Loading...
 

JAKOB

Wie was hij?

Zijn leven

De Bijbel schrijft over Jakob als over de zoon van Isaak en Rebekka, de kleinzoon van Abraham. Jakob had een tweelingbroer Esau, van wie hij het eerstgeboorterecht stal.

Volgens de Bijbel wilde Jakob huwen met Rachel, maar zijn schoonvader vond dat Lea, de oudste dochter, eerst moest trouwen. Met Lea kreeg Jakob zes zonen en één dochter: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon en Dina. Bij Zilpa, de slavin van Lea, kreeg hij de zonen: Gad en Asser.
Met Rachel kreeg hij twee zonen: Jozef en Benjamin. Kort na de geboorte van Benjamin stierf Rachel.
Bij Bilha, de slavin van Rachel, kreeg hij de zonen: Dan en Naftali.

Jozef, de elfde zoon, was zijn lievelingszoon, want zijn moeder, Rachel, was zijn eerste liefde.
De twaalf zonen liggen aan de basis van de twaalf stammen in Israël.



Wat namen te zeggen hebben

De verhalen in Genesis over Jakob, veronderstellen een verband met een woord dat ‘hiel’ en ‘bedriegen’ betekent.

Jakob= pootjeszetter / hielhouder / bedrieger
Israël = Hij strijdt met God. Deze nieuwe naam wordt het symbool voor de nieuwe identiteit van Jakob.






Jakob in de Bijbel

De Jakobcyclus

(Bron: E. CHARPENTIER, Wegwijs in het Oude Testament, Ten Have Baarn, 1987, p. 37)

In het boek Genesis zijn een aantal verhalen rond Jakob verzameld.
Aan de oorsprong van die teksten liggen waarschijnlijk verhalen van twee verschillende stammen: die van Jakob en die van Israël. Die verhalenreeksen werden samengesmolten en men gaf beide namen aan de ene figuur die men de kleinzoon van Abraham noemde.





Relatie met het Nieuwe Testament

De twaalf zonen van Jakob werden de stamvaders van de twaalf stammen in Israël.
Naar analogie daarvan koos Jezus wellicht twaalf apostelen onder zijn leerlingen.





Jakob in 'bijbelin1000seconden'

. Genesis 25, 19-28; 27, 1-40: Esau en Jakob
. Genesis 27, 1-5.15-29: Isaak zegent Jakob
. Genesis 28, 10-22: De droom van Jakob
. Genesis 29, 1-35: Jakob trouwt
. Genesis 32, 4-22; 33, 1-20: Jakob verzoent zich met Esau
. Genesis 32, 23-33: Jakob vecht met een man
. Genesis 35, 16-20: Rachel sterft
. Genesis 46, 1-7.28-30: Jakob gaat naar Egypte
. Genesis 49, 1-2.8-10: De zegen van Jakob
. Genesis 49, 29-33 . 50, 15-26: De dood van Jakob en Jozef