Loading...
 

Wijsheid 2, 1a.12-22

2 Mor

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Wijsheid 2, 1a . 12-22: Een zoon van God

De tekst

’Studiebijbel’

(Deze Bijbeltekst komt uit de NBV Studiebijbel, uitgeverij Jongbloed, Heerenveen 2008, p. 1621-1622)

Ten onrechte houden ze zichzelf het volgende voor: Het leven is kort en vol moeite. (...)

Laten we de rechtvaardige in het nauw drijven, want hij is ons alleen maar tot last. Hij dwarsboomt ons in alles wat we doen, hij verwijt ons dat we de wet overtreden en houdt ons voor dat we verloochenen wat ons geleerd is. Hij beweert over kennis van God te beschikken en noemt zich kind van de Heer. Hij is een levende aanklacht tegen onze opvattingen geworden. Zijn verschijning alleen al is ons een doorn in het oog, omdat hij anders leeft dan anderen en zich afwijkend gedraagt. Wij zijn in zijn ogen minderwaardig en hij mijdt onze levenswijze alsof die besmet is. Hij geeft hoog op van de bestemming van rechtvaardige mensen en beroemt zich erop dat God zijn vader is.

Laten we zien of hij gelijk heeft en afwachten wat er bij zijn dood gebeurt. Als de rechtvaardige echt een zoon van God is, zal die hem toch te hulp komen en hem uit de greep van zijn vijanden redden? Laten we hem aan geweld en marteling onderwerpen om zijn oprechtheid te leren kennen, laten we zijn uithoudingsvermogen op de proef stellen. We zullen hem veroordelen tot een vernederende dood, want hij beweert toch dat hij gered zal worden?

Aldus de gedachtegang van de goddelozen. Maar ze vergissen zich, verblind als ze zijn door hun slechtheid. Ze zijn niet bekend met Gods geheimen: ze verwachten niet dat vroomheid beloond wordt en geloven niet dat wie onberispelijk leeft, gelauwerd wordt.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Ze redeneerden verkeerd, toen ze onder elkaar zeiden:
Laten we de rechtvaardige in het nauw drijven,
want hij is een last voor ons en hij verzet zich tegen wat we doen.
Hij verwijt ons dat we de wet overtreden
en beschuldigt ons ervan dat we afwijken van wat we leerden.
Hij beroemt er zich op God te kennen
en noemt zich een dienaar van God.
Hij werd een aanklacht tegen onze visie.
Het valt ons al moeilijk hem te zien,
want hij leeft anders dan anderen en zijn gedrag is apart.
Hij ziet ons aan voor valse broeders
en mijdt onze wegen alsof ze besmet zijn.
Het einde van de rechtvaardigen prijst hij zalig
en hij pocht dat God zijn Vader is.
Wij willen wel eens zien of zijn woorden waar zijn
en wachten af wat er gebeurt als hij sterft.
Want als de rechtvaardige een zoon van God is,
dan zal die het voor hem opnemen
en hem redden uit de hand van zijn vijanden.
Laten we hem maar eens testen en folteren
om zijn zachtmoedigheid te leren kennen
en zijn geduld te toetsen.
Laten we hem veroordelen tot een vernederende dood:
want hij beweert toch dat hij gered zal worden.'

Zo redeneren ze, maar ze vergissen zich,
want ze zijn verblind door hun slechtheid.
Ze kennen de geheimen van God niet.
Ze verwachten niet dat vroomheid beloond wordt
en ze geloven niet dat wie onberispelijk leeft, gekroond wordt.



Stilstaan bij …

’Zoon van God’
Deze titel wordt in het Oude Testament gebruikt voor Israël of voor de gezalfde koning. In deze tekst wordt deze titel voor het eerst gebruikt voor een vrome, rechtvaardige persoon.





Bij de tekst

Kerkvaders

De Kerkvaders (theologen uit de eerste drie eeuwen van het christendom) lazen in Spreuken 2, 13-20 het leven en lijden van Jezus.





Overweging

Jean Bastiaens

De goddelozen

(Jean Bastiaens in Bijbelhuis Zevenkerken.be / 20-09-2015)

'Aan het woord zijn de ‘goddelozen’, de mensen die niet willen weten van een persoonlijke relatie met GOD en die geen maatstaf voor recht en gerechtigheid willen aannemen. Zij willen vrij en ongebonden leven, het maximum eruit halen. Ze zijn ‘Jood van huis uit’, maar het zegt hun niet veel. Op hun weg komen ze ‘de rechtvaardige’ tegen: iemand die zich houdt aan de Tora en dat als richtsnoer voor zijn leven aanvaardt. De leefwijze van de rechtvaardige ergert de goddelozen, ze voelen zich door hem bekritiseerd, terwijl ze juist van niemand enige kritiek willen aannemen. De onderlinge gesprekken - voor zover die er echt zijn - ervaren zij als een aanklacht: de rechtvaardige maakt zijn keuzes duidelijk en wil consequent zijn, maar zijn verhaal geeft de anderen het gevoel afgeschilderd te worden als ‘lauwe mensen’, mensen zonder gevoel voor recht en discipline. De goddelozen zijn het beu en proberen de rechtvaardige uit zijn tent te lokken, waarbij het pestgedrag van kwaad tot erger gaat. Zij spuwen - ook letterlijk - op de man die zich blijkbaar ziet als ‘een zoon van GOD’, dat wil zeggen als door GOD aangenomen en door Hem bemind. Ze willen zijn vertrouwen, zachtmoedigheid en verdraagzaamheid eens grondig uittesten.'