Loading...
 

Matteüs 4, 12-17.23-25

2 C. Leterme Galilea 2012

Foto © Chantal Leterme (Galilea - 2012)


…page…

Matteüs 4, 12-17.23-25: Jezus treedt op in Galilea

Matteüs 4, 12-17.23-25 // Marcus 1,14-15.39 // Lucas 4, 14-15.44



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1525-1526)

Johannes de Doper werd gevangengenomen. Toen Jezus dat hoorde, ging hij terug naar Galilea. Hij ging niet terug naar Nazaret, maar hij ging wonen in Kafarnaüm. Die stad lag bij het Meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali.
Dat moest zo gebeuren, want de profeet Jesaja had gezegd: «Luister, gebied van Zebulon en Naftali, tussen de Jordaan en de zee! Luister, Galilea, land van de ongelovigen! Het volk leeft nu nog in het donker, maar het zal een stralend licht zien. De mensen leven nu nog in het land van schaduw en dood, maar ze zullen leven in het licht.»
Vanaf dat moment begon Jezus het goede nieuws te vertellen aan de mensen. Hij zei: ‘Dit is het moment om je leven te veranderen, want Gods nieuwe wereld is dichtbij.’ (…)

Jezus reisde rond in heel Galilea. In de synagogen gaf hij het volk uitleg over God. Hij vertelde het goede nieuws over Gods nieuwe wereld. En hij maakte alle mensen beter die ziek waren of pijn hadden
Het nieuws over Jezus werd bekend in heel Syrië. De mensen brachten alle zieken naar hem toe, en Jezus maakte iedereen beter. Mensen met ziektes en pijn, mensen die een kwade geest in zich hadden, en mensen die niet konden lopen.
Een grote groep mensen ging met Jezus mee. Ze kwamen uit Galilea en Dekapolis. En ook uit Jeruzalem, uit Judea en van de overkant van de Jordaan.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangen genomen was,
ging Hij naar Galilea.
Hij liet Nazaret achter zich en ging wonen in Kafarnaüm,
aan de oever van het Meer van Galilea,
in het gebied van Zebulon en Naftali.
Zo ging het woord van de profeet Jesaja in vervulling:
‘Land van Zebulon en Naftali,
dat ligt aan de zee en de overkant van de Jordaan,
Galilea van de heidenen.
Het volk dat in duisternis zat, zag een groot licht,
en zij die zaten in de schaduw van de dood
werden door het licht beschenen.’
Van dan af aan begon Jezus tot de mensen te spreken.
Hij zei: ‘Bekeer jullie, want het rijk van God is nabij!’ (…)

Jezus trok rond in heel Galilea.
Hij gaf er les in de synagogen,
verkondigde het goede nieuws van het rijk van God
en genas alle ziekten en elke kwaal onder de mensen.
Het nieuws over Hem verspreidde zich in heel Syrië.
Allen die er slecht aan toe waren
en die gekweld werden door allerlei ziektes of pijn,
bracht men bij Hem.
Ook bezetenen en maanzieken en mensen die verlamd waren.
En Hij genas hen.
Grote groepen mensen volgden Hem.
Ze kwamen uit Galilea en de Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea
en uit het gebied aan de overkant van de Jordaan.



Stilstaan bij …

Uitwijken / gaan
Jezus week wellicht uit naar Galilea omdat Hij het in Juda niet meer veilig vond na de arrestatie van Johannes de Doper.

Galilea
(Hebreeuws = gewest van de heidenen)
Landstreek in het noorden van Palestina. Deze streek kende een multiculturele en multireligieuze bevolking: naast joden leefden er ook veel niet-joden. Daarom noemt Matteüs hen - naar Jesaja - een volk dat in de duisternis zat.

Kafarnaüm
(= dorp van Nahum, of dorp van de troost)
Kafarnaüm was in de tijd van Jezus een drukke vissersplaats aan de noordwestkust van het Meer van Galilea. Het was een grensplaats waar kooplui tol moesten betalen aan de Romeinse bezetter en waar ook een Romeins garnizoen gelegerd was. Het was ook de woonplaats van Jezus en verschillende van zijn leerlingen.
Op dit ogenblik is Kafarnaüm een ruïnestad. De bekendste ruïne is een synagoge uit ca 200 na Christus.

Meer van Galilea
Het Meer van Galilea ligt in het Noorden van Israël. Het is het laagst gelegen zoetwatermeer ter wereld (210m onder de zeespiegel). Het is een heel groot meer: ongeveer 150 km2.
Dit meer heeft nog twee andere namen: het meer van Genesaret en het meer van Tiberias.

Zebulon
Gebied ten zuiden van het gebergte van Galilea, dat genoemd werd naar Zebulon, één van de twaalf zonen van Jakob (moeder: Lea).

Naftali
Gebied ten oosten van het gebergte van Galilea, dat genoemd werd naar Naftali, één van de twaalf zonen van Jakob (moeder: Bilha, slavin van Rachel).

Jesaja
Jesaja was een belangrijk profeet uit het Oude Testament.
In zijn voorspellingen over de Messias zagen christenen later de voorspelling van Jezus Christus.

Land van de heidenen / ongelovigen
Tijdens de Babylonische ballingschap waren in het gebied van Zebulon en Naftali mensen komen wonen uit andere streken, die zich mengden met de kleine bevolking die achtergebleven was. Na de ballingschap keken de teruggekeerde joden op hen neer.

Bekeren
Dit is de vertaling van het Griekse woord 'metanoia', dat letterlijk betekent: 'van gedachten veranderen'.
Bekering houdt dus een verandering van richting in: een correctie van 180 graden met betrekking tot onze relatie met God.

Synagoge
(Grieks = bijeenkomst, vergadering)
In een synagoge komen joden bijeen om te bidden (God loven en danken) en de Bijbel, het woord van God, te bestuderen.
Synagogen ontstonden tijdens de Babylonische ballingschap, toen de joden niet meer naar de tempel in Jeruzalem konden gaan. Ze zijn niet alleen religieus, maar ook sociaal gezien een belangrijke plaats.

Dekapolis
(Grieks = tien steden)
Dekapolis was een unie van een aantal Griekse steden die vooral in het oosten van de Jordaan lagen, in het gebied dat zich uitstrekte van Damascus tot Filadelfia (het huidige Amman). De naam Dekapolis suggereert dat het om tien steden ging, maar in de loop der jaren maakte een wisselend aantal steden er deel van uit. In dat gebied woonden vooral mensen die tot de Griekse cultuur behoorden. Daarom was de Dekapolis in de ogen van de joden van Judea een heidens gebied.





Bij de tekst

Wortel in het Oude Testament

Dat Jezus zich in het grensgebied van Zebulon en Naftali vestigde krijgt een extra betekenis wanneer men de tekst van Jesaja 8, 23b - 9, 3 erbij neemt. Die gaat over de voorspelling dat in een afgelegen streek, uitgerekend in het 'Galilea van de heidenen', voor de mensen die daar in het duister zaten, de schaduw van de dood, een schitterend licht zou schijnen. Voor Matteüs verscheen Jezus verscheen daar als dat ‘licht’.



Bekeren

Bekeren is zich omkeren. Het leven waarin men alleen aan zichzelf denkt, keert men de rug toe. Men wil anders gaan leven. Men wil met de medemens en met God rekening houden. Men wil zich bewust worden van wat echt waardevol is en afwijzen wat hiervan afleidt. B.v.
. leven in dienst van de ander, i.p.v. in dienst van zichzelf.
. leven in dienst van gerechtigheid i.p.v. in dienst van macht.
. leven in dienst van Gods wil i.p.v. leven als God.



Samenvatting

In de verzen 23-25 vat Matteüs het optreden van Jezus samen: Hij sprak en Hij genas.

Hij sprakHij genas
Jezus trad op als leraar: Hij trok door Galilea en gaf in de synagogen onderwijs vanuit de Joodse geschriften. Hij verkondigde de mensen het goede nieuws over de komst van het rijk van God.Hij genas mensen die ziek waren en toonde daarmee iets over het komende rijk van God. De wonderen en genezingen die Hij deed, zagen zijn volgelingen als een teken van wie Hij was: de beloofde Messias, die de profeten hadden aangekondigd.






Bijbel en kunst

Schilderkunst

V. A.W. KOTARBINSKY

Toespraak in Kafarnaüm

5 Vasily Alexandrovich Kotarbiński

Olieverf op doek (Bron: Wikimedia)


Werk van de Poolse kunstschilder Vasily Alexandrovich Wilhelm Kotarbinsky (1849-1921).





Suggesties

Kleine kinderen

BELEVEN

Activiteiten rond horen / luisteren

De kinderen maken het heel stil. Open het raam (of de deur). De kinderen luisteren een poos aandachtig naar alle geluiden buiten. Daarna vertellen ze over wat ze gehoord hebben. Bijvoorbeeld:
. vogels die fluiten
. een auto die remt
. een overvliegend vliegtuig.

Richt nadien de aandacht op geluiden in het lokaal. Bijvoorbeeld:
. ademen
. zuchten
. hoesten
. schuifelen met de voeten.
De kinderen vertellen wat ze gehoord hebben.

Vertel:
. Een mama zegt: 'Ik ben zo moe. Ik geraak niet door mijn werk.'
Cindy speelt verder;
Thijs gaat mama helpen;
Koen kijkt op en gaat naar buiten
Wie heeft moeder gehoord? / Wie heeft naar haar geluisterd?

. Tom heeft zijn kleurpotloden vergeten en weent.
Koen deelt zijn potloden met Tom;
Stijn en Lode kleuren verder
Wie heeft Tom gehoord? / Wie heeft naar hem geluisterd?

De kinderen denken na over de vraag: Naar wie luister ik?

'Luisteren' ze ook naar Jezus?
De kinderen merken op dat dit luisteren iets anders is dan de twee voorbeelden.
Ze zeggen wat ze van Jezus te horen krijgen.

Er zijn drie manieren van luisteren:
ofwel hoort men de boodschap niet
ofwel hoort men het wel, maar doet men niets
ofwel reageert men op de boodschap






VERTELLEN

Swimmy

(Leo LIONNI, Uitgeverij Ankh-Hermes B.V. Deventer)

In een hoekje van de zee woonden een heleboel visjes gezellig bij elkaar. Ze waren prachtig rood gekleurd, behalve één visje. Dat ene visje was namelijk zwart, net zo zwart als een mosselschelp. Hij zwom veel vlugger dan zijn broertjes en zusjes!
Willen jullie weten hoe dit visje heette?
SWIMMY

Op een dag kwam er plotseling een grote, woeste hongerige tonijn
recht op de visjes afzwemmen. En met een hele grote hap slokte hij alle rode visjes op. Eén visje had hij niet gezien, dat was Swimmy. Swimmy ging er vlug vandoor. Hij zwom, heel ver weg door de grote, grote zee. Swimmy was bang en hij voelde zich heel alleen en erg verdrietig. Maar in de zee was zoveel moois te zien dat Swimmy zijn eigen ogen uitkeek en weer helemaal blij werd.

Weet je wat hij allemaal zag?
Een grote kwal, zo doorzichtig als glas en met alle kleuren van de regenboog. En dan was er een kreeft, die gewoon door het water liep! Swimmy vond dat een gek gezicht. Verder kwam hij nog vreem­de vissen tegen, die achter elkaar zwommen. Het leek wel of ze door een onzichtbare draad werden voortgetrokken. Er was zoveel te zien! Een bos zeewier groeide op mosgroene rotsen. Er zwom zelfs een paling rond, die zo ontzettend lang was dat hij zijn eigen staart niet eens zien kon. Ook ont­dekte Swimmy nog prachtige zeeanemonen, die op rose palmbomen leken.
En ineens, wat zag Swimmy daar? Hij kon zijn ogen haast niet geloven. Tussen de rotsen en het zeewier zwommen hele kleine visjes, die net zo groot waren als Swimmy. Alleen waren ze weer rood van kleur. Hij dacht eerst dat het zijn broertjes en zusjes waren. Maar dat kon niet, die waren immers opgegeten door de gulzige tonijn. Swimmy ging vlug naar de visjes toe.
"Kom, laten we in de grote zee gaan spelen, dan zal ik jullie allerlei moois laten zien!"
"Dat durven we niet" zei een rood visje. "De grote vissen zullen ons allemaal opeten".
"Maar je kunt hier toch niet altijd blijven tussen de donkere rotsen" zei Swim­my.
"Weet je wat we doen? We maken een plannetje".
Swimmy dacht diep na. En plotseling riep hij: "Ik heb het! Laten we het eens proberen".

De rode visjes vonden Swimmy heel aardig en daarom volgden ze zijn aanwij­zingen trouw op. Ze moesten allemaal dicht bij elkaar gaan zwemmen zodat het leek of ze één grote vis waren. Ieder rood visje had zijn plaats.
"Ik zal het oog zijn" zei Swimmy "omdat ik zwart ben".
Ze oefenden zich goed en eindelijk durfden ze de grote zee in. iemand viel hen lastig... Integendeel zelfs: de grootste vissen gingen op de vlucht voor de grote rode vis met het zwarte oog.
En zo zwemmen er nog steeds vele rode visjes door de zee en Swimmy voelt zich in z'n rol van waakzaam oog, heel, héél gelukkig.

Jezus vormde rond zich een groep vrienden, waarvan Hij het lichtend oog was.






Overwegingen

Frans Mistiaen sj

Jezus begon in Galilea!

De evangelist Matteüs legt er de nadruk op
dat Jezus Zijn prediking niet in Jeruzalem begon, maar in Galilea,
niet in het centrum, wel in de marge.
Twee gebieden worden tegenover elkaar geplaatst,
vooral echter met een theologische bedoeling.

Jeruzalem was een versterkte stad,
met erbinnen, op de berg Sion, de tempel van Jahweh,
de God van de joden, die zó hoogheilig was,
dat Zijn Naam zelfs niet mocht worden uitgesproken.
Dit machtige, religieuze centrum van het land
werd beheerst door een kaste van priesters
die de riten in de tempel verzorgden
- dwz. dat zij vooral de offergaven van de mensen ontvingen -
en daarnaast door een groep Schriftgeleerden,
die uit de oude bijbel voortdurend
uiterst gedetailleerde wetten en kleine gedragsregels haalden
om de mensen voor te schrijven wanneer zij goed of verkeerd deden.
De joodse godsdienst was dus verworden tot uiterlijkheden.
Om beschouwd te worden als een goede gelovige
was het allerbelangrijkste "de voorgeschreven offers te brengen” en
"te gehoorzamen aan een honderdtal kleine wetten".
Zo’n opvatting over de godsdienst had echter
als verschrikkelijk gevolg dat voortdurend
een schuldgevoel werd gewekt bij de gewone mensen,
die vooral schrik hadden om onder de maat te blijven
en verkeerd te doen
tegenover een eisende, dreigende en straffende Jahweh.

Jezus distantieert zich duidelijk
van die opvatting over de godsdienst, die vooral in Jeruzalem heerste.
Hij is tegen die winstgevende offerritussen van de priesters
en die angstaanjagende wetten van de Schriftgeleerden.
Hij is tegen de tempel die alleen maar dient als offerplaats.
Hij is tegen een God
waarvan de mensen schrik zouden moeten hebben.

Jezus begint Zijn prediking in een heel andere streek,
maar vooral in een heel ander religieus klimaat.

Galilea was de grensprovincie in het Noorden.
Geen afgesloten burcht op een berg zoals Jeruzalem,
maar een landelijke streek, gelegen aan het meer.
Daar waren de mensen eenvoudiger, armer, meer open ook.
Ontvankelijker voor allerlei vreemde invloeden
en niet afgesloten of verstard in eigen opvattingen,
zoals in de trotse hoofdstad.
Galilea was bevolkt door een mengelmoes van rassen en godsdiensten
met Aramese, Arabische, Fenicische en Griekse invloeden.
Men had er geleerd verdraagzaam te zijn tegenover elkaar
in een gezond pluralisme van verschillende culturen.
Het was een ‘multiculturele samenleving’.
Die mengelmoes van allerlei godsdiensten
werd echter door Jeruzalem met de grootste minachting bekeken.
De religieuze leiders van de hoofdstad
beschouwden zichzelf als
de "zuivere joden, die de juiste leer wisten te bewaren”,
en zij misprezen de Galileërs als "heidenen, die de wet niet kenden".

Het is in ieder geval duidelijk dat Jezus niet kiest
voor het harde, verstarde centrum van de godsdienst,
waar de zuiveren menen de enige, echte doctrine te bezitten
en door strakke instellingen hun macht laten gelden,
maar dat Hij kiest voor een gebied van gewone, bescheiden mensen,
die openstaan voor allerlei godsdienstige opvattingen.
De tekens dat het Rijk Gods groeit
- ‘ommekeer’, ‘genezing’, ‘bevrijding’ en ‘heil’ - worden zichtbaar,
niet te midden van het enge joodse rigorisme,
wel in het multicultureel en religieus tolerant Galilea.





Marc Gallant, trappist (Orval)

Een evangelie voor joodse christenen (2017)

Matteüs schrijft zijn evangelie voor joodse christenen. Dat stelt hem voor een dubbel probleem. Hij moet een Messias verkondigen, gestorven aan het kruis, en dat is ‘een schandaal voor de Joden’, zegt Paulus (1 Korintiërs 1, 23). Om met zijn evangelie toegang te vinden bij de Joden verwijst hij voortdurend naar de Schriften om aan te tonen dat Jezus die in alles vervuld heeft. Jezus zelf deed dat ook bij de ontmoedigde leerlingen van Emmaüs (Lucas 24, 26-27).
De vervulling van de Schriften wordt de rode draad door heel het evangelie van Matteüs: Jezus leefde en handelde zoals over Hem geschreven stond. In Hem komen Gods beloften tot vervulling.

Niet alleen Jezus’ kruisdood was een probleem voor de joden, maar ook de plaats waar Jezus
Predikt: niet in Judea, zoals Johannes de Doper, maar in het ‘Galilea van de heidenen’!
De joden waren ervan overtuigd dat de komst van de Messias hen in eerste plaats aanbelangde. In hun ogen waren de Galileeërs geen raszuivere joden, maar halve heidenen. Er werd Grieks gesproken in Galilea. Men vond er rekeningen terug van ambachtslieden uit Jezus’ tijd, opgesteld in het Grieks. Twee van Jezus’ eerste apostelen, Andreas en Filippus, hebben een Griekse naam. Zelfs het opschrift van de synagoge van Kafarnaüm was in het Grieks. Die synagoge was bovendien gesponsord door een Romeinse honderdman (Lucas 7, 5).

Kan de lang verwachte vernieuwing van Israël komen uit Galilea? Natanaël roept spontaan uit: ‘Kan er iets goeds komen uit Nazaret?’, waarop Jezus hem met een glimlach begroet als een ‘ware Israëliet’ (Johannes 1, 46-47). We kunnen ons moeilijk inbeelden welke schok het was voor de joden dat de Messias zich in de eerste plaats richtte tot die tweederangs joden. Matteüs verwijst naar Jesaja om Jezus’ handelwijze te verklaren: ‘Galilea van de heidenen: het volk dat in de duisternis zat heeft een groot licht aanschouwd’ (Jesaja 9, 5-6). De Messias zal het licht brengen naar hen die zitten in de duisternis, de heidenen.

Het evangelie van Matteüs is niet alleen het meest joodse evangelie, maar ook het meest universalistische: het begint in het Galilea der heidenen en eindigt in Galilea vanwaar de verrezen Jezus zijn leerlingen de wereld in stuurt met de woorden: ‘Ga, en maak alle volken tot leerling’ (Matteüs 28, 19).