Loading...
 

INLEVEN

Inlevingsvermogen

Wat?

Iemand die zich inleeft in een ander, is iemand die zich kan verplaatsen in een ander en de gevoelens en gedachten van die ander kan begrijpen, ook wanneer die die gevoelens niet zelf ervaart in die situatie.



Belang

Inlevingsvermogen is belangrijk om te komen tot sociaal gedrag. Het helpt sociale situaties juist in te schatten en te weten wat men daarbij kan verwachten.
Een probleem hierbij is dat men zo ook kan vernemen hoe men iemand het meest kan raken en kwetsen.



Ontwikkeling

PeuterPeuters ontdekken dat ze gevoelens en wensen hebben die los staan van die van hun ouders en anderen. Ze krijgen stilaan ook belangstelling voor die anderen. Maar omdat ze zich nog erg in het middelpunt plaatsen, is het voor hen moeilijk om met die anderen rekening te houden.
KleuterKleuters zijn in staat om de emoties van anderen te herkennen en beginnen te begrijpen waarom die getoond worden. Vooral de emoties boosheid en verdriet begrijpen ze gemakkelijk, omdat daarvoor vaak een duidelijke reden is. Maar het begrijpen van de bedoelingen van anderen blijft erg moeilijk voor kleuters.
Vanaf zes jaarKinderen zien en begrijpen steeds beter de gevoelens van anderen. Ook minder duidelijke emoties worden voor hen herkenbaar, zodat hun eigen gedrag gemakkelijker daarop kunnen afstemmen. Omdat ze zich meer kunnen verplaatsen in de manier waarop anderen tegen de dingen aankijken, begrijpen ze ook beter waarom andere kinderen bepaalde dingen doen.
Vanaf zeven / acht jaarKinderen beseffen dat het eigen gedrag emoties kan oproepen en dat ze soms beter hun gedrag aanpassen om bepaalde emoties niet op te roepen. Ze zien ook al heel goed in dat ze bepaalde dingen beter niet zeggen. Hierbij leren ze het verschil tussen openhartigheid en iets zeggen om uit te dagen of te kwetsen.
Van acht / negen jaarDeze kinderen verplaatsen zich steeds beter in de ander en houden er rekening mee. Zo raakt hun eigen gedrag steeds beter afgestemd op de mensen om hen heen.
Vanaf tien jaarDeze kinderen krijgen steeds meer begrip en inzicht in tegenstrijdige emoties. Ook tegenstrijdige gevoelens beginnen ze steeds beter te begrijpen en in te voelen.




Hoe ontwikkelt een kind inlevingsvermogen?

Enerzijds ontwikkelt dit vermogen zich vanzelf bij een kind, anderzijds moet het aangeleerd en voorgeleefd worden.
Volwassenen die met kinderen te maken hebben, doen dit vooral door voor te leven hoe het moet en kan. Want hoe belangrijk het ook is om met kinderen te praten over hoe anderen zich voelen en over wat men voor elkaar over moet hebben, dit wordt het best ondersteund door dit in het eigen leven te tonen.





Inleefactiviteiten

Doelen

. Men leert bepaalde gedachten en gevoelens in zich op te roepen.

. Men kan op de hoogte komen van gevoelens en gedachten van medespelers.



Belangrijk bij …

het opmaken van doelen
. Steek niet te veel doelen in één activiteit.
Werk liever rond één vaardigheid en laat de kinderen hierin evolueren. Andere vaardigheden kunnen impliciet aan bod komen.



het opmaken van een activiteit
. Stimuleer de creativiteit door voldoende en gevarieerde impulsen te geven: materiaalteksten, situaties, voorbeelden ...

. Werk stapsgewijs zodat de kinderen niet overladen worden met opdrachten. Werk van eenvoudig naar complex:
- van eenvoudige opdrachten in het begin naar geleidelijk aan moeilijker opdrachten.
- van gesloten opdrachten naar open opdrachten. Te open opdrachten in het begin zorgen ervoor dat kinderen blokkeren of niet weten wat te doen.

. Voorzie momenten van informatie voor de kinderen over het doel van een activiteit, zodat ze gerichter kunnen werken.

. Voorzie ruim de tijd.

. Vergeet niet het afsluitend gesprek waarbij de kinderen hun ervaringen verwoorden.



het begeleiden van een activiteit
. Creëer een veilig gevoel door positief te bekrachtigen.

. Geef tips voor de hele groep, zodat niemand zich geviseerd voelt of onbekwaam.



Bouwstenen

Wie? (rol of personage)

In een inleefactiviteit moet een deelnemer om zijn een rol goed te kunnen spelen rekening houden met de kenmerken van het personage.
Er zijn er blijvende kenmerken zoals: het karakter van iemand
Er zijn moment gebonden kenmerken zoals: de stemming, emotie, reactie ...



Wat? (situatie / conflict)

De deelnemers krijgen een situatie of een conflict voorgeschoteld in een verhaal. Dit helpt om de inleefactiviteit interessant te maken. Zo ziet men beter hoe personages vanuit hun eigen karakter, omgaan met een probleem en op zoek gaan naar een oplossing.



Waar?

Wanneer men dicht bij een Bijbelverhaal wil werken, kan men een vaardigheid van inleving situeren in Israël / Palestina, maar doorgaans kiest men voor een omgeving waarmee de deelnemers vertrouwd zijn: thuis, school, jeugdbeweging, sportclub, hobby (muziekschool; tekenacademie …)



Waarom? (drijfveer)

Wat een personage doet, wat hem of haar drijft moeten de deelnemers steeds goed in het achterhoofd houden, om hun rol op een geloofwaardige manier te spelen.
B.v.: Een kind dat een koekje uit de koekjesdoos neemt omdat mama dat gevraagd heeft, zal dat helemaal anders doen dan een kind dat gestraft werd en stiekem een koekje wil nemen.





Verloop

Deze activiteit wordt best stap per stap opgebouwd, zonder te grote sprongen, om te verhinderen dat kinderen al na de eerste activiteit afhaken.
B.v.: Vraag kinderen niet meteen om een product (b.v. een toneelscène) in elkaar te steken.



Stap 1: Opwarmen en verkennen
De deelnemers maken kennis met een vaardigheid en verkennen ze. Alle deelnemers doen op dat moment hetzelfde. De activiteiten verlopen in deze fase erg geleid.
B.v.: Dingen voordoen, die de deelnemers tegelijk imiteren.



Stap 2: Exploreren en experimenteren
Laat de leerlingen geleidelijk los. Die vrijheid is heel belangrijk: hen verschillende manieren laten bedenken om iets te doen, breidt hun vaardigheid uit naar meer complexe varianten.
B.v. Laat de deelnemers handelingen spiegelen (bv. elkaar nadoen),
laat ze handelingen uitvergroten en verkleinen, ...
In deze fase is het belangrijk dat ze zoveel mogelijk kunnen uitproberen en zoveel mogelijk ervaringen opdoen binnen een bepaalde vaardigheid.



Stap 3: Verwerken
De geoefende vaardigheden worden verwerkt. Dit kan bijvoorbeeld het uitwerken van een scène zijn.





Enkele werkvormen 

Rollenspel

In een rollenspel leven de deelnemers zich in in de situatie die hun voorgelegd wordt én in de huid van het personage dat ze spelen. Geef daarom een elementaire invulling van de rollen en van de gebeurtenis.

In een rollenspel zijn de reacties van de deelnemers vrij.
B.v.: iemand doet iets verkeerd. Hoe reageert men daarop? (als vader, zoon, dochter, moeder, juf … naargelang de situatie en de plaats waar die zich afspeelt)
De deelnemers bepalen vrij het verloop van dit spel.



Belangrijk
Besteed aandacht aan de opdrachten voor de observatoren. Men mag wel iets steviger vragen dan: ‘Wat heb je leuk gevonden?




Simulatiespel

In een simulatiespel wordt een bepaalde houding ingeoefend.

B.v.: een situatie (B.v. ruzie) wordt opgegeven, maar ook de verzoenende reactie wordt opgegeven.
De deelnemers zoeken concrete handelingspatronen om vergeving en verzoening uit te drukken.



Bibliodrama

Bibliodrama komt steeds voor de bespreking van een Bijbelverhaal (omdat de bespreking het spontane inleven in het verhaal negatief kan beïnvloeden).
Omdat ‘inleven’ de reden is van bibliodrama ... de actualisatie (= bespreking) niet vergeten, want zo krijgen de deelnemers de kans om hun ervaring met betrekking tot het verhaal te verwoorden en vast te leggen.





Suggestie

GSM-gesprek

Doel
Via een gesprek met een gsm leven de deelnemers zich beter in in een persoon die in een vorige activiteit aan bod kwam.


Materiaal
Twee gsm-toestellen


Verloop
Leg twee gsm's op een tafel in het lokaal waar je samenkomt.

Ga met de deelnemers naar de eerste gsm.
Beeld je in dat je via deze gsm met XXX zou kunnen spreken.
- Wat zou je die persoon willen vragen?
- Wat zou je hem / haar willen zeggen?

Merk op: tijdens dit gesprek worden geen antwoorden geformuleerd.


Ga dan naar de tweede gsm.
- Wie wil antwoorden in de plaats van XXX?
- Wie wil een vraag stellen aan XXX?


Afspraken
. Iedereen die wil mag een XXX zijn of degene die vragen stelt.
. Alleen wie de gsm in handen heeft mag vragen of antwoorden.