Loading...
 

12e zondag C - evangelie

Lucas 9, 18-24: Belijdenis van Petrus

Lucas 9, 18-24 // Matteüs 16, 13-20 // Marcus 8, 27-35



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1636-1637)

Op een keer was Jezus aan het bidden. Alleen zijn leerlingen waren bij hem. Jezus vroeg aan hen: ‘Wie ben ik volgens de mensen?’ De leerlingen antwoordden: ‘Sommige mensen zeggen dat u Johannes de Doper bent. Anderen zeggen dat u Elia bent. Weer anderen zeggen dat u één van de profeten van vroeger bent.’
Toen vroeg Jezus: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de messias die door God gestuurd is.’ Jezus zei: ‘Vertel dat beslist niet aan iemand anders!’


Jezus vertelde wat er met hem zou gebeuren. Hij zei: ‘De Mensenzoon zal veel moeten lijden. De leiders van het volk, de priesters en de wetsleraren zullen hem behandelen als een vijand. Hij zal gedood worden. Maar drie dagen later zal hij opstaan uit de dood.’


Jezus zei tegen alle mensen: ‘Als je mijn volgeling wilt zijn, dan mag je niet meer aan jezelf denken. Je moet juist bereid zijn om je leven op te geven, elke dag opnieuw. En je moet met mij meegaan. Als je je leven probeert te redden, zul je het juist voor altijd verliezen. Maar je kunt ook je leven verliezen omdat je mijn volgeling bent. Dan zul je je leven juist voor altijd redden.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Op een dag was Jezus alleen aan het bidden.
Zijn leerlingen kwamen bij Hem.
Hij vroeg hun: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’
Zij antwoordden: ‘Johannes de Doper.
Anderen zeggen Elia, en nog anderen zeggen
dat een van de oude profeten is opgestaan’.
Daarop vroeg Hij: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’
Petrus antwoordde: ‘De Messias van God’.
Maar Jezus zei: ‘Je mag hierover met iemand praten.
De Mensenzoon moet veel lijden,
De oudsten, hogepriesters en Schriftgeleerden
zullen Hem verwerpen en doden.
Maar op de derde dag zal Hij verrijzen’.
Terwijl Hij zijn leerlingen één voor én aankeek,
zei Hij: ‘Als iemand met Mij wil meegaan,
dan moet hij zichzelf vergeten,
elke dag zijn kruis opnemen en Mij volgen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen,
maar wie zijn leven verliest omwille van Mij,
die zal het redden.’



Stilstaan bij ...

Bidden
Bidden is te vergelijken met spreken: men zegt tot God wat men hoopt, gelooft, verwacht ...
Maar bidden is ook te vergelijken met luisteren: men probeert stil te worden om God beter te leren kennen. Zo voelt men beter aan wat God verwacht.

Johannes
(Hebreeuws = ‘God is genadig’) de doper
Zoon van de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabet. Hij was een prediker die leerlingen om zich heen verzamelde en mensen doopte die zijn volgeling werden. Omdat hij kritiek had op de levenswijze van koning Herodes, werd hij gevangen genomen en gedood.

Elia
(Hebreeuws = Mijn God is Jahwe)
Eén van de belangrijkste profeten in het Oude Testament. Hij leefde in de 8ste eeuw voor Christus, toen Israël nog afgoden vereerde. Hij trad op als de profeet die de verering van JHWH terug centraal stelde, geheel in de lijn van de betekenis van zijn naam.

Petrus
(Grieks = petra = rots)
Petrus was een visser uit Betsaïda. Hij was de belangrijkste in de groep van de apostelen. Rond het jaar 67 stierf hij de marteldood onder keizer Nero. Hij werd begraven buiten de stadsmuren van Rome. Later bouwde men de Sint-Pietersbasiliek bovenop zijn graf.

Gezalfde van God
(Hebreeuws = Messias; Grieks / Latijn = Christus)
Tijdens de Babylonische ballingschap keek het joodse volk uit naar een Messias, iemand die vrede zal brengen.
Men had bij het vertalen net zo goed het Griekse woord ‘Christus’ kunnen gebruiken. Maar omdat heel wat mensen het woord ‘Christus’ ervaren als familienaam, plaatst deze omschrijving Jezus duidelijker binnen de joodse verwachting van een Messias.

Verbieden
Jezus verbood zijn leerlingen om over Hem te spreken als een Messias, om te vermijden dat men van Hem zou verwachten dat Hij een politieke Messias zou zijn, die hen zou verlossen van de Romeinen.

Mensenzoon
De profeten gebruikten het woord ‘mensenzoon’ om over een mens te spreken in zijn sterfelijkheid en nietigheid. De profeet Daniël sprak over de Mensenzoon als iemand die betrokken is bij het einde der tijden.

Oudsten
Dit waren de hoofden van de voornaamste families. Zij hadden een leidinggevende positie in Israël.

Hogepriester
Priester die aan het hoofd stond van de priesters en de levieten. Hij was ook de voorzitter van het Sanhedrin, de Grote Raad.

Schriftgeleerden
Schriftgeleerden waren vooraanstaande leraars in de tijd van Jezus. Ze bestudeerden de Wet en waren de geestelijke leiders van het volk. Sommigen hadden leerlingen die zich onder hun leiding schoolden in de Wet. Naast de geschreven Wet, hielden ze zich ook aan de mondelinge overlevering.

Derde dag
In de Bijbel doet het getal drie aan God denken. De derde dag is dan het moment (dag, periode) waarop God zich aan de mens laat kennen. Het moment waarop de mens voelt en weet: God laat mij niet in de steek.

Zijn kruis opnemen
Beeldspraak voor het aanvaarden van het lijden.





Bij de tekst

Merk op

Jezus gebruikte zelf het woord Gezalfde / Messias / Christus niet. Het was een woord dat gemakkelijk begrepen kon worden als ‘politiek leider’, iets wat Jezus niet wilde zijn. Jezus sprak over zichzelf wel als ‘de Mensenzoon’.



Caesarea Filippi (Panias / Panion / Banyas)

Volgens Matteüs 16, 13 en Marcus 8, 27 vond dit gesprek plaats in de streek van Caesarea Filippi. Dit was in de oudheid een stad die zich bevond aan de zuidelijke voet van de berg Hermon (berg), dichtbij de bronnen van de Jordaan.
'Caesarea' verwijst naar keizer Augustus; 'Fillippi' verwijst naar Filippus, de broer van koning Herodes Antipas (= zoon van koning Herodes de Grote, die opdracht gaf voor de kindermoord in Betlehem).





Suggesties

Kleine kinderen

DOEN

Een grote bloem

Vooraf
Knip een aantal bloembladen, die groot genoeg zodat kleine kinderen erin kunnen tekenen, en een bloemhartje uit geel papier waarin je de naam 'JEZUS' schrijft.


Verloop
De kinderen vertellen wat ze over Jezus weten. Daarna tekenen ze over Jezus in een bloemblaadje. Schik nadien al deze bladen rond het 'bloemhartje' waarin de naam Jezus staat.





SPREKEN MET BEELDEN

'Op een rots kun je rekenen'

Twee mannen zoeken een plek om een huis te bouwen.

De ene man klimt op een grote rots. ‘Dit is een prima plek’, denkt hij.
Hij begint te bouwen. Hij bouwt en sjouwt de hele dag.
Eindelijk is het huis klaar.
‘Precies op tijd,‘ zegt hij, ‘ik geloof dat het gaat regenen.’
Het begint te regenen. Het dondert en bliksemt.
Het water klotst tegen de rots. Maar de rots staat stevig.

Een andere man wil ook een huis bouwen.
‘Deze plek is goed’ zegt hij. Hij bouwt zijn huis op zand.
Als hij klaar is met zijn huis, gaat hij naar binnen en doet de deur dicht.
Maar dan begint het te regenen. Het dondert en het bliksemt.
Het water stroomt zijn huis binnen. Zijn voeten worden nat.
Het zand onder zijn huis spoelt weg. Zijn hele huis valt in elkaar!



Wie van de volgende kinderen is als een rots en wie is er als zand?

O Nathalie bereidt zich voor op haar eerste communie.
Ze kijkt de hele avond TV.
Gisteren had ze haar jongere broertje beloofd om met hem te spelen.

O Janne hoort over Jezus vertellen.
Wanneer Kobe van de andere klas op de grond valt,
is ze de eerste om hem terug recht te helpen.

O Michael zit in de derde klas.
Hij krijgt goede punten voor ‘godsdienst’.
Als hij thuis is speelt hij altijd in zijn eentje videospelletjes.

O Boris heeft het moeilijk om verhalen over Jezus na te vertellen.
Als hij thuis komt helpt hij zijn moeder bij het klaarmaken van het eten.

O Sofie heeft al driemaal haar kinderbijbel uitgelezen.
Als ze hoort dat iemand van de klas ziek is,
telefoneert ze nog diezelfde dag om te vragen hoe het gaat.

O Thomas hoorde het verhaal over een vader die zijn zoon vergeeft.
Maar Thomas kan de vriend die van hem kwaad heeft gesproken, niet vergeven,
zelfs al heeft die gezegd dat het hem spijt.





EXTRA

Klik hier voor meer suggesties.





Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Namen geven

(Naar: C. LETERME in Samuel plus, Uitgeverij Averbode,2006 nr9)

Sta stil bij de reden waarom mensen een bepaalde naam geven aan hun kinderen:
- een mooi klinkende naam
- een naam van iemand waarvoor ze bewondering en/of waardering voor hebben
- een naam die een betekenis heeft.
Vertel dat mensen vroeger heel veel belang hechtten aan de betekenis van een naam. In de betekenis van zo'n naam lag meteen het levensprogramma van het kind dat die naam droeg.
(Illustreer eventueel a.h.v. namen van kinderen in de groep of van familieleden)


In sommige situaties veranderen mensen hun naam
- zangers zoeken een pseudoniem (illustreer) - sommige schrijvers doen dat ook
- paters en zusters kregen een andere naam bij het uitspreken van hun geloften
(bv. Jozef De Veuster werd Pater Damiaan)
- een kardinaal die paus wordt, krijgt een nieuwe naam
(bv. Jorge Mario Bergoglio werd paus Franciscus)
- in sommige jeugdbewegingen krijgen de leden een nieuwe naam met eventueel een typische eigenschap erbij. (illustreer met de eigen 'totem' of die van familieleden, vrienden, ev. van kinderen in de groep)

De kinderen zoeken in groepen van vier naar een geschikte nieuwe naam voor ieder in het groepje.
Beperking: de woorden mogen alleen verwijzen naar elementen / wezens in de natuur.

Vertel dat Simon van Jezus een nieuwe naam krijgt: Petrus. Die naam betekent: 'rots' of 'kei'.
Laat de kinderen zelf even nadenken waarom men iemand 'steen' of 'rots' of 'kei' zou kunnen noemen.





SPREKEN MET BEELDEN

Een werkblad als leidraad

Materiaal
Maak een kopie van dit werkblad.


Verloop
Lees eerst het evangelie van deze zondag voor.
Nadien kun je ingaan op het feit dat Petrus met sleutels afgebeeld wordt en dat die sleutels ook voorkomen op het wapenschild van de paus.



De sleutels van het rijk van God

(Geïnspireerd door: J. BRUGMAN, Prettige zondag, Kinderwoorddiensten voor het jaar A, Gooi en sticht Baarn,1995)

Materiaal
Kopieën van een blad papier waarop een sleutel getekend staat.


Verloop
Bespreek met de kinderen wat men allemaal kan doen met een sleutel.
Op slot doen, maar ook openmaken.
Er is iets wat je niet kunt zien, en dat je met een sleutel kunt zichtbaar maken.
Zo is het ook met het Rijk van God. Dat is verborgen, maar Petrus krijgt er de sleutels van. Hij moet ervoor zorgen dat dit Rijk van God zichtbaar wordt.
De kinderen krijgen per twee /drie/vier een 'sleutel'.
Rond de tekening van de sleutel schrijven of tekenen ze hoe zij het Rijk van God zichtbaar kunnen maken.





VERDIEPEN

Vloergesprek

Materiaal
flap / groot papier met daarop de vraag: Wie is Jezus voor jou?


Verloop
Leg de flap met de vraag op de grond. Laat de kinderen een paar minuten nadenken over hun antwoord op die vraag. Daarna noteren ze in stilte hun antwoord op de flap. Nadien mogen ze hun antwoord toelichten.

Lees dan het evangelie voor.

Sta stil bij het merkwaardig antwoord van Petrus op diezelfde vraag en de betekenis van het woord Messias.
Het is niet onbelangrijk bij dit woord stil te staan, omdat het vaak in de evangelies terug komt én omdat het in zijn Griekse vertaling (nl Christus) zo gekoppeld is aan Jezus, dat veel kinderen (en ook volwassenen) foutief denken dat Christus de familienaam van Jezus is. Vermeld zeker dat de titel Messias (Christus) iets duidelijk maakt over de nauwe relatie tussen Jezus en God.





BELEVEN

Een nieuwe naam, een nieuwe opdracht

(C.L. 13/02/2017)

Stop in een doos allerlei kleine voorwerpen. Bijvoorbeeld: een steentje, een schaar, een potlood, een papier, een zakdoek / een pakje papieren zakdoekjes, een ring, een takje, een stoffen bloem, een drinkbeker, een flesje water ...

De kinderen zitten in een kring. In het midden van die kring leg je een stuk stof. Haal één voor één alle voorwerpen uit de doos en leg die op de stof.
Vraag de kinderen om naar rechts te kijken naar wie daar zit. Daarna zoeken ze tussen de voorwerpen hét voorwerp uit dat iets zegt over de persoon die naast hen zit.
Dit voorwerp nemen ze niet vast. Ze schrijven wel op een papiertje welk voorwerp ze gekozen hebben (om te vermijden dat ze in de gespreksronde nadien nog vlug van idee zouden veranderen)

Daarna vertellen ze één voor één welk voorwerp het best iets zegt over wie rechts van hen zit.

Vertel daarna over dat Jezus Petrus vergeleek met een kei / een rots. Waarom zou dat zijn? Toen Petrus dat hoorde, zag hij in zijn nieuwe naam een opdracht.

Laat de kinderen bij het voorwerp dat ze kregen zoeken naar welke opdracht dat voor hen zou kunnen zijn. Eventueel kunnen anderen hen daarbij helpen.



'Keien van christenen'

De kinderen tekenen een berg van zes rotsblokken.
Daarna schrijven ze in elke rotsblok waarin mensen een kei moeten zijn, als Jezus op hen wil rekenen.
Nadien kleuren ze het rotsblok dat het meest op hen van toepassing is.





DOEN

Keien van mensen

Materiaal
Voor elk kind een kei.
Plakkaatverf, penselen, viltstift, witte knutsellijm.


Verloop
De kinderen maken de keien goed schoon.
Daarna beschilderen ze hun keien in hun favoriete kleur.
Ze verdunnen de verf niet (los wel wat witte knutsellijm op in een beetje water en voeg dat toe aan de verf, zodat die zich beter aan de kei hecht.)
De kinderen schrijven op de stenen de naam van een persoon die voor hen een 'kei' van een persoon is.
Daarna leggen ze alle versierde keien in één lange rij.





BIDDEN

Een nieuwe naam

(K. Van Cleynenbreugel in Simon 4, 2016-2017, p. 16)

Jezus gaf zijn beste vriend Simon
een nieuwe naam.
Hij zei: 'Ik noem jou Petrus,
want jij bent voor mij als een rots.
Jou kan ik vertrouwen.
Jij bent een man uit één stuk,
eentje om op te bouwen.'

Ik vind dat mooi, God,
om écht voor een vriend te kiezen
en hem een nieuwe naam te schenken.
Mag ik dat ook voor jou doen?
Wat dacht Je van: 'Allerbeste Vriend'
en 'Jij die naar mij luistert',
'Stromend Water' of 'Kriebelend Gras'.
Kies maar God.

Voor mij ben je het allemaal.





EXTRA

Klik hier voor nog meer suggesties.





Overwegingen

Johan Poppe

Tweee vragen

((Twaalfde zondag - jaar C, Dendermonde, 19 juni 2022)

Neem nu de twee vragen die Jezus voor zijn leerlingen heeft:
. wie zeggen de mensen dat ik ben?
. wie zeggen jullie dat ik ben.
Eenvoudiger lijkt het niet te kunnen.
Schijn bedriegt echter ook hier!

Met de eerste vraag kunnen de leerlingen zich nog verbergen
in het antwoord van anderen.
Met de tweede vraag komt het zwaartepunt helemaal bij henzelf te liggen.

Hun antwoord moet duidelijk maken of zij:
. zich willen gedragen als erfgenamen van Jezus, zijn manier van leven en denken?
. of zij voldoende moed zullen hebben om daarvoor te lijden,
. en of ze dus eenzelfde moeilijke en soms lastige weg willen gaan?

Waar met de eerste vraag: ‘Wat zeggen de mensen’,
de leerlingen hun persoonlijk engagement nog kunnen verbergen of uitstellen
is dit in de tweede vraag niet meer mogelijk. Hun antwoord,
hun belijdenis zal meteen ook een persoonlijke programmaverklaring worden.

Zeggen dat Jezus de Gezalfde van God is,
veronderstelt, niet meer of niet minder
dan dat zij zelf in die opdracht stappen.
Er is geen mogelijkheid tot flauw en voorzichtig meelopen.
Als Jezus de Gezalfde is, en zij zijn leerlingen
– zijn vrienden zoals Johannes het de voorbije paastijd
zo dikwijls aangaf – , dan heeft dat consequenties voor wie zich als volgeling laat kennen.





Frans Mistiaen sj

Ons kruis dragen, weerloos maar liefdevol

Wij staan vandaag stil bij de vraag van de Heer:
"Wie zegt gij dat ik ben?"
Het is een vraag gesteld aan Petrus,
dus aan de Kerk, dus aan ieder van ons.
Op elk keerpunt van ons leven,
bij elke diepe levenservaring,
bij elke ingrijpende verandering
stelt de Heer ons opnieuw de vraag:
"Wie ben Ik eigenlijk voor u?"
En dat is niet zozeer een vraag
of wij weten wie Jezus theoretische, theologisch is.
Het is vooral een vraag naar onze concrete relatie tot Hem:
"Wilt gij u voor mij engageren
op dit moment waar gij nu staat?"

Petrus meent het goede antwoord te geven
en zegt: "Voor mij, Heer, zijt Gij de Christus,
dat betekent de Messias, de Redder!"
Maar Jezus doorziet de dubbelzinnigheid van deze benaming.
Want, welke soort "Redder" bedoelt Petrus dan wel?
En welke “methode van redden” stelt hij zich daarbij voor?
Voor velen - en blijkbaar ook nog voor Petrus -
betekende "de Christus, de Messias":
een zeer aardse bevrijder, een politieke leider,
en - gezien de toestand van Palestina -
de bevrijder van de Romeinse bezetter.
En de methode die men zich daarbij voorstelde was:
het veroveren van de politieke macht.
Nu is Jezus geen Bevrijder, die onze aardse verlangens,
hoe terecht ook, inwilligt.
Hij komt niet uit de hemel neer om hier voor ons iets te veroveren.
De christelijke God wil Zich nooit in de plaats zetten
van onze menselijke verantwoordelijkheid.
Jezus is op een heel andere manier "Redder".
Met volledig respect voor onze vrijheid
is Hij de innerlijke, uitnodigende liefdeskracht,
die het hart van elke mens bezielt en inspireert,
en zo de wereld van binnenuit wil vernieuwen.
Jezus wil onze Bevrijder zijn,
niet door spectaculaire, uiterlijke ingrepen,
wel door Zijn stille liefdeskracht
die onze medewerking vraagt en nodig heeft.
Daardoor is Zijn methode ook zo heel anders dan verwacht.
Niet de methode van de uiterlijke macht en het geweld,
maar van de weerloze liefde.
Als God Zich vooral zou tonen
in macht en majesteit, overweldigend,
dan zou Hij toch wel grotendeels
het vrije antwoord van de mens verhinderen.
De weerloosheid van Jezus is een beter teken om te tonen
dat God Liefde wil zijn zonder dwang,
die ons tot een antwoord uitnodigt
en onze vrije overgave mogelijk laat.

Ons engageren voor Jezus, betekent dus,
Hem volgen in Zijn methode van de weerloosheid,
en niet van het recht van de sterkste.
Jezus noemt dat "zijn kruis opnemen, dragen".
Dit wil niet zeggen dat de christenen het lijden moeten zoeken.
Het lijden is er. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed.
Het leven zelf brengt voldoende tegenkantingen,
beperktheden, onmacht, zelfs lijden mee.
Elk huisje heeft zijn kruisje.
Neen, Jezus vraagt niet dat wij het lijden zouden opzoeken.
Dat zou mensonwaardig en religieus hoogmoedig zijn.
Maar - wij weten het - echte liefde brengt altijd mee
dat wij onszelf achteruit stellen,
ons eigenbelang vergeten en anderen laten voorgaan.
De Heer vraagt ons vandaag
dat wij het kruis van onze beperktheden
zouden "dragen", elke dag.
Dragen! d.w.z. niet ontvluchten, niet loom voortslepen,
er niet wanhopig onder gebukt gaan.
Maar de moeilijkheden die wij toch ondervinden, torsen,
er onze schouder, nog beter ons hart durven onder steken,
ze dragen met de kracht van een liefdevolle overgave.
Onze onmacht dragen als een kruis betekent,
zoals Jezus, ondanks weerloosheid,
vol vertrouwen blijven,
vol overgave, vol vergevensgezindheid,
zo liefdevol mogelijk, zelfs bij alles wat ons overkomt.

De eigenlijke vraag van vandaag is dus
of wij ons voor Jezus willen engageren,
ook in Zijn methode van liefdevolle weerloosheid.

En, indien wij soms zouden de indruk krijgen
dat dit kruis ons te zwaar wordt,
laat ons dan maar goed beseffen
dat wij, die de Heer volgen, achter Hem stappen,
maar dat Hij voorop gaat
en het zwaarste deel van ons kruis torst
met de liefde van Zijn hart.

Aan die Redder durven wij ons toevertrouwen,
ook vandaag!



Marc Gallant, trappist (Orval)

Wie ben Ik? (2013)

Telkens wanneer Lucas vermeldt dat Jezus bidt in de eenzaamheid, mogen we ons verwachten aan een belangrijk keerpunt in Jezus’ zending. Het was niet hun gewoonte, maar nu waren ook zijn leerlingen met Hem (“sunèsan”) in de afzondering, zoals al onze vertalingen Lucas weergeven, (uitgenomen Luther die vertaalt: “zijn leerlingen kwamen bij Hem”, en deze passage klaarblijkelijk verwart met het “apèlthon pros auton” van Marcus 3,13). Jezus heeft zijn leerlingen geconvoceerd om met hem te bidden. Het wordt dus een zeer belangrijke wending in zijn zending, een ontmoeting in geest van gebed en geloof waarbij Hij zijn relatie met zijn leerlingen in het reine zal trekken: wie zijn we voor elkaar? Wie ben ik voor u, en uiteindelijk, wie ben ik in werkelijkheid?

Jezus leidt zeer pedagogisch de kwestie in met de vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Het antwoord is ontstellend: voor de mensen is Jezus niet wie Hij is, maar iemand anders, een of ander profeet of zelfs Johannes de Doper. Ook Herodes stelde zich de vraag wie Jezus was. Volgens Matteüs (14, 2) zegde hij aan zijn hofhouding: ”Het is Johannes de Doper, hij is uit de doden opgestaan, vandaar zijn wondere krachten”. Lucas, die altijd zeer precies is als het over Herodes gaat, laat hier een andere klank horen. Toen Herodes de mare hoorde dat Johannes in Jezus teruggekomen was, zegde hij: “Johannes, die heb ik doen onthoofden. Maar wie is die man waar zoveel over hoor?” (Lucas 9,9). Voor Lucas neemt Herodes afstand van het naïeve reïncarnatiegeloof van de gewone mens.

Dat reïncarnatiegeloof loopt nog altijd verder. Het is begrijpelijk in onze maatschappij waar de publiciteit bedrieglijk geluk voorstelt en modellen voorhoudt waaraan je moet beantwoorden: dat maakt veel gefrustreerde mensen, niet in staat hun eigen originaliteit te herkennen en die zich moeten refereren naar een of ander personage om er hun bestaan aan te knopen. Het is ook waar dat de reïncarnatie toelaat alles altijd te herbeginnen, en zo te ontsnappen aan de persoonlijke verantwoordelijkheid, en dat is meegenomen als het toch de media zijn die de waardenormen bepalen en denken in je plaats. Maar de prijs is dat je het zoveelste serienummer wordt, de zoveelste copie of heruitgave zonder eigen originaliteit.

Jezus past absoluut niet in dat soort gedachtegang. Hij is enig. Hij past in geen enkele categorie. Voor hem is ook elk persoon enig. Toen Jezus Simon ontmoette heeft Hij hem in de ogen gezien en hem uit het gewone getrokken door hem de nieuwe naam Petrus te geven met een levensproject, een zending en een verantwoordelijkheid. Nu benoemt Petrus op zijn beurt Jezus met een nieuwe naam: “Gij zijt de Gezalfde Gods”. In een persoonlijke relatie verheffen beide partners elkaar boven het gewone. Jezus spreekt Petrus daarop niet tegen, maar Hij verbiedt onmiddellijk zijn leerlingen daarover te spreken: Hij is de ‘Gezalfde Gods’, maar Hij beantwoordt niet aan de gangbare volkse voorstelling van de Messias. Een kleine tachtig jaar voordien had de Psalm van Salomo 17, de Messias beschreven. In die farizeïsche tekst verjaagt de Messias alle vreemde heersers en allochtonen uit het Heilig Land om er alle onreinheid te weren, en hij regeert over alle volkeren vanuit Jeruzalem. Dat was de algemene opvatting en verwachting.

Jezus geeft een totaal ander beeld van de Messias, en het is, op eerste zicht, allesbehalve enthousiasmerend. Een Messias die moet lijden en sterven beantwoordt helemaal niet aan onze verwachting, noch aan onze voorstelling van God of van zijn gevolmachtigde Messias die ons zouden moeten redden uit het onaanvaardbare, het lijden en de dood. We willen nog wel aannemen dat God ons daaruit redt, maar niet dat Hij met ons wil zijn in onze menselijke conditie. Eigenlijk hebben we een paternalistisch godsbeeld: een God die, van ver, de touwtjes trekt, een God die neerbuigend vanuit zijn hoge hemel ons met een lange arm uit onze penarie helpt. Maar God is niet neerbuigend. Hij is Liefde: Hij wil dus met ons zijn. Dat is de revolutie die Jezus ons brengt. En die reikt ver.

Jezus volgen kan dan nooit een evasie worden uit onze begrensde aardse werkelijkheid. We moeten juist de harde realiteit niet ontvluchten als God die met ons komt beleven. Jezus volgen is elke dag het kruis opnemen van onze begrenzingen, onze zwakheden, onze mislukkingen en ons lijden, aan de hand van Hem die ons voorgaat. Het is misschien een harde weg, maar weten er ons niet alleen. Wie zijn leven wil redden door te ontsnappen aan de werkelijkheid, zal het verliezen in irreële dromen.
God is immers dé Werkelijkheid.



Wie is Jezus? (2016)

Die vraag achtervolgt ons sinds het begin van het Lucasevangelie. Jezus heeft in het openbaar de zonden vergeven van de verlamde (Matteüs 9, 2), van de zondares (Lucas 7, 48), en telkens hebben de omstanders zich de vraag gesteld: wie is Hij om zonden te vergeven? De apostelen die met Jezus, leven, stellen zij zich die vraag niet? We kunnen goede christenen zijn, zonder ons die vraag te stellen. De apostelen hadden toch de broodvermenigvuldiging meegemaakt, waar Jezus zich geopenbaard heeft als de profeet van de laatste tijden (Lucas 9, 12-17), en Petrus, Johannes en Jacobus waren aanwezig toen hij de dochter van Jaïrus terug tot leven heeft gebracht (Lucas 8, 51-55). Hoe heeft dit hen aangesproken?
Jezus zal hen met deze vraag niet in verlegenheid te brengen bij de menigte. Hij trekt zich met hen terug in de eenzaamheid. Zoals gewoonlijk bij Lucas, zien we Jezus in gebed voor de sleutelmomenten van zijn zending. Voor de apostelen is daar niets bijzonders aan: Jezus bidt graag alleen (Marcus 1, 37; Lucas 3, 21; 6, 12; 11, 1). En om het onderwerp aan te snijden, komt hij niet onmiddellijk met de vraag. Voorzichtig vraagt hij hen wat de mensen over hem zeggen. De antwoorden zullen zijn leerlingen niet compromitteren: zij geven juist maar de openbare opinie weer die gefascineerd is door Jezus’ profetische aanpak.

Jezus zegt eindelijk waar hij naartoe wil. “En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?” Dat is de directe vraag die Jezus ook ons stelt. Petrus laat ons de tijd niet om te antwoorden. Haantje de voorste zoals altijd, neemt hij het voortouw als woordvoerder van de groep: “De Messias van God”, zegt hij. Petrus gaat verder dan alles wat er gezegd werd en hij schakelt over naar een andere populaire verwachting: de verwachting van de Messias, de Christus, de Gezalfde van God, de koninklijke vertegenwoordiger van God, uit het geslacht van David, die bestemd is om Israël te redden. Sinds het begin van Jezus’ zending wisten alleen de demonen, begiftigd met bovenmenselijke kennis, dat de profeet van Galilea de Messias is (Lucas 4, 41). Petrus is de eerste die Jezus belijdt als de Christus van God. Daar Jezus het spreekverbod zal opleggen (v.21), zal Petrus eerst in de Pinkstertoespraak opnieuw Jezus als Messias verkondigen, nogmaals als woordvoerder van de Twaalf (Handelingen 2, 31.36.38).

Maar Jezus is niet die Messias waar het volk van droomt. Zo Jezus zich de Messiastitel, die juist is, niet ontkent, dan legt hij toch de stilte op (v.21), omdat de koninklijke Davidische Messiastitel in de volkslagen particularistische, nationalistische en imperialistische connotaties heeft. Zo'n tachtig jaar vroeger heeft de Psalm 17 van Salomo, een Farizeeër-tekst een andere, de Messias beschreven als hij die de inwijkelingen en de vreemden het Heilige Land uit zal jagen om er elke onreinheid uit te bannen, om vanuit Jeruzalem te heersen over alle volken der aarde. Al deze trekken zijn totaal afwezig in de prediking van Goede Boodschap van Jezus.
Men mag echter de titel die Petrus hem geeft niet verkeerd begrijpen. Jezus brengt er dus een belangrijk correctief aan door zijn passie en zijn opstanding aan te kondigen. Intussen wijst hij zichzelf, voor de vijfde keer, als de Mensenzoon aan (Lucas 5, 24, 6, 22, 7, 34; 9, 22.26.44). Jezus zal een Messias zijn die
door het lijden gaat, afgewezen wordt en vermoord door de Joodse gezagsdragers. Hij zal niet verschoond worden van de risico's die het menselijk leven met zich meebrengt. Hij zal geen bevoorrechte zijn. Hij komt ons zoeken in het diepste van ons menselijk bestaan.

Dat is precies de reden waarom God hem in eer zal herstellen door hem op de derde dag te doen verrijzen. De vier werkwoorden die zijn Paasgang beschrijven: veel te lijden hebben, afgewezen worden, ter dood gebracht worden, en verrijzen, worden voorafgegaan door een “hij moet". Het gaat om een goddelijk heilsplan waarvan Jezus verklaart dat hij het volledig op zich neemt.
Het valt op te merken dat er hier, in strijd met het evangelie van Marcus (8, 32-33), geen enkele negatieve reactie is bij de leerlingen. Petrus richt hier geen berisping tot Jezus. Dit ligt wel in de manier van Lucas die niet graag de zwakke punten van de Twaalf naar voren brengt. Temeer dat het er nu op aankomt de leerlingen aan te moedigen om Jezus te volgen. Lucas komt dan ook onmiddellijk tot de belangrijke gevolgen voor wie Jezus wil volgen.

Marcus had de mogelijkheid van het martelaarschap ingeschat voor wie Jezus wil volgen (Marcus 8, 35-38). Wanneer Lucas schrijft, is de dreiging van vervolging misschien verminderd. Hij past in ieder geval zijn tekst aan, door te zeggen dat we “elke dag” het kruis moeten opnemen (9, 23). Zo buigt hij de zinspeling van Marcus op het martelaarschap om in ascetische zin. De christen moet dagelijks zijn kruis opnemen, dat wil zeggen dat hij in geest aan zichzelf moet sterven, niet voor zichzelf moet leven.

Lucas herinnert ons dus aan een levensregel. Wie de naam van christen wil dragen, zal in zijn leven een plaats moeten geven aan het aanvaarden van het kruis en het lijden. Het gaat hier niet om een ziekelijke kwelling, maar om in vertrouwen Christus na te volgen. Het leven is nooit helemaal zoals we het zouden willen, de mensen om ons heen reageren niet altijd volgens onze wensen. Net zoals Jezus het lijden aanvaard heeft dat het leven met zich meebracht, zal de christen zijn kruis dragen, zonet kan hij Jezus’ leerling niet zijn.
“Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, zegt Jezus ons vandaag, maar wie zijn leven om Mij verliest, die zal het redden”. Steeds komt hij daar terug op. Leven in liefde is nooit zelfgericht leven, er bestaat geen geestelijk autisme.