Loading...
 

Pasen A B C - evangelie

Johannes 20, 1-9: De leerlingen bij het lege graf

Johannes 20, 1-9 // Matteüs 28, 1-10 // Marcus 16, 1-7 // Lucas 24, 1-12



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1713)

Na de sabbat, op zondagochtend, ging Maria uit Magdala naar het graf. Het was heel vroeg in de ochtend, het was nog donker. Toen ze bij het graf kwam, zag ze dat de steen voor het graf weggehaald was.
Maria rende weg, naar Simon Petrus en de leerling van wie Jezus veel hield. Ze zei tegen hen: ‘De Heer is weggehaald uit het graf! En ik weet niet waar hij naartoe gebracht is.’ Meteen gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf, ze renden erheen. De andere leerling liep sneller dan Petrus, en was het eerst bij het graf. Hij keek naar binnen en zag de doeken liggen. Maar hij ging het graf niet in.

Kort daarna kwam ook Simon Petrus bij het graf. Hij ging wel naar binnen. Hij zag de doeken liggen, ook de doek die om het hoofd van Jezus gezeten had. Die lag niet bij de andere doeken, maar apart, netjes opgerold.
De andere leerling ging nu ook het graf in. Toen hij de doeken daar zo zag liggen, geloofde hij dat Jezus was opgestaan. In de heilige boeken stond al dat Jezus moest opstaan uit de dood. Maar dat hadden de leerlingen nog niet begrepen.



Dichter bij de tijd

(Naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Johannes 20, 1-9)

Op de eerste dag van de week,
heel vroeg in de morgen, toen het nog donker was,
ging Maria van Magdala naar het graf, waarin Jezus begraven werd.
Daar zag ze dat de steen voor het graf weggerold was.
Ze liep snel naar Petrus en Johannes.
‘Ze hebben de Heer uit het graf gehaald!’ zei ze,
‘Waar zouden ze Hem neergelegd hebben?’
Toen Petrus en Johannes dat hoorden liepen ze vlug naar het graf.
Johannes liep sneller dan Petrus en kwam het eerst bij het graf aan.
Hij keek in het graf en zag de linnen windsels liggen.
Maar hij ging niet naar binnen.
Wat later kwam Petrus bij het graf aan.
Hij ging meteen naar binnen en zag de doeken liggen.
Hij zag ook dat de doek die het hoofd van Jezus bedekte,
niet bij de andere doeken lag: die was opgerold en lag apart.
Dan pas ging ook Johannes het graf naar binnen.
Hij zag en kwam tot geloof.

Ze begrepen dan nog niet wat de Schrift zegt:
Hij moet uit de doden opstaan.



Stilstaan bij ...

Donker
De evangelist Johannes koppelt ‘donker’ aan de afwezigheid van Jezus. Zo was het niet alleen donker buiten, maar ook in het leven van Maria van Magdala en van de andere leerlingen, omwille van de dood van Jezus.

Graf
Normaal werden gekruisigden begraven in een massagraf voor misdadigers, tenzij hun lichaam opgevraagd werd bij de rechter, die het vonnis geveld had. Het lijk moest dan voor zonsondergang begraven worden.
Burgers die eigen grond bezaten lieten vaak in de rotsen van hun veld of tuin een grafkamer uithouwen, waar zij en hun familieleden na hun dood op een rustbed konden worden bijgezet. Na het bijzetten van een overledene, werd de rotsopening door een zware steen afgesloten die men door een kleiner rotsblok op zijn plaats hield.
In de Middeleeuwen begon men in onze streken het graf van Jezus af te beelden als een stenen kist. Dat soort graven was meestal bestemd voor welgestelde mensen.

Petrus
'Petrus was de naam die Jezus gaf aan Simon, zijn eerste leerling. Het woord 'Petrus' betekent 'steen'. Jezus vond hem duidelijk een 'kei' van een man. Petrus was een visser uit Betsaïda. Hij was een broer van Andreas. Hij was getrouwd en woonde in Kafarnaüm.
Hij werd de belangrijkste in de groep apostelen. Rond het jaar 67 stierf hij de marteldood onder keizer Nero. Hij werd begraven buiten de stadsmuren van Rome, waar nu de Sint-Pietersbasiliek staat.
Dat Petrus als eerste het graf binnenging, kan erop wijzen dat Petrus al heel vroeg een belangrijke plaats innam in de groep leerlingen van Jezus.

''De andere leerling / Johannes'
Traditioneel (zowel in hoe men over die tekst spreekt, als over hoe men dit uitbeeldt) ziet men in die leerling de evangelist Johannes.
Tegenwoordig zegt men ook dat deze leerling het model is van de ideale leerling, een voorbeeld voor elke gelovige.

Windsels / Zwachtels
Met de mededeling dat de zwachtels nog in het graf zijn en dat het doek dat zijn hoofd had bedekt netjes opgerold is, wilde Johannes wellicht aantonen het lichaam van Jezus niet werd geroofd.

Hetgeen er geschreven stond
Hiermee wordt de Schrift bedoeld. Zo wil Johannes indirect zeggen dat men maar over de verrijzenis kan spreken binnen het denkkader en de eigen taal van de Bijbel.





Bij de tekst

Betekenis

Het geloof in de verrijzenis van Jezus ontstond in het proces dat die eerste leerlingen na Jezus' dood hebben doorgemaakt: Zo moesten door ontgoocheling en ontreddering heen. Daarvoor hadden ze elkaar nodig, en de Schriften, die ze met nieuwe ogen begonnen te lezen.

De leerlingen van Jezus illustreren verschillende manieren waarop men kan geloven:
. zien, maar niet inzien, zoals Petrus
. zien en inzien wat de betekenis is, zoals Johannes
. Zien en inzien na een innerlijke ommekeer, zoals Maria van Magdala (in het vervolg op deze tekst)




Verrijzenisverhaal

Klik hier voor meer informatie.



Merk op

. Bij de geboorte werd Jezus in doeken gewikkeld; bij zijn verrijzenis werden de zwachtels in het graf achtergelaten om een nieuw leven bij God te beginnen.


. Bij Johannes is er geen engel die uitleg geeft over de afwezigheid van het lichaam van Jezus in het graf, zoals bij Matteüs, Marcus en Lucas (= synoptici)



Vervolg van deze tekst

Klik hier om het vervolg te lezen op deze tekst van Johannes.





Bijbel en kunst

Beeldhouwwerk

ANONIEM

Maria Magdalena

Maria Magdalena

Beeld in de Sint-Martinuskerk te Wezemaal (16e eeuw?)
Stenen beeld dat vroeger ingekleurd was


Maria Magdalena is te herkennen aan de pot met welriekende olie die ze in haar handen draagt. Daarmee was ze naar het graf van Jezus gegaan.





Schilderkunst

E. BURNAND

Johannes en Petrus rennend naar het graf (1898)

Eugène Burnand

(Musée d’Orsay)


Maria Magdalena was net terug van het graf. ‘Ze hebben Jezus uit het graf genomen!’ zei ze.
Twee mannen wilden zelf gaan zien. De kunstenaar Eugène Burnand schilderde hen met de haren in de wind, hun ogen onzeker zoekend.
Johannes, de jongste, draagt een wit kleed. Zijn handen lijken op die van een voetbalfan die hoopt dat zijn team toch nog zal winnen.
Petrus, de oudste, houdt zijn rechterhand op zijn hart. Hij wijst met zijn linkerhand. Naar het graf?





ARCABAS

Drie vrouwen bij het graf

5 Arcabas   Detail

Detail





Suggestie
De vrouwen zien er ellendig uit: de dood van Jezus maakte hen levend dood.
Dat blijft niet duren. Wanneer ze een tijd later door hebben dat Jezus over de dood heen verder leeft, verandert ook hun houding.

- Welke suggesties zou jij aan de kunstenaar geven bij het schilderen van het vervolg op zijn kunstwerk?





Suggesties

Grote kinderen

SPREKEN MET BEELDEN

Beelden voor ‘leven’

Tekening

Lees het evangelie voor van Pasen.
Bekijk daarna de bovenstaande tekening.
- Wat herkennen we uit het evangelie dat zojuist werd voorgelezen?
(opkomende zon; weggerolde steen)

- Waarover staat niet geschreven in de tekst?
(palmboom, struik)

- Alle elementen op die tekening zeggen iets over leven!
. palmboom, struik – indien ze dood zouden zijn, zouden alleen takken te zien zijn, en gedroogde neerhangende palmtakken
. zon – de zon maakt leven mogelijk. Doordat de zon langer schijnt, krijgt de natuur in onze streken, tijdens de lente, levenskracht.
. open graf – een graf dat gesloten is, bewaart een dood lichaam. Het open graf in het evangelie maakt 'beeldend' duidelijk dat Jezus niet dood is, maar verder leeft.





VERTELLEN

Het egeltje en de paardenbloem

(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode 2014, p.70-71)

Een egeltje rekte zich uit na een lange winterslaap.
In de tuin wat verderop
zag het een mooie paardenbloem.
- Wat een prachtige bloem!
Zo stralend geel, net een kleine zon!
Het egeltje ging ernaartoe
en het werd goede vrienden met de bloem.
Ze vertelden elkaar alles wat ze zagen en hoorden.
En de bloem,
die werd elke dag groter en mooier.

Tot op een dag ...
De prachtige bloem was er niet meer.
Op haar plaats
stond er een grote witte bol met pluisjes.
Die riep het egeltje bij zich.
- Wil je iets voor mij doen?
- Natuurlijk wil ik dat.
- Wil je dan eens heel hard blazen?
Het egeltje deed dat.
Alle pluisjes van de witte bol
vlogen in het rond.
Toen kreeg het egeltje heel veel spijt:
zijn mooie bloem was nu helemaal kapot.
Een paar dagen later
lag de stengel slap op de grond.
En nog later was er niets meer
dat nog aan zijn vriendin herinnerde.

Het werd zomer, herfst en winter.
Die hele tijd lang
miste het egeltje de paardenbloem.
Het werd opnieuw lente.
Het egeltje kroop langzaam
uit zijn winterschuilplaats
en keek naar buiten.
Daar bloeiden nu wel
twintig mooie gele paardenbloemen.




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 8 april 2020, p. 1)

Elk jaar opnieuw lijkt de winter eindeloos lang,
tot ineens, bij de eerste warme lentezon,
alle groen in de tuinen uitbot,
en de hele natuur in vuur en vlam staat.
Al wat kan bloeien bloeit: bomen, voorjaarsbloemen,
ook het gras wil niet onderdoen.

Het verhaal hierbij staat stil bij wat hieraan voorafgaat:
de paardenbloem waar het egeltje beste vriendjes mee was,
was er op een dag niet meer.
Zijn mooie bloem was dood, kapot, weg!
Maar met de lente kwamen twintig nieuwe mooie paardenbloemen.
Waar dood was, is nu volop leven.

Dit is het wat Pasen te zeggen heeft!
Niet ‘dood’ heeft het laatste woord,
maar ‘leven’!
Deze boodschap behoort tot de kern van het christendom.
Als we met ‘dood’ alleen ‘overlijden’ bedoelen,
wordt dat een heel moeilijke boodschap.

Maar als we onder ‘dood’ verstaan:
al wat leven onmogelijk maakt, al wat leven verhindert …
En als we ons niet vastpinnen op de letterlijke betekenis van die woorden,
dan herkennen we die boodschap
in al wat Jezus gezegd en gedaan heeft:
nieuwe kansen geven, mensen rechtop helpen, nood lenigen ...

Daarom ook bereiden christenen Pasen voor door ‘Broederlijk te Delen’,
want dit kan voor mensen het verschil maken tussen leven en dood.
En er zijn ook de chocoladen paaseieren,
die met Pasen gretig gesmuld worden door jong en ook oud.
Ze roepen eieren op die de kiem van leven dragen
en zo symbool zijn van nieuw leven.



Derk Das blijft altijd bij ons

(Susan VARLEY, Derk Das blijft altijd bij ons, Lemniscaat Rotterdam)

Derk Das was een goede vriend van alle dieren in het bos. Hij hield van iedereen en iedereen hield van hem. Maar hij was oud, héél oud. Hij was zo oud dat hij wist dat er gauw een eind aan zijn leven zou komen.
Derk Das was niet bang om dood te gaan. O nee. Sterven betekende dat hij zijn lijf zou verlaten. Nou ja, dat was niet zo erg. Zijn poten waren stijf. Zijn lijf was versleten... Maar Derk was bang dat zijn vrienden verdrietig zouden zijn als hij weg was. Daarom zei hij tegen hen: ‘Jongens, ik ga nu gauw de lange, lange tunnel door. Daar moeten jullie niet om huilen.’
Op een mooie winterdag zag hij Michiel Mol en Karel Kikker tikkertje spelen. O, wat zou ik graag nog zo kunnen rennen, dacht Derk. Met mijn ouwe poten kan ik alleen nog maar kleine stapjes nemen.
Hij keek lang naar zijn vrolijke vriendjes. En toen het donker werd en koud ging hij naar zijn veilige thuis. Het was al laat. Hij zei tegen de maan: ‘Goeienacht, Maan!’
Toen schoof hij de gordijnen dicht en slofte langzaam naar zijn stoel bij het warme vuur. Hij at nog een lekker hapje en schreef nog een brief en toen dat allemaal klaar was, staarde hij tevreden voor zich uit en dommelde langzaam in slaap. En toen kreeg hij een droom, een mooie droom; zo had hij nog nooit eerder gedroomd... Derk Das droomde dat hij hard liep. Wat leuk ... opeens kon hij weerrennen. Hij zag een lange tunnel en daar liep hij heen. Zijn poten waren niet meer stijf. Zijn wandelstok had hij niet meer nodig. Die liet hij maar achter. Hij rende harder en harder. Hij holde vlugger en vlugger door de lange , lange tunnel. Zijn pootjes raakten de grond niet meer. Hij viel en buitelde over zijn kop. Maar het deed geen pijn. Hij zweefde heel vrij en licht. Het was of hij uit zijn lijf was gevallen.

De volgende morgen stonden alle dieren van het bos aan de deur van Derk Das. Waarom was hij niet naar buiten gekomen en waarom hadden ze hem niet ‘goeiemorgen’ horen zeggen, zoals iedere andere dag? Victor Vos kwam uit het huisje met de brief van Derk en las voor:
‘Ik ben de lange, lange tunnel ingegaan. Dag jongens... daag! Derk Das.’
Wat waren ze treurig, want hij was hun allerbeste vriend! Ze hielden zoveel van hem, Monica Muis, Michiel Mol, Kareltje Kikker, Chrisje Konijn en de anderen. Die nacht lag Michieltje Mol in zijn hol en huilde. De tranen dropen langs zijn fluwelen snoetje. Buiten viel de eerste sneeuw. De dieren bleven in hun holen al die lange koude wintermaanden. Alleen Victor Vos kwam soms langs om over Derk de praten aan wie ze allemaal steeds dachten. Maar toen de lente kwam, zochten alle dieren elkaar weer op. Derk Das had gezegd dat ze niet treurig moesten zijn. Maar wat moesten ze dan? Hij was toch hun grote vriend!?
Maar als je veel verdriet hebt, helpt het om te praten. Dus praatten ze en praatten ze samen.
Michiel Mol vertelde: ‘Derk heeft mij geleerd om een ketting mollen te knippen uit opgevouwen papier. Eerst knipte ik ze los en dan lag de hele grond vol losse mollen. Ik was toch zo trots toen ze eindelijk aan elkaar bleven zitten. Derk heeft me dat geleerd!’
Kareltje Kikker kon geweldig goed schaatsen. Hij zei: ‘Derk heeft het me geleerd. Hij hield me vast en deed het me voor en als ik viel zette hij me weer op mijn kikkerbenen. Derk deed altijd alles voor me.’
Victor Vos droeg soms een das. ‘Weet je, Derk leerde mij mijn das strikken. Eerst snapte ik niet hoe ik dat moest doen. Toen zei Derk: ‘De brede kant moet lang zijn, dan rechts over links, dan achtervoor en hup, naar boven, en floep naar beneden ertussendoor en naar je neus omhoog schuiven: ‘floep-flap klaar.’
Ik deed het wel honderd keer fout, maar toen ging het opeens.
En Derk maar lachen. ‘Nu ben je de beste dassenstrikker van het bos!’ Die goeie beste Derk Das!’
Derk had aan Chrisje Konijn een lekker recept voor speculaasjes gegeven.
Hij had haar geleerd om konijntjes te bakken. Van alle dieren in het bos kon Chrisje het lekkerst koken. Maar haar eerste kookles had ze van Derk gehad toen ze nog heel klein was.
‘Ik ruik nog die lekkere koekjes vers uit de oven! Die goeie Derk had een schort voor en rolde het deeg. Ja, kook- en bakles geven, dat kon hij!’
Toen alle sneeuw weggesmolten was, was ook hun verdriet weg. Als ze samen praatten over Derk moesten ze lachen om die leuke herinneringen. Op een warme lentemorgen wandelde Michieltje Mol over de heuvel waar hij Derk het laatst had gezien en hij wou toch zo graag Derk nog eens bedanken.
‘Dank je wel, Derk!’ riep hij in de wind, ‘dank je wel!’
Zou Derk het horen?
Ja... hij voelde het ... Derk had het gehoord.



EXTRA

Klik hier voor meer info en suggesties bij Pasen.





Jongeren

VERDIEPEN

'Hij zag en geloofde'

Materiaal
Werkblad


Verloop
De jongeren lezen de tekst en noteren in de kolommen van de drie personen die actief zijn in het verhaal, de werkwoorden die erbij horen.
Bij de andere leerling (doorgaans Johannes genoemd) komt ook het werkwoord geloven.
Sta samen met de jongeren stil bij wat dit woord op zich betekent en wat het in deze context kan betekenen.





SPREKEN MET BEELDEN

'De steen van het graf was weggerold'

Steen Voor Het Graf

De steen voor het graf: symbool van dood.
Uit de verrijzenisverhalen blijkt: de steen is weg te rollen: de steen heeft zijn definitieve karakter verloren.
De jongeren onderzoeken wat die 'steen' voor het 'graf' kan doen wegrollen. Ze houden hierbij rekening met het spreken met beelden.





Drieluik: ’Het was nog donker’

Pasen
Vroeg in de morgen
- het was nog donker - ...
Zo begint het evangelie dat met Pasen wordt voorgelezen.
Het was nog donker – letterlijk en figuurlijk. De foto suggereert dat het niet donker zal blijven.
Het vervolg van de tekst van Johannes baadt geheel in het licht van de verrijzenis.


Suggestie
Stel je voor: deze foto komt in het midden van een drieluik.
Beschrijf wat op de foto te zien zou moeten zijn, die links van de bovenstaande foto komt.
Beschrijf daarna wat op de foto te zien zou moeten zijn die rechts van de bovenstaande foto komt.


TIPS
. Geef de opdracht om op zoek te gaan naar twee foto’s die beantwoorden aan de beschrijving.

. Laat twee collages maken die naast de bovenstaande foto komen.
De collage die links komt bestaat alleen uit zwart / wit foto’s die vormen van lijden en dood weergeven.
De collage die rechts komt bestaat uit kleurfoto’s die vormen van ‘leven’ weergeven.
In het midden komt de bovenstaande foto of – indien men heel groot wil werken – een geschilderde kopie van die foto.

Lees meer.
Laat je ook hierdoor inspireren.

Geef dit drieluik nadien een prominente plaats in de kerk of in de inkomhal van het gebouw waar deze collage gemaakt werd. Plaats er een tafel voor waarop een bloemstukje waarin dode takken én lentebloemen (bij voorkeur uit de tuin) in verwerkt zijn.





EXTRA

Klik hier voor meer info en suggesties bij Pasen.





MEDITEREN

Pasen

‘Vroeg in de morgen – het was nog donker …’ schreef Johannes.
Hoe donker kan het buiten zijn, als het hart treurt?
Maar op die eerste dag van de week brak de zon door.
Langzaam werd het leven van de leerlingen verlicht.
Eerst met nogal wat ongeloof,
maar later met alle vreugde die leven kan geven.
Niet de dood, maar het leven had het laatste woord.
De levende Jezus voelden ze in alles wat ze deden.
Dat is Pasen!
(C.L.)



Morgen

(Katia Van Cleynenbreugel - maart 2020)

Broeder zon
warmt
mijn gezicht

Zusje schaduw
danst
voor mij uit

Ik stap,
ik dans

Wij zijn met velen
:

bosanemoon,
wuivend riet,
waterkant,

Bever die niet losliet
de boom viel,
de stam bleef
overeind

Morgen ontstaan weer
nieuwe twijgen,
groeit een lied
tussen de bomen,

zingt broeder wind
van nieuw
begin

Morgen
gooit de wereld
zijn deuren
open

Staan mensen op,
worden wij weer
aangeraakt,

mogen wij
van vreugde
zingen

Is de Liefde
ongezien






Overwegingen

Jan Wuyts

Twee vragen (2016)

Ligt het niet wat voor de hand twee vragen te stellen? Een vraag over ‘toen’, een vraag over ‘nu’.

Wat is er toen gebeurd?
Daarover hebben we alleen geschreven berichten. Het oudste komt van Paulus, van ongeveer twintig jaar na de gebeurtenissen. Nog eens twintig jaar later komt het eerste evangelie op de markt.

Van Paulus vernemen wij niets over hoe Jezus aan zijn einde kwam. Als vervolger van de christenen moet hij goede informatie gehad hebben over hen, onder meer over hun geloofsbelijdenis, waarin heel kort vermeld werd: ‘dat Jezus Christus, gestorven is en begraven, op de derde dag opgewekt , en verschenen aan Petrus en daarna aan de twaalf.’. Daar moest hij het mee doen. Maar op een dag verschijnt die Jezus hem. De ontmoeting was zo intens, dat hij met zijn leven rechtsomkeer maakte. Bovendien had Paulus nu de zekerheid: Jezus leeft, want hij heeft Hem ontmoet!

Nog eens twintig jaar later, dus ten minste veertig jaar na de gebeurtenissen verschijnt het eerste evangelie, dat van Marcus, met verrijzenis- en verschijningsverhalen. Het mondeling voortvertellen was toen belangrijker dan nu, maar het hield evenzeer als nu het gevaar in dat de feiten vervormd worden en aangevuld met gebruiken en rituelen uit de volksdevotie, uit de catechese of de liturgie. Berichtgeving over feiten zit ook vandaag nog steeds vol met interpretaties, met vermoedens, met eigen klemtonen van de berichtgever. Het is ook mogelijk dat het verhaal over het lijden, het sterven en het opstaan van Jezus vrij vlug na de dood van de laatste getuigen opgeschreven werd, en dat dit samen met andere verzamelingen diende om de evangeliën samen te stellen. In dit geval kunnen de verrijzenis- en verschijningsverhalen belangrijke, historische gegevens bevatten. Eigenlijk weten wij weinig over HOE het allemaal is gegaan. Wij weten minstens DAT Jezus herdacht werd als een levende persoon, en niet als een overledene.

Wat betekent dat voor ons nu? Dat is mijn tweede vraag.
Vroeger schreef men het levensverhaal van heiligen, alsof ze al vanaf hun geboorte heilig waren. Heel hun leven werd geïnterpreteerd door de bril van de heiligverklaring. Eigenlijk hebben de evangelisten met Jezus hetzelfde gedaan. Zij bekeken alles wat over Jezus verteld werd door de bril van hun geloof in de verrezen Heer. Zij waren blijkbaar niet in staat om objectief te beschrijven hoe Jezus sprak en handelde vóór zijn dood en verrijzenis. Op elke bladzijde van het evangelie zien wij hoe Jezus mensen opricht, toekomst schenkt, geneest. Elke keer doorbreekt Hij als het ware een spiraal van uitzichtloosheid, van uitsluiting, van vijandschap. Tenslotte doet Hij dat ook door zijn kruis op te nemen. Hij zegt een halt toe aan alles wat ten dode leidt. Door de Jezus van hun geloof zo te beschrijven, tonen de evangelisten ons waar en hoe in het leven van mensen verrijzenis gebeurt.
Jezus is geen verleden tijd. Geen ‘toen’, maar ‘nu’.



Frans Mistiaen s.j.

De verrezen Heer noemt ons bij onze naam en doet ons herleven!

In dit paasverhaal zitten er twee bewegingen
die ook wij voortdurend ervaren:
op weg naar het graf, naar de dood...
en weg van de dood, naar het leven...

Maria Magdalena kon het blijkbaar niet nalaten
nog eens naar het graf te gaan kijken.
Het is toch wel vreemd
hoe ook wij soms zo geneigd zijn naar de dood toe te trekken.
In onze gedachten keren wij regelmatig terug,
juist naar de dode punten van ons leven,
naar die eeltige plekken in ons hart die geen echte liefde doorlaten
en die eigenlijk geen toekomst bieden.
Soms zijn het onze gevoelens die ons overweldigen,
zoals bij de schreiende Maria Magdalena,
die emotioneel aan de dode Jezus gehecht bleef.
Wij kunnen vast blijven hangen aan overdreven droefheid.
Op andere momenten kunnen wij verstard geraken
door ons overdreven analyserend verstand, zoals bij Petrus.
Hij liep naar het graf met ogen die alleen maar uiterlijke dingen
wilden controleren en verifiëren
en dus niet het echte leven konden zien en geloven,
wat de door Jezus beminde leerling wel deed.
Zowel onze verstikkende emoties als onze bevriezende rationaliteit
zijn voor ons soms echt dodelijk, maar wij worden erdoor verlokt.
Hoe is het mogelijk dat mensen soms
zo sterk naar de dood worden gezogen?

Met Pasen vieren wij dat de tegenbeweging op gang is gekomen.
Onze God zet ons duidelijk op een andere weg.
Hij stuurt ons altijd maar opnieuw juist de andere kant op,
weg van het graf en de dood, naar het leven, waar Jezus is.
Het gebeurt dan ook regelmatig
dat wij Jezus' nieuwe aanwezigheid beginnen te herkennen
in heel gewone mensen op onze weg.
Maria Magdalena werd in al haar verdriet aangesproken
door een tuinman, die liefdevol bekommerd was om haar schreien,
en die haar dan noemde bij haar naam. En dat deed haar herleven.
Hierdoor herkende zij in die gewone tuinman Jezus' aanwezigheid.
Wanneer wij ons persoonlijk aangesproken voelen bij onze naam,
dan bloeit ons hart open,
wordt onze droefheid en zelfbetrokkenheid doorbroken
en vinden wij opnieuw de kracht
om verantwoordelijkheid te nemen voor anderen.
Want de boodschap, die Maria Magdalena
van de verrezen Jezus kreeg, biedt haar en ons vandaag
niet alleen een nieuw inzicht, maar ook een nieuwe opdracht.
"Houd Mijn aardse lichaam niet vast!” zegt Jezus,
“Ik leef voortaan bij God, de Vader, die innig van allen houdt."
Dat betekent dat Jezus voortaan op een heel nieuwe manier,
zichtbaar en tastbaar onder ons aanwezig wil zijn,
in een heel ander soort Lichaam, nl. in Zijn kerkgemeenschap.
"Ga dáár naartoe!” zegt Jezus
“Ga naar Mijn broers en Mijn zussen! Daar leef ik!"
zegt Hij tot Magdalena en tot ons vandaag.
Voortaan is dat dus de plaats waar Hij merkbaar en tastbaar is:
niet in het graf van de dood,
wel in de levende gemeenschap van zwakke, zondige,
maar gelovige mensen, die Hem als broers en zussen
willen blijven gedenken, beleven, vieren en navolgen.

Vandaag spreekt de Heer ons allen persoonlijk aan bij onze naam.
"Zoek het toch niet bij de dood.
Blijf niet stilstaan bij de dode punten in je leven,
bij die eeltige plekken van je hart waar je geen liefde meer doorlaat.
Ook voor jou is er een nieuwe liefde mogelijk,
een belangeloze, zichzelf-gevende liefde,
die sterker is dan elke dood.
Zoek de relaties en de gemeenschap op
waar die liefde kansen krijgt. Daar leef Ik, als verrezen Heer, nu.
Daar is voor jou nu het echte leven te vinden."

Dat is onze opdracht: door kleine woorden en gebaren
boodschappers worden van die hoop, tegen alle wanhoop in,
dat er voor elke mens een nieuwe liefde, nieuw leven mogelijk is.
In plaats van te schreien over het dode in ons eigen hart,
mensen persoonlijk aanspreken bij hun naam,
om hen te bemoedigen en te brengen tot vernieuwde inzet,
en zo vandaag de levende Christus te vinden
in het nieuwe Lichaam van Zijn liefdesgemeenschap.