Loading...
 

Jeremia 26, 11-16.24

2 Foto

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Jeremia 26, 11-16.24: Jeremia spreekt in naam van God

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1266-1267)

De priesters en de profeten beschuldigden Jeremia. Ze zeiden tegen de leiders en tegen het hele volk: ‘Deze man moet gedood worden. Want hij zegt dat Jeruzalem vernietigd gaat worden. Jullie hebben het zelf gehoord.’
Jeremia zei tegen de leiders en het volk: ‘De Heer heeft mij gestuurd. Hij heeft mij opdracht gegeven om al die dingen te zeggen over de tempel en de stad. Verander dus je gedrag! Ga leven als goede mensen. En luister naar de Heer, jullie God. Dan zal hij zijn besluit veranderen. Dan zal de straf waarover ik gesproken heb, niet komen.’
Jeremia zei ook: ‘Ik ben in jullie macht. Jullie kunnen met mij doen wat jullie willen. Maar bedenk goed dat ik onschuldig ben. Als jullie mij doden, zullen jullie gestraft worden. Ja, dan zal de hele stad gestraft worden. Want de Heer heeft mij gestuurd. Dat is de waarheid. Hij wil dat ik al deze dingen tegen jullie zeg.’
Toen zeiden de leiders en het volk tegen de profeten en de priesters: ‘Deze man mag niet gedood worden. Want hij heeft tegen ons gesproken namens de Heer, onze God.’ (...)

Het volk wilde ook Jeremia grijpen en doden. Maar Achikam, de zoon van Safan, beschermde hem.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

De priesters en de profeten zeiden
tegen de edelen en de andere aanwezigen:
`Deze man moet gedood worden,
want hij sprak profetieën uit tegen deze stad.
Julie hebben het zelf gehoord.'
Maar Jeremia zei: `Al wat jullie hoorden
aan bedreigingen tegen deze tempel en tegen deze stad,
sprak ik uit in opdracht van God.
Verbeter dus jullie leven, luister naar God.
Misschien krijgt Hij dan spijt over het ongeluk
waarmee Hij jullie heeft bedreigd.
Met mij kunnen jullie natuurlijk doen wat jullie willen:
ik ben in jullie macht.
Maar als jullie me doden, moet je wel weten
dat jullie onschuldig bloed brengen over jezelf,
over deze stad en over haar inwoners,
want ik verkondig dit allemaal in opdracht van God.
Toen zeiden de edelen en alle aanwezigen
tegen de priesters en de profeten:
`Deze man verdient niet gedood te worden.
Hij sprak tot ons in naam van God.' (...)

Het was vooral aan Achikam, zoon van Safan, te danken,
dat Jeremia niet in handen viel van het volk dat hem wilde doden.



Stilstaan bij …

Achikam
Een hoge ambtenaar aan het hof.
Zijn zoon, Gedalja, werd na de verwoesting van Jeruzalem aangesteld tot landvoogd van Juda. Zowel Achikam als zijn zoon Gedalja waren Jeremia gunstig gezind.

Safan
Vader van Achikam. Hij was hofschrijver tijdens de hervorming van koning Josia.





Bij de tekst

Jeremia

Jeremia werd geboren rond 650 voor Christus in het dorp Anatot, in het stamgebied van Benjamin, aan de rand van de woestijn, een zevental km ten noordoosten van Jeruzalem. Zijn vader Chilkia behoorde tot een priesterfamilie.
Als kind was hij getuige van de godsdienstvervolgingen onder de afvallige koningen Manasse en Amon. Hij was rijk genoeg om te leven zonder zorg voor zijn inkomen: hij bezat grond en kon er zelfs bij kopen. Hij bleef ongehuwd, wat erg ongewoon en zelfs onsympathiek was in zijn tijd.
Hij trad op als profeet onder de regering van de koningen Josia, Jojakim en Sedekia.



’Valse profeet’

‘Als er een profeet is die zegt dat hij in mijn naam spreekt zonder dat Ik hem een opdracht heb gegeven, of die spreekt in de naam van andere goden, dan moet die profeet gedood worden.’
Volgens deze tekst (Deuteronomium 18, 20) moet elke valse profeet ter dood gebracht worden. Maar de priesters en de profeten erkennen Jeremia als een ware profeet van God.