Loading...
 

Matteüs 17, 22-27

2 Geld

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Matteüs 17, 22-27: Jezus betaalt tempelbelasting

Matteüs 17, 22-27/ - / -



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1551-1552)

Toen Jezus en de leerlingen weer in Galilea waren, zei Jezus tegen hen: ‘De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan mensen die hem zullen doden. Maar drie dagen later zal hij opstaan uit de dood.’
Toen de leerlingen dat hoorden, werden ze erg verdrietig.

Toen Jezus en de leerlingen in Kafarnaüm waren, kwamen er een paar mannen bij Petrus. Het waren de mannen die de tempelbelasting ophaalden. Ze vroegen: ‘Betaalt jouw meester wel tempelbelasting?’ ‘Ja, natuurlijk,’ zei Petrus.
Toen Petrus thuiskwam, vroeg Jezus meteen aan hem: ‘Simon, ik wil je wat vragen. Alle koningen vragen belasting. Maar van wie vragen ze dat? Van hun eigen kinderen of van andere mensen?’
Petrus antwoordde: ‘Van andere mensen.’ ‘Inderdaad,’ zei Jezus, ‘kinderen hoeven geen belasting te betalen aan hun vader. Maar ik wil niet dat de mensen slecht over ons denken. Daarom moet je naar het meer gaan om te vissen. Pak de eerste vis die je vangt en doe zijn bek open. Daar zit een munt in. Geef die aan de mannen die de tempelbelasting ophalen. Dan heb je voor ons allebei betaald.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen ze nog in Galilea samen waren, zei Jezus tegen zijn leerlingen:
‘De Mensenzoon zal worden overgeleverd in de handen van de mensen
en ze zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij verrijzen.’
Ze werden zeer bedroefd.

Toen zij in Kafarnaüm waren aangekomen,
kwamen de inners van de tempelbelasting op Petrus af.
Ze vroegen: ‘Betaalt je Meester de didrachmen niet?
Hij antwoordde: ‘Natuurlijk!’
Maar toen hij het huis binnenging, voorkwam Jezus hem met de woorden: ‘
Wat denkt je, Simon?
Van wie heffen de aardse vorsten tol of belasting,
van hun kinderen of van vreemden?”
En toen hij antwoordde: ‘Van vreemden,’ zei Jezus:
‘Dus de kinderen zijn vrij. Maar toch om hun geen aanstoot te geven:
ga naar het meer, werp uw haak uit
en grijp de eerste vis die boven komt.
Maak zijn bek open en je zult een stater vinden.
Betaal daarmee voor Mij en voor jou.’



Stilstaan bij...

Galilea
(Hebreeuws = streek van de heidenen)
Deze streek bevond zich in het noorden van Palestina. Daar woonde een multiculturele en multireligieuze bevolking.

Mensenzoon
De profeten gebruikten het woord ‘mensenzoon’ doorgaans om een mens aan te duiden in zijn sterfelijkheid en nietigheid. De profeet Daniël spreekt over de mensenzoon als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen.

Derde dag
In de Bijbel is de derde dag de beslissende dag, de dag van God. Op die dag treedt God bevrijdend op en opent Hij een nieuwe toekomst.

Kafarnaüm
(= dorp van Nahum, of dorp van troost)
2000 jaar geleden werd dit drukke stadje aan de noordwestkust van het meer van Galilea vooral door vissers bewoond. Kafarnaüm was de woonplaats van Jezus en verschillende van zijn leerlingen.

Tempelbelasting
Iedere jood moest vanaf zijn twintigste levensjaar twee drachmen betalen voor het onderhoud van de tempel in Jeruzalem. Die belasting werd ingezameld door speciale ambtenaren.
Na de verwoesting van de tempel moest men die som afgedragen aan de Romeinse staatskas.

Didrachmen
= Dubbeldrachme.
Een drachme was een Griekse munt. De waarde van een drachme was die van een dagloon.

Stater
Een stater had de waarde van een joodse sikkel of vier drachmen. Dus genoeg voor Petrus en Jezus samen.





Bij de tekst

Belasting

De belasting van een halve sjekel in het evangelie volgens Matteüs was de tempelbelasting die Israëlieten en Levieten betaalden voor het onderhoud van de tempel. Een belasting die Joodse priesters niet moesten betalen.

In de tijd van Jezus tijd betaalden de Joden zowel belasting aan de Joodse tempel als aan de heidense Romeinse overheersers.

Jezus ging ervan uit dat zijn volgelingen ‘burgers’ waren in het rijk van God en dat ze hun middelen moesten aanwenden om God te dienen. Maar ook aan de aardse regeringen moeten ze geven wat hen toekomt: het is een hulpmiddel voor de uitbouw van een goede werking van de samenleving.