Loading...
 

Daniël 1, 1-6.8-20

2 C.Leterme (2011)DSC04237

Foto © Chantal Leterme (2011)


…page…

Daniël 1, 1-6.8-20: Daniël in Babylonië

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1415-1416)

Toen Jojakim drie jaar koning van Juda was, begon Nebukadnessar een oorlog tegen hem. Nebukadnessar was de koning van Babylonië. Hij kwam met zijn leger naar de stad Jeruzalem. De Heer hielp Nebukadnessar om Jojakim gevangen te nemen. Nebukadnessar nam ook veel voorwerpen mee uit de tempel in Jeruzalem. Hij bracht ze naar de tempel van zijn eigen god in de stad Babel. Daar bewaarde hij alles.
Op een dag liet Nebukadnessar zijn dienaar Aspenaz bij zich komen. Aspenaz regelde alles in het paleis. De koning zei tegen hem: ‘Kies een aantal jonge Israëlieten uit, en breng ze naar mijn paleis. Ze moeten familie zijn van de koning van Juda, of uit een andere belangrijke familie komen. Ze moeten gezond zijn en er goed uitzien. Ze moeten veel weten, en ze moeten slim en verstandig zijn. Want ik wil dat ze later bij mij in dienst komen.
Geef ze drie jaar een opleiding. Zorg dat ze de taal en de boeken van de geleerden uit Babylonië goed kennen. En laat ze elke dag hetzelfde eten en drinken als ik. Daarna moeten ze bij mij in dienst komen.’
Aspenaz zocht een aantal jonge mannen uit. Vier van hen kwamen uit Juda. Ze heetten Daniël, Chananja, Misaël en Azarja.
Daniël was van plan om zich aan de Joodse regels voor het eten te blijven houden. Daarom wilde hij niets nemen van het koninklijke eten en drinken. Hij vroeg aan Aspenaz of hij het mocht laten staan. God zorgde ervoor dat Aspenaz vriendelijk bleef tegen Daniël.
Maar Aspenaz zei wel tegen hem: ‘Ik ben bang voor de reactie van de koning. Hij beslist wat jullie moeten eten en drinken. Straks vindt hij nog dat je er slechter uitziet dan de andere jonge mannen. En dan krijg ik natuurlijk de schuld.’
Aspenaz gaf een bewaker opdracht om Daniël en zijn vrienden elke dag eten te brengen. Daniël zei tegen de bewaker: ‘Laten we de volgende test doen. Geef ons tien dagen alleen maar groente te eten en water te drinken. Kijk hoe we er dan uitzien. En vergelijk ons met de andere jonge mannen, die alles eten wat de koning wil. Beslis daarna wat u verder met ons wilt doen.’
De bewaker deed wat Daniël voorgesteld had.
Tien dagen later zagen Daniël en zijn vrienden er heel goed uit. Ze waren gezonder dan de jonge mannen die gegeten hadden wat de koning wilde. Vanaf die dag gaf de bewaker hun niets anders meer te eten dan groente.
De vier jonge mannen waren heel wijs. God zorgde ervoor dat ze alle boeken van de geleerden uit Babylonië begrepen. En Daniël kon ook nog dromen uitleggen.
Na drie jaar was de opleiding voorbij. Aspenaz liet alle jonge mannen bij koning Nebukadnessar komen. De koning had met ieder van hen een gesprek. Hij ontdekte dat niemand zo wijs was als Daniël en zijn vrienden.
De koning nam hen in dienst, en hij kon met hen over alle problemen in zijn koninkrijk spreken. Hij vond Daniël en zijn vrienden tien keer zo verstandig als alle andere wijze mannen in zijn koninkrijk.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

In het derde jaar dat Jojakim, de koning van Juda, regeerde, trok Nebukadnessar, de koning van Babel, naar Jeruzalem en belegerde de stad. God leverde Jojakim, de koning van Juda, aan hem uit en ook een deel van de voorwerpen van de tempel. De koning nam die mee naar Sinear en liet ze in de schatkamer van de tempel van zijn god plaatsen. Aan zijn het hoofd van zijn eunuchen, Aspenaz, gaf Nebukadnessar bevel, uit de Israëlieten enkele jongemannen te kiezen die van koninklijken bloede waren of van een voorname afkomst. Ze moesten zonder enig lichaamsgebrek zijn, aantrekkelijk, veelzijdig ontwikkeld, met een uitgebreide kennis en een scherp verstand, geschikt om aan het hof te dienen. Hij moest hun de taal en het schrift van de Chaldeeën leren. De koning bepaalde dat hun dagelijks menu moest bestaan uit de gerechten van de koninklijke tafel en de wijn die hij zelf dronk. De opleiding zou drie jaar duren; daarna zouden zij bij de koning in dienst treden. Tot deze jongemannen behoorden ook de Judeeërs Daniël, Chananja, Misaël en Azarja.

Maar Daniël nam zich voor, zich niet te verontreinigen aan de gerechten van de koninklijke tafel en aan de wijn die de koning dronk. Daarom vroeg hij aan de hoofdeunuch om voedsel dat hem niet zou verontreinigen. God zorgde ervoor dat Azarja Daniël gunstig gezind was. Toch zei hij tegen Daniël: 'Ik ben bang dat de koning, die bepaald heeft wat jullie te eten en te drinken krijgen, zal vinden dat jullie er niet zo goed uitzien als de andere jongemannen van jullie leeftijd en dan zijn jullie er oorzaak van dat de koning mij zal veroordelen omdat ik mijn werk niet goed deed.' Daarop zei Daniël tegen de kamerdienaar, aan wiens zorgen de hoofdeunuch Daniël, Chananja, Misaël en Azarja had toevertrouwd, met het voorstel: 'Probeer het eens en laat je dienaren tien dagen lang alleen groenten eten en water drinken. Vergelijk daarna ons uiterlijk met dat van de jongemannen die van de koninklijke tafel eten en beslis dan met over je dienaren naar wat je dan ziet.' De kamerdienaar ging in op dat voorstel en gedurende tien dagen gaf hij hun bij wijze van proef de gevraagde kost. Toen de tien dagen voorbij waren, zagen zij er gezonder en welvarender uit dan alle andere jongemannen, die de gerechten van de koninklijke tafel hadden gegeten. Voortaan nam de kamerdienaar de spijzen en de wijn die voor hen bestemd waren weg en gaf hun groenten. Aan deze vier jongemannen gaf God wetenschap, kennis van heel de literatuur en wijsheid. Daniël stelde hij in staat visioenen en dromen te verstaan.
Toen de tijd verstreken was die de koning had vastgesteld en ze voor hem moesten verschijnen, stelde de hoofdeunuch hen aan Nebukadnessar voor. Het onderhoud dat de koning met hen had, bewees dat niemand zich kon meten met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja. Zo traden ze in dienst van de koning. En telkens als de koning hen raadpleegde, zag hij dat hun wijsheid en inzicht tienmaal groter was dan die van welke magiër of bezweerder ook in heel zijn rijk.




Stilstaan bij …

Nebukadnessar
Deze koning van Babylonië viel in 598 Juda en de hoofdstad Jeruzalem aan. Hij deporteerde toen de koning en de leiders en hun families naar Babel. Zij moesten aan het hof komen wonen, om ervoor te zorgen dat ze niet in opstand zouden komen. Hun zonen kregen een opleiding, zodat ze later voor de koning konden werken.
Nebukadessar wilde van de jonge Judeeërs echte Babyloniërs maken. Daarom had hij ze Babylonische namen gegeven: Daniël werd Beltesassar, Chananja Sadrak, Misaël Mesak en Azarja Abednego.
Omdat het boek Daniël in de tweede eeuw voor Christus werd geschreven, een hele tijd dus na de gebeurtenissen die het vertelt, kan men terecht vragen stellen bij de juistheid van de informatie over Nebukadnessar in dat boek.

Sinear
Oude benaming van Babylonië.

Chaldeeën
Een latere benaming van de Babyloniërs.

Verontreinigen
Mocht Daniël voedsel eten dat niet in overeenstemming van met de voedselwetten in de Bijbel, dan werd hij volgens die wetten ‘onrein’.

Bezweerder
Iemand die de toekomst wil vastleggen met behulp van toverspreuken.




Bij de tekst

Voedselwetten

Volgens de wetten van Mozes moesten de Israëlieten ‘rein’ voedsel eten (= voedsel . Deden ze dat niet, dan werden ze ‘onrein’: ze mochten dan niet meedoen met de dienst in de tempel en moesten uit de buurt andere mensen blijven.
Deze wetten over rein en onrein voedsel zijn te vinden in: Leviticus 11 en Deuteronomium 14, 3-21.
Lees meer