Loading...
 

Genesis 46, 1-7.28-30

2 Verhuizen

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Genesis 46, 1-7.28-30 Jakob gaat naar Egypte

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 75-76)

Jakob ging op reis. Hij nam alles mee wat hij had. Onderweg stopte hij in Berseba en daar bracht hij offers aan de God van zijn vader Isaak.
Toen sprak God ’s nachts tegen hem in een droom. God zei: ‘Jakob! Jakob!’ Jakob antwoordde: ‘Ja, ik luister.’ God zei: ‘Ik ben God, de God van je vader. Wees niet bang om naar Egypte te gaan. Want ik zal je daar zo veel nakomelingen geven dat ze een groot volk worden. Ik zal zelf met je meegaan naar Egypte, en ik zal je ook weer terugbrengen. En als je sterft, zal Jozef bij je zijn.’
Jakob ging weg uit Berseba. Zijn zonen zetten hem in één van de wagens die de farao meegegeven had. Ook hun vrouwen en de kleine kinderen reisden in de wagens. En zo ging Jakob naar Egypte met al zijn nakomelingen: zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters. Ze namen hun vee en al hun bezittingen uit Kanaän mee.

Jakob stuurde Juda alvast vooruit. Hij moest aan Jozef de weg vragen naar het gebied Gosen. Toen Jakob en zijn familie in Gosen aangekomen waren, liet Jozef zijn wagen klaarmaken. Hij reed direct naar Gosen, naar zijn vader.
Toen Jozef zijn vader zag, omhelsde hij hem en hij huilde een hele tijd. Jakob zei tegen Jozef: ‘Nu kan ik rustig sterven. Want nu heb ik zelf gezien dat je nog leeft!’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen ging Israël op weg met heel zijn familie. Hij kwam in Berseba en droeg daar offers op aan de God van zijn vader Isaak. ’s Nachts sprak God tegen Israël in een visioen: `Jakob, Jakob!' Hij antwoordde: `Hier ben ik.' God zei: `Ik ben God, de God van je vader. Je moet er niet tegen opzien naar Egypte te gaan, want Ik zal daar een groot volk van je maken. Ikzelf zal je naar Egypte vergezellen en Ik zal je ook weer terugbrengen. Jozef zal je de ogen sluiten.'

Toen verliet Jakob Berseba. De zonen van Israël lieten hun vader Jakob, hun kleine kinderen en hun vrouwen reizen op de wagens die de farao daarvoor had meegegeven. Ook hun vee en hun bezit namen ze mee, alles wat ze in Kanaän verworven hadden. Zo trok Jakob met zijn nakomelingen naar Egypte.

Jakob stuurde Juda naar Jozef met de vraag om in Gosen bij hem te komen. Toen ze in Gosen waren, liet Jozef zijn wagen klaarmaken en reed ernaar om zijn vader Israël te begroeten. Toen hij hem ontmoette, viel hij hem om de hals en weende lange tijd op zijn schouders. Israël zei tegen Jozef: `Laat me nu maar dood gaan! Ik heb je terug gezien en weet dat je nog leeft!'



Stilstaan bij ...

Israël
(= strijder met God)
Deze naam kreeg de aartsvader Jakob na het gevecht met God bij de beek Jabbok (Genesis 32, 28) Dit woord kan verschillende betekenissen hebben:
- andere naam voor Jakob
- afstammelingen van Jakob: de Israëlieten, het joodse volk
- De tien stammen die samen het Noordrijk vormden
- naam van het land waar de Israëli’s nu wonen.

Berseba
Stad in het noorden van de Negev, ten zuiden van Israël. De stad was een knooppunt van belangrijke karavaanwegen.
Lees meer

Isaak
(= hij die doet lachen)
Sara moest lachen toen ze van drie bezoekers vernam dat ze op haar leeftijd nog een zoon zou krijgen. Een jaar later lachte ze van vreugde.
Isaak werd de tweede aartsvader van het joodse volk.

Visioen
Visioen Een visioen is als een droom. Een droom die iets zegt over wat God wil voor de mensen. In een visioen komen vaak woorden voor die meer zeggen dan je eerst zou denken.

Jakob
Derde aartsvader van Israël (na Abraham en Isaak). Hij was de zoon van Isaak en Rebekka.

Jozef
was de oudste zoon van Rachel, de liefste vrouw van Jacob en de broer van Benjamin.

Farao
'Farao' is de titel van de koning van Egypte. Het woord zelf betekent: groot huis of paleis. Meestal waren mannen farao, een zeldzame keer waren ook vrouwen farao.

Juda
Juda was de vierde zoon van Jakob en Lea.
Hij werd de stamvader van de stam Juda, de belangrijkste stam van het joodse volk: koning David kwam uit de stam Juda; Jeruzalem behoorde tot het gebied Juda).
Het woord Jood is afgeleid van de naam Juda.

Gosen
Gosen is in de Bijbel de naam van het gebied in het noordoosten van het Oude Egypte. (tussen het oosten van de Nijldelta en het huidige Suezkanaal). De Israëlieten mochten er zich vestigen als dank voor inspanningen van Jozef voor de farao.





Bij de tekst

Belang van de tekst

Met deze tekst wordt een verklaring gegeven voor de vestiging van de Hebreeën in Egypte en wat voorafging aan de Uittocht.



Hongersnood

Israël / Jakob ging niet alleen naar Egypte om er zijn zoon Jozef te zien, maar ook om te ontvluchten aan de hongersnood die zijn land trof.

In het graf van generaal Horemheb uit Saqquar (einde
13e eeuw voor Christus) vermeldt een inscriptie: 'een groep uitgehongerde vluchtelingen verscheen aan de grens en wilde migreren naar Egypte.'
Er vonden occasionele en kleinschalige trektochten naar Egypte plaats, maar geen enkel Egyptisch document heeft het over een lange tijd van hongersnood waarbij de bevolking van de omringende landen naar Egypte kwam om zich te bevoorraden.
(Bron: M. REYNDERS, Exodus, de impact van een Bijbelse migratie, Uitgeverij Sterck en De Vreese, p. 134-135)