Loading...
 

Matteüs 26, 57 - 27, 26

Roya Ann Miller Rdsc2L517iQ Unsplash

(Morguefile free stock photo license)


...page..

Matteüs 26, 57 – 27, 26: Jezus wordt ondervraagd

Matteüs 26, 57 – 27, 26 // Marcus 14, 53 - 15, 15 // Lucas 22, 54 - 23, 25



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1571-1574)

De mannen die Jezus gegrepen hadden, brachten hem bij Kajafas, de hogepriester. Daar waren ook de wetsleraren en de leiders van het volk bij elkaar gekomen.
Petrus liep op een afstand achter Jezus aan. Hij kwam op de binnenplaats van het huis van de hogepriester. Daar ging hij bij de knechten zitten om te zien wat er verder zou gebeuren.

De priesters, de wetsleraren en de leiders van het volk zochten een valse beschuldiging tegen Jezus. Want dan konden ze hem laten doden. Er werden wel veel valse beschuldigingen tegen Jezus uitgesproken. Maar er was geen beschuldiging bij die ze konden gebruiken.
Toen kwamen er twee mannen naar voren. Ze zeiden: ‘Wij hebben Jezus iets horen zeggen over de tempel. Hij zei: ‘Ik kan de tempel van God afbreken en binnen drie dagen weer opbouwen.’’
De hogepriester stond op. Hij zei tegen Jezus: ‘Waarom reageert u niet? U hoort toch wat die mensen over u zeggen?’ Maar Jezus zei niets.

Toen zei de hogepriester tegen Jezus: ‘Zo zeker als God leeft, geef antwoord! Bent u de messias, de Zoon van God?’ Jezus zei: ‘U zegt het zelf. En ik zeg jullie dit: Ik ben de Mensenzoon. Vanaf nu zullen jullie mij naast God zien zitten, aan de rechterkant. En jullie zullen mij uit de hemel zien terugkomen op de wolken.’
Toen de hogepriester dat hoorde, scheurde hij zijn priestermantel doormidden. Hij zei: ‘Deze man beledigt God. We hebben geen verklaringen meer nodig. Jullie hebben nu allemaal gehoord dat hij God beledigde. Wat is jullie oordeel?’ Ze antwoordden: ‘Hij is schuldig en moet gedood worden.’
Toen begonnen ze Jezus in zijn gezicht te spugen en hem te slaan. Terwijl ze dat deden, zeiden ze: ‘Hé messias, voorspel eens wie jou gaat slaan!’

Petrus zat nog steeds op de binnenplaats. Er kwam een meisje naar hem toe dat daar werkte. Ze zei: ‘Jij hoort ook bij die Jezus uit Galilea!’ Maar Petrus riep: ‘Welnee! Ik heb geen idee waar je het over hebt!’ Iedereen hoorde het.
Petrus liep weg naar de poort. Maar daar werd hij door een ander meisje herkend. Ze zei tegen de mensen die daar stonden: ‘Hij hoort bij Jezus uit Nazaret.’ En weer zei Petrus: ‘Welnee! God weet dat ik die man niet eens ken.’
Maar even later zeiden een paar andere mensen: ‘We weten zeker dat jij bij Jezus hoort. Iedereen kan horen dat jij ook uit Galilea komt.’ Toen begon Petrus te vloeken en hij riep: ‘God weet dat ik die man niet ken!’ Meteen daarna kraaide er een haan.
Petrus dacht terug aan wat Jezus gezegd had: ‘Jij zult drie keer zeggen dat je mij niet kent. Vannacht, nog voordat de haan kraait.’
Toen liep Petrus weg, en hij huilde.


Toen het ochtend geworden was, namen alle priesters en leiders van het volk een besluit. Ze besloten dat Jezus gedood moest worden. Ze lieten hem vastbinden, namen hem mee en brachten hem bij Pilatus, de Romeinse bestuurder.

Judas, de man die Jezus uitgeleverd had, hoorde over het besluit om Jezus te doden. Toen kreeg hij spijt van wat hij gedaan had. Hij bracht de 30 zilveren munten terug naar de priesters en de leiders van het volk. Hij zei: ‘Ik heb iets slechts gedaan! Ik heb iemand uitgeleverd die onschuldig is. En nu wordt hij gedood!’ Maar de priesters en de leiders zeiden: ‘Dat is niet ons probleem. Zoek dat zelf maar uit.’
Toen gooide Judas de zilveren munten in de tempel en ging weg. Daarna maakte hij een eind aan zijn leven door zich op te hangen.

De priesters pakten de zilveren munten en zeiden: ‘Het is geld waar bloed aan zit! Dat mogen we niet in de geldkist van de tempel doen.’ Ze besloten om van het geld een stuk land te kopen, dat het Land van de Pottenbakker heette. Dat land werd daarna gebruikt als begraafplaats voor vreemdelingen. Het wordt nu het Bloedland genoemd.
Zo gebeurde er wat al door de profeet Jeremia gezegd was: «Ze pakten de 30 zilveren munten. Dat was het bedrag dat de mannen van Israël bepaald hadden. Zo veel vonden ze hem waard. En van dat geld kochten ze het land van de pottenbakker. Dat is wat ik moest zeggen van de Heer.»

Jezus stond voor Pilatus, de bestuurder van de stad. Pilatus vroeg aan hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het zelf.’
De priesters en de leiders van het volk beschuldigden Jezus van allerlei slechte dingen. Maar Jezus zei niets terug. Daarom zei Pilatus tegen Jezus: ‘Zij vertellen allerlei slechte dingen over u. Waarom zegt u niets terug?’ Maar Jezus gaf nergens antwoord op. Pilatus was daar erg verbaasd over.

Op het Joodse Paasfeest liet Pilatus altijd één gevangene vrij. Het volk mocht iemand kiezen. Op dat moment zat er iemand in de gevangenis die Jezus Barabbas heette. Het was een bekende gevangene. Pilatus vroeg aan de mensen die bij hem gekomen waren: ‘Wie moet ik vrijlaten? Jezus Barabbas of Jezus die de messias genoemd wordt?’
Pilatus wist precies waarom de priesters en de leiders Jezus bij hem gebracht hadden. Dat was omdat ze jaloers waren op Jezus.
Pilatus zat klaar om een beslissing te nemen. Op dat moment kwam er een bericht van zijn vrouw: ‘Pas op! Bemoei je niet met die man, want hij is onschuldig! Ik heb vannacht een vreselijke droom gehad, die met hem te maken had.’
Maar de priesters en de leiders zeiden tegen de mensen: ‘Jullie moeten zeggen dat Barabbas vrijgelaten moet worden en dat Jezus gedood moet worden.’ Dat deden de mensen. Toen vroeg Pilatus nog een keer: ‘Wie van de twee moet ik vrijlaten?’ De mensen riepen: ‘Barabbas!’ Pilatus zei: ‘Wat moet ik dan doen met Jezus die de messias genoemd wordt?’ De mensen riepen allemaal: ‘Hij moet aan het kruis!’

Toen zei Pilatus: ‘Maar hij heeft toch niets verkeerds gedaan?’ Maar de mensen begonnen nog harder te roepen: ‘Hij moet aan het kruis!’
Pilatus merkte dat de dingen die hij zei, niet hielpen. Het volk leek juist in opstand te komen. Daarom pakte hij wat water en waste zijn handen. Iedereen zag wat hij deed. Toen zei hij: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Jullie zijn verantwoordelijk.’ Toen gaf het hele volk dit antwoord: ‘Ja, zijn dood is de zaak van ons en onze kinderen.’
Toen liet Pilatus Barabbas vrij. Maar hij gaf opdracht om Jezus met de zweep te slaan. Daarna gaf hij hem aan zijn soldaten, om hem aan het kruis te hangen.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Intussen werd Jezus naar de hogepriester Kajafas gebracht
waar de Schriftgeleerden en de oudsten bijeengekomen waren.
Petrus volgde Hem op een afstand
tot op de binnenplaats van zijn paleis.
Daar ging hij bij de knechten zitten en keek hoe alles afliep.
De hogepriesters en het gerecht zochten valse getuigen tegen Jezus,
want ze wilden Hem ter dood brengen.
Maar ze vonden niets, hoewel er veel valse getuigen waren.
Ten slotte zeiden er twee: ‘Die man heeft gezegd:
Ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen opbouwen. ’
De hogepriester stond recht en vroeg aan Jezus:
‘Heb Je daar niets op te zeggen?’ Jezus bleef zwijgen.
De hogepriester vroeg: ‘Ben Jij de Messias, de Zoon van God?’
Jezus antwoordde: ‘Je hebt het gezegd.’
Toen scheurde de hogepriester zijn kleed en zei:
‘Hij heeft God beledigd. We hebben geen getuigen meer nodig!
Jullie hebben het zelf gehoord! Wat vinden jullie ervan?’
Ze antwoordden: ‘Hij verdient de doodstraf.’
Ze spuwden Hem in het gezicht en sloegen Hem met de vuist.
Anderen sloegen Hem met een stok terwijl ze zeiden:
‘Wees nu eens voor ons profeet, Messias:
wie is het die U geslagen heeft?’

Petrus zat in de binnenplaats. Er kwam een slavin naar hem toe.
Ze zei: ‘Je was ook bij die Jezus.’
Maar Petrus zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
Hij ging naar het portaal. Daar zag een andere slavin hem.
Ze zei: ‘Die man daar was bij Jezus.’
Maar Petrus zei: ‘Ik ken Hem niet.’
Na een tijd kwamen de omstanders wat dichterbij.
Ze zeiden tegen Petrus: ‘Maar jij hoort toch ook bij die groep.
We horen het aan je uitspraak.’
Toen begon Petrus te vloeken en te zweren: ‘Ik ken die man niet.’
Meteen kraaide er een haan.
Dat deed Petrus denken aan de woorden van Jezus:
‘Voor de haan kraait, zul je Me drie keer verloochenen.’
Petrus ging naar buiten en weende bitter.

‘s Morgens vroeg besloot het gerecht om Jezus te doden.
Ze boeiden Hem en leverden Hem over aan Pilatus, de gouverneur.
Toen Judas zag dat Jezus veroordeeld was, kreeg hij spijt.
Hij bracht de dertig zilverstukken terug naar de hogepriesters
en zei: ‘Ik heb verkeerd gehandeld.’
Maar ze zeiden: ‘Dat is onze zaak niet.’
Judas gooide de zilverstukken in de tempel en hing zich op.
De hogepriesters raapten de geldstukken op en zeiden:
‘Dit geld mogen we niet bij de tempelschat doen.’
En zij kochten er een stuk grond mee
om daar vreemdelingen te begraven.
Daarom wordt dat land ‘bloedakker’ genoemd.
Zo gingen de volgende woorden van de profeet Jeremia in vervulling:
Ze namen de dertig zilverlingen, de prijs waarop Hij geschat werd,
en gaven die voor de akker van de pottenbakker,
zoals God had gevraagd.

Men bracht Jezus bij Pilatus.
Die vroeg: ‘Ben Jij de koning van de Joden?’ Jezus zei: ‘Dat zeg jij.’
Bij de beschuldigingen van de hogepriesters en de oudsten
zweeg Jezus. Toen vroeg Pilatus: ‘Hoor Je dan niet
waarvan ze Je allemaal beschuldigen?’
Jezus antwoordde niet. Pilatus was zeer verbaasd.
Het was de gewoonte dat de gouverneur op een feest
een gevangene vrijliet, die het volk macht kiezen.
Op dat moment zat Barabbas gevangen.
Pilatus vroeg aan de mensen:
‘Wie moet ik vrijlaten, Barabbas of Jezus?’
De hogepriesters zeiden: ‘Kies voor Barabbas en niet voor Jezus!’
Opnieuw vroeg Pilatus: ‘Wie van de twee laat ik vrij?’
‘Barabbas’, zeiden ze. Pilatus vroeg: ‘En wat moet ik met Jezus doen?’
Ze riepen: ‘Kruisig Hem.’
Pilatus vroeg ‘Maar wat voor kwaad heeft Hij eigenlijk gedaan?’
De mensen schreeuwden nog harder: ‘Kruisig Hem.’
Pilatus zag dat er niets hielp en dat de onrust steeds groter werd.
Dan nam hij water en waste zijn handen voor de ogen van de mensen.
Hij zei: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van die Jezus’
en hij liet Barabbas vrij.



Stilstaan bij …

Kajafas
Hogepriester van 18 tot 36 na Christus. Hij was de schoonzoon van Annas, die hogepriester was van 5-15 na Christus. Annas was een hogepriester met veel invloed en gezag, ook na zijn ambtstermijn.

Schriftgeleerden
Toen Jezus leefde waren ze vooraanstaande leraars en geestelijke leiders van het volk. Het waren geleerden die de joodse heilige geschriften kenden en bestudeerden. Zij stonden hoog in aanzien.

Oudsten
De oudsten waren de hoofden van de voornaamste families in Jeruzalem. Zij hadden een leidinggevende positie in Israël en zetelden in het Sanhedrin, het joodse gerechtshof.

Sanhedrin / Gerecht
Het hoogste Joods gerechtshof dat besliste over wereldlijke en geestelijke zaken. Het bestond uit 71 leden: priesters, Schriftgeleerden en vertegenwoordigers van steden, onder het voorzitterschap van de hogepriester. Het Sanhedrin had geen politieke macht, maar was verantwoordelijk voor de zuiverheid van de leer. Het zetelde in een bijgebouw van de tempel.
Toen Jezus leefde mocht deze raad wel doodvonnissen uitspreken, maar ze niet uitvoeren. Dat deden de Romeinen. In het geval van Jezus was dat Pilatus. Daarom probeerde het Sanhedrin Pilatus ervan te overtuigen dat Jezus schuldig was aan hoogverraad.
Niet alle leden van de Hoge Raad waren tegen Jezus. Bv. Nicodemus en Jozef van Arimatea, die Jezus in zijn eigen graf liet begraven.

De tempel van God afbreken
Negatief spreken over de tempel werd gezien als een godslastering. Daarop stond de doodstraf.
Johannes schrijft in zijn evangelie dat Jezus met de tempel zijn eigen lichaam bedoelt.

Zijn kleren scheuren
Dit ‘scheuren van zijn kleren’ moest de verontwaardiging over de godslastering kracht bijzetten. Deze scheur moest in de kledij van de hogepriester blijven tot de godslastering gewroken was.

Spraak / uitspraak
Mensen uit Galilea hadden een andere uitspraak dan de inwoners van Jeruzalem.

Haan
De haan is de bode van de nieuwe dag: hij roept de mensen wakker uit hun slaap (dood).
De nieuwe dag die de haan aankondigt is ook teken van een nieuw begin, een nieuwe hoop.

Verhangen
Matteüs beschrijft de dood van Judas als een zelfmoord. In de Handelingen wordt zijn dood toegeschreven aan een kwalijke val.

Bloedakker
Volgens de traditie lag deze akker in het zuiden van het Hinnomdal. Later werd deze grond gebruikt als begraafplaats voor de vreemdelingen die in Jeruzalem stierven.

Jeremia
De profeet Jeremia werd geboren omstreeks 650 in het dorp Anatot, ten noorden van Jeruzalem. Als profeet onder de regering van Josia, Jojakim en Sedekia, had hij veel kritiek op de politiek-religieuze verhoudingen in Judea, die uiteindelijk leidden tot de val van Jeruzalem in 587, het begin van de Babylonische ballingschap.
Matteüs zou kunnen verwijzen naar Jeremia 32, 7-9.

Pilatus
Pontius Pilatus was de Romeinse gouverneur ten tijde van Jezus. Hij regeerde van 26 tot 36 na Christus. Hij werd door de keizer aangesteld om te zorgen voor orde en rust in Palestina. Pilatus was niet geliefd bij de Joden. Hij vertegenwoordigde niet alleen het Romeinse gezag, maar verwierp ook de joodse rechten en gebruiken, en hield hen in bedwang met geweld.
Later riep keizer Nero hem terug naar Rome omwille van zijn grote wreedheden tegenover de onderworpen volkeren.

Judas
Judas had wellicht contacten met verzetsstrijders. Hij was misschien teleurgesteld in Jezus omdat Hij niet opriep tot een strijd tegen de Romeinen, zoals de meeste joden dat van de Messias verwachtten.

Dertig zilverstukken
= ± vier denariën. Dit was de prijs van een slaaf. Ten tijde van Jezus een klein bedrag.

Koning van de Joden
Dé reden om Jezus ter dood te veroordelen was van godsdienstige aard. Omdat de hogepriesters en de oudsten wisten dat ze met een religieus argument geen indruk zouden maken op de Romein Pontius Pilatus, zeiden ze dat Jezus zei dat Hij de koning der joden was. De politieke gevolgen van zo’n titel wekten wel de aandacht van Pilatus. Voor hem was het belangrijk te weten of Jezus koning is, omdat hij als vertegenwoordiger van de keizer van Rome, mensen alleen om politieke redenen kon veroordelen.

Barabbas
(= zoon van de vader)
Dat het volk kiest voor deze misdadiger kan te maken hebben met op ophitsen van de priesters, maar zeker ook met het feit dat het volk Jezus zag als een gevangene van de Romeinen, iets wat niet overeenkwam met hun verwachtingen van de Messias, die hen van de Romeinen moest bevrijden.

Kruisigen
Het kruisigen en de geseling die eraan voorafging, was een straf uit Perzië, die de Romeinen toepasten op slaven en niet-burgers voor verraad en rebellie. Die doodstraf was bedoeld voor staatsgevaarlijke misdadigers. Deze doodstraf was bedoeld voor staatsgevaarlijke misdadigers. Cicero schreef over de kruisiging als 'de wreedste en walgelijkste van alle straffen'.
De kruisdood werd in 313 na Chr. door keizer Konstantijn afgeschaft.
Dat de mensen de kruisdood vroegen aan Pilatus kan erop wijzen dat ze in Jezus een gevangene van de Romeinen zagen, helemaal niet een Messias, want die had hen van die Romeinen moeten verlossen.

Handen wassen
Een symboolgeladen handeling waarmee Pilatus wilde zeggen dat hij de gevolgen van zijn uitspraken van zich wilde afhouden. Zo verklaarde hij zichzelf onschuldig aan de dood van Jezus.





Bijbel en kunst

J. B. MAINO

Petrus in tranen (1612)

5 Petrus In Tranen

141 x 109 cm - Olie op doek
Louvre, Parijs


Werk van de Dominicaan Juan Bautista Maíno (1581 – 1649) .





A. R. LEINWEBER

Loochening van Petrus (1919)
Robert Leinweber

Gouache op papier
(Wikipedia)


Werk van de Boheems / Duitse kunstenaar Anton Robert Leinweber (1845 - 1921). Hij was bekend om zijn oosterse en Bijbelse onderwerpen.





S. KÖDER

Terdoodveroordeling van Jezus
(C. LETERME, Echt tov 5, Rondom Pasen, uitgeverij Pelckmans, 2013, p. 9)

Sieger Köder (1925 - 2015) was een Duits kunstenaar, die priester werd gewijd toen hij 47 jaar oud was. Hij was een van de meest bekende christelijke kunstenaars in Duitsland van de 20e eeuw. Typisch voor zijn werk zijn de krachtige lijnen en diepe kleuren.
In de Stefanuskerk van Wasseralfingen is een kruisweg te zien van hem. Het eerste schilderij van deze kruisweg (de eerste statie) stelt Pilatus, Kajafas en Jezus voor.

Bild2 1Köder


Links boven
Pontius Pilatus was de Romeinse gouverneur toen Jezus leefde. De keizer van Rome had hem in Palestina aangesteld om er te zorgen voor orde en rust. Later riep keizer Nero hem terug naar Rome, omdat hij te wreed was voor de mensen.
Misschien waren de handen van Pilatus wel vuil toen hij ze waste, of wilde hij ze verfrissen omdat het zo warm was ... Maar iedereen heeft altijd gedacht dat hij op die manier wilde zeggen dat hij persoonlijk niets met de doodstraf van Jezus wilde te maken hebben.
Op het schilderij lijkt het alsof Pilatus het bloed van Jezus van zijn handen wil afwassen.


Rechts boven
De hogepriester was de belangrijkste van alle priesters en levieten, mensen die de priesters hielpen. Hij was ook de president van het sanhedrin, een belangrijke vergadering die je met een rechtbank kunt vergelijken . Het sanhedrin kwam bijeen in een bijgebouw van de tempel.
De hogepriester draagt een boekrol in zijn handen. Daarop staat de Tora, richtlijnen die zeggen hoe men moet leven als men een goede jood wil zijn: hoe men met God moet rekening houden en met zijn medemens moet omgaan.


Onderaan
Op de rug van Jezus kun je zien dat Hij gegeseld werd: men sloeg op zijn rug met een gesel, een stok met leren riemen met metalen bolletjes aan de uiteinden ervan.
Het rode vlak op de rug van Jezus kan verwijzen naar het vele bloed dat Hij verloor, maar het kan ook herinneren aan de rode mantel die de soldaten om Hem heen hebben geslagen, nadat ze Jezus hadden gegeseld.




Beeldmeditatie
- Wat zie je op dit schilderij?
- Hoe kijken die mannen? Waarom zou dat zijn?
- Wat doet de linkse man met zijn handen?
- Ken je de naam van iemand die zo zijn handen wast?
- Wat zou de houding van zijn handen kunnen betekenen?
- Wat doet de rechtse man met zijn handen?
- Wat heeft die man vast?
- Van de man onderaan kun je de handen niet zien.
- Hoe zou jij zijn handen afbeelden? Waarom stel je dat zo voor?
- Waar doet die man onderaan jou aan denken? Waarom denk je dat?





N. NIKOLAJEVICH

Wat is waarheid?

Nikolaievich Wat Is Waarheid

Nikolaj Nikolajevitsj (1831 - 1894) was een Russisch kunstschilder van Franse afkomst.





Suggestie

Jongeren

BELEVEN

Crisisberaad

Met jullie groep houden jullie crisisberaad in het Sanhedrin.
Een aantal van jullie was toeschouwer bij de intocht van Jezus in Jeruzalem.
Jullie moeten nu de hogepriesters adviseren wat ze Jezus met Jezus verder moeten doen.
De mensen aanzien Jezus als een soort held, maar daar zijn toch wel wat bedenkingen bij te formuleren:
. Hij heeft mensen zonden vergeven, terwijl dat iets is wat alleen God kan doen.
. Hij noemt God zoals kleine kinderen hun vader noemen: Hij zegt Abba (= papa) tegen God.