een land (te vergelijken met een ambassadeur) |
Organist | Bespeelt het orgel |
Pastoor | Staat aan het hoofd van een parochie (een geloofsgemeenschap die meestel samenvalt met een gehucht, een dorp of een deel van een stad. Hij wordt aangesteld door de bisschop. |
Pastor | Latijns woord voor herder. Wordt gebruikt voor iedereen die in een parochie werkzaam is, zowel mannen als vrouwen. Sommige priesters kiezen voor pastor i.p.v. pastoor, omdat ze vinden dat 'pastoor' te autoritair overkomt. |
Paus (wit gekleed) | staat aan het hoofd van de kerk. |
Wijwater
‘Wijwater’ (= gewijd water) is water dat de priester zegent.
In het begin van het christendom stonden er grote waterkruiken aan de ingang van de kerk. Door handen, voeten en hoofd te wassen, maakte men zich zuiver om het huis van God te betreden. Stilaan werden de kruiken vervangen door een klein wijwatervat achteraan de kerk.
Op paaszaterdag wordt het water tijdens de paaswake gewijd. Eén deel ervan wordt als wijwater gebruikt en een ander deel als doopwater. Zo komt het dat gewijd water gelovigen herinnert aan hun doopsel.
Wijwatervat met kwast
De priester doet de kwast in het vat met wijwater, haalt die er dan uit en gebruikt de kwast om gelovigen of voorwerpen met wijwater te besprenkelen.
Wierookvat
Op kerkelijke feestdagen zoals Kerstmis, Pasen of Pinksteren kun je wierook zien gebruiken in de kerk. Tijdens die vieringen, zwaait de priester met een wierookvat waarin wierookkorrels verbrand worden. Hij bewierookt het tabernakel, het altaar, het kruis, het lectionarium (het boek waarin de lezingen staan), de priester, de gelovigen en onderstreept zo de waarde van al wie in de kerk aanwezig is en van de voorwerpen die verwijzen naar Jezus.
Wierook wordt ook gebruikt op het einde van een begrafenisdienst om respect uit te drukken voor het lichaam van de overledene.
Het branden van wierook (= gewijde rook) is heel oud. In het Oosten brandde men wierook voor de goden en voor koningen of keizers. Nu nog wordt in het Oosten wierook gebruikt bij de verering van goden.
De joden zagen dit gebruik vermoedelijk in Egypte en namen het over in de tempel van Jeruzalem.
De rook van wierook, die zoals alle rook omhoog stijgt, neemt als het ware de gebeden van de gelovigen mee naar God.