Rechters 7, 1-11

Rechters 7, 1-11: God en Gideon

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 364-365)

De volgende ochtend vertrokken Gideon en zijn soldaten al vroeg. Ze maakten een kamp bij de Charod-bron. Ten noorden van hen, in het dal bij de heuvel More, lag het kamp van de Midjanieten.
Toen zei de Heer tegen Gideon: ‘Je hebt te veel soldaten. Zo wil ik de Israëlieten niet laten winnen van de Midjanieten. Want dan zullen ze zeggen dat ze het zelf gedaan hebben. Dan zullen ze niet toegeven dat ik hen geholpen heb. Daarom moet je zeggen: ‘Iedereen die bang is, moet door de Gilead-bergen terug naar huis gaan.’’
Toen gingen er 22.000 soldaten naar huis. Er bleven tienduizend soldaten over.

Maar de Heer zei tegen Gideon: ‘Je hebt nog steeds te veel soldaten. Stuur je mannen naar het water. Dan zal ik je daar vertellen wie er in je leger mogen blijven en wie niet.’ Gideon deed wat de Heer tegen hem gezegd had.
Toen zei de Heer: ‘Je moet de mannen in twee groepen verdelen. Iedereen die het water oplikt met zijn tong, net als een hond, hoort bij de ene groep. En iedereen die zittend op zijn knieën van het water drinkt, hoort bij de andere groep.’ Er waren driehonderd mannen die het water oplikten met hun tong. De anderen gingen op hun knieën zitten en schepten het water op met hun handen. De Heer zei: ‘De driehonderd mannen die het water met hun tong oplikten, mogen blijven. Met hen zal ik Israël bevrijden. Want met hen zul je de Midjanieten verslaan. Daar zal ik voor zorgen. De andere mannen mogen terug naar huis.’
Er bleven dus driehonderd soldaten bij Gideon. De rest stuurde hij naar huis. Zij moesten wel hun eten en hun trompetten achterlaten.
Het kamp van de Midjanieten lag beneden in het dal.

Die nacht zei de Heer tegen Gideon: ‘Kom op! Val het kamp van de Midjanieten aan. Ik zorg ervoor dat je hen verslaat.
En als je het nog niet durft, ga dan eerst met je knecht Pura naar het kamp van de Midjanieten om te horen wat ze zeggen. Daarna zul je niet meer bang zijn om aan te vallen.’
Toen ging Gideon samen met zijn knecht Pura naar het kamp van de Midjanieten. Ze verstopten zich bij één van de buitenste tenten.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Men noemde Jerubbaal ook Gideon.
Heel vroeg in de morgen zetten hij en zijn mannen hun kamp op bij En-charod.
Ten noorden daarvan lag het kamp van de Midjanieten.
Dat lag in de vlakte in de buurt van de Waarzeggersheuvel.

God zei tegen Gideon:
‘Je leger is zo groot dat Ik de Midjanieten daar niet wil aan overleveren.
Israël zou zich tegenover Mij kunnen beroemen en zeggen:
Mijn eigen kracht heeft me gered.
Zeg dus aan je mannen: Iedereen die bang is of angstig
mag naar huis en de bergen van Gilboa verlaten.'
Tweeëntwintig duizend mannen trokken zich terug.
Toen bleven er nog tienduizend over.

Toen zei God tegen Gideon:
‘Je leger is nog te groot. Laat de mannen naar het water gaan.
Daar zal Ik ze voor je schiften.
Degene van wie Ik u zeg: Die gaat met je mee, die gaat met je mee,
degene van wie Ik zeg: Die gaat niet met je mee, hij gaat niet mee.'
Toen Gideon de mannen naar het water had laten gaan,
zei Jahwe tegen hem:
‘Je moet de mannen die het water als honden opslurpen, scheiden
van degenen die bij het drinken op hun knieën gaan zitten.'
Er waren er driehonderd
die met de hand aan de mond het water opslurpten.
Alle anderen waren bij het drinken op hun knieën gaan zitten.

Toen zei Jahwe tot Gideon:
‘Met de driehonderd man die het water hebben opgeslurpt
zal Ik je bevrijden en de Midjanieten aan je overleveren;
alle anderen moeten naar hun tenten gaan.'
De driehonderd namen de proviand en de trompetten van de anderen.
Gideon stuurde de Israëlieten naar hun tenten terug
en hield alleen de driehonderd bij zich.
Het kamp van de Midjanieten lag in de vlakte.

Die nacht zei God tegen Gideon:
‘Ga naar hun kamp; ik heb hen aan jou overgeleverd.
Als je er niet alleen durft naartoe te gaan,
neem dan je dienaar Pura mee.
Als je gehoord hebt waarover ze praten,
zul je de moed hebben om naar dat kamp te gaan.'
Toen ging Gideon er naartoe met zijn dienaar Pura.
Ze drongen door tot de buitenste wachtpost van het kamp.



Stilstaan bij ...

Jerubbaal
(=strijder tegen de god Baäl)
Omdat God niet wilde dat de Israëlieten de Baäls achterna liepen, bond Gideon de strijd met die Baäls aan.

Gideon
(= Neerveller, krijgsman)
Gideon was iemand uit de stam Manasse die als rechter optrad in de tijd voor er koningen waren in Israël (12e eeuw voor Christus). Wat de precieze functie van zo'n ‘rechter’ was, is niet duidelijk: sommige rechters spraken recht, andere waren eerder militaire leiders.
Toen Gideon met een kleine groep krijgers de Midjanieten versloeg, stelde men hem voor koning te worden. Maar daar weigerde hij op in te gaan.

En-Charod
(= de bron van Harod)
Die bron zou gelegen zijn aan de zuidkant van de vlakte van Jizreël. Omdat de Midjanieten in het dal lagen, keken de Israëlieten dus op hen neer.

Midjanieten
Midjanieten waren de nakomelingen van Midjan, een van de zes zonen van Abraham en Ketura, een vrouw die hij – volgens de Bijbel - huwde na de dood van Sara.
Ze leefden in het noordwesten van Arabië, op de oostkust van de Golf van Akaba.

Hond
Hond’ wordt in het midden-oosten vaak als scheldwoord gebruikt.
De schrijver van het boek Rechters lijkt het zelfs fijn te vinden om te schrijven dat alleen mannen, die water slurpen zoals honden dat doen, mogen strijden.

Drinken op hun knieën
Zij die neerknielen om water te drinken, zijn minder alert dan zij die water opscheppen in hun handen.





Bij de tekst

God

De manier waarop over God verteld wordt is merkwaardig:
Hij vindt dat het leger van de Israëlieten te groot is. In de tekst zelf wordt uitgelegd dat God niet wil dat de Israëlieten zouden kunnen zeggen dat ze zelf de overwinning op de Midjanieten hebben behaald. Ze konden alleen overwinnen omdat God dat wilde.



Jerubbaäl

(naar: A. Borschel-Dan in The times of Israël, 12 juli 2021)

In 2019 vonden archeologen in Khirbet el Rai, een site tussen Kiryat Gat en Lachish, op 70 kilometer ten zuidwesten van Jeruzalem, scherven van een kleine kan, die de C-14 methode dateerde rond 1100 voor Christus. Daarop stonden in inkt de volgende letters: Yrb'l (Jerubba'al), een naam die men ook gebruikte voor Gideon, de zoon van Joas, die dan rechter was in het noorden van het land.
Het zou kunnen dat dit voorwerp voor het eerst een figuur uit de Bijbel bevestigt uit de tijd van de Rechters.