Ezechiël 1, 2-5.14-28

2 Foto

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Ezechiël 1, 2-5.14-28: Roeping van Ezechiël

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1329-1330)

Op een dag, toen Ezechiël dertig jaar oud was, voelde hij opeens de macht van de Heer. Het was toen de vijfde dag van de vierde maand. Ezechiël zag de hemel opengaan, en God liet hem in een droom allerlei dingen zien.
Nu volgt alles wat Ezechiël gezien heeft.

Ik zag een storm aankomen vanuit het noorden. En ik zag een grote, donkere wolk waar bliksem uit kwam. Er was ook een fel, flitsend vuur. En midden in het vuur was iets dat glansde als goud.
In het vuur zag ik vier dieren. Ze leken op mensen, 6maar elk dier had vier gezichten en vier vleugels. (...)

De dieren flitsten heen en weer, zo snel als de bliksem.
Ik keek nog een keer. Toen zag ik bij elk dier een wiel op de grond staan. Die wielen schitterden alsof ze gemaakt waren van edelstenen. Ze zagen er allemaal hetzelfde uit. Midden door elk wiel heen zat een ander wiel. Daardoor konden de wielen alle kanten op, zonder om te keren.
De wielen waren ontzettend hoog. Zo hoog, dat ik er bang van werd. Op de randen van de wielen zaten allemaal ogen.
De wielen rolden steeds met de vier dieren mee. Als de dieren naar voren gingen, dan gingen de wielen ook naar voren. Als de dieren stilstonden, stonden de wielen ook stil. En als de dieren omhooggingen, gingen de wielen ook omhoog. De dieren gingen overal heen waar de geest van God hen bracht. En de wielen bewogen steeds met ze mee. Want de dieren en de wielen werden door de geest van God geleid.

Boven de hoofden van de dieren was een soort koepel. Die koepel schitterde als ijs in de zon. Hij schitterde zo erg, dat ik er bijna niet naar kon kijken.
Onder de koepel stonden de dieren. Ze hielden twee van hun vleugels omhoog, zodat die de vleugels raakten van de dieren ernaast. Met de twee andere vleugels bedekten ze hun lichaam.

Toen gingen de dieren vliegen. Ik hoorde het geluid van hun vleugels. Dat klonk als het bulderen van de zee, en als de stampende laarzen van soldaten. Het klonk als het lawaai van een grote groep mensen, en als de stem van de machtige God.
Daarna stonden de dieren weer stil. Ze lieten hun vleugels naar beneden hangen.

Opeens hoorde ik weer een geluid. Het kwam van boven de koepel. Ik zag daar iets schitteren. Het leek op een troon die gemaakt was van edelstenen. Op de troon zat iemand die eruitzag als een mens. Aan de bovenkant glansde zijn lichaam als goud, aan de onderkant gloeide het als vuur. Rondom hem was een schitterend licht. Dat licht had allerlei kleuren. Het zag eruit als een regenboog die in de wolken verschijnt.
Zo liet de Heer zich aan mij zien, stralend en machtig. Toen liet ik me neervallen op mijn knieën.
God spreekt tegen Ezechiël
Daarna hoorde ik de stem van God.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Het was het vijfde jaar van de ballingschap van koning Jojakin.
Op de vijfde dag van de maand sprak God tegen Ezechiël,
de zoon van priester Buzi.
Dat gebeurde in het land van de Chaldeeën, aan de Kebar.
Daar kwam de hand van God over hem.

In mijn visioen zag ik hoe een storm
uit het noorden kwam opzetten:
een grote wolkenmassa waar bliksem in opflitste
en die omgeven was door een gloed:
de wolkenmassa schitterde als goud.
In de wolken tekenden zich gestalten af,
die leken op vier levende wezens, op mensen.

Als ze zich voortbewogen hoorde ik hun vleugels klapperen.
Dat klonk als het gedruis van de zee,
als de donder van de Almachtige, als een dreunend leger.
Als ze stilstonden lieten ze hun vleugels neer.
En er klonk een stem boven het gewelf
dat boven hun hoofden was.
Daarboven zag men iets als een saffier
in de vorm van een troon.
En daarop, op wat dus een troon leek,
was een mensengestalte zichtbaar.
Ik zag een schittering als van metaal.
Aan de bovenkant glansde die gestalte als goud,
alsof er vuur in zijn binnenste gloeide.
Aan de onderkant gloeide die als een vuur.
Zoals de kleuren van een regenboog in de wolken,
zo zag de gloed eruit die hij uitstraalde.
Zo zag de heerlijkheid van God eruit.
Toen ik dat zag, viel ik plat voorover.
Daarna sprak een stem tot mij.



Stilstaan bij …

Jojakin
Deze koning van Juda werd in 598 vanuit Jeruzalem naar Babel gedeporteerd.

Ezechiël
(= 'JHWH is mijn sterkte')
Ezechiël was een priester, een tijdgenoot van Jeremia. Hij leefde in het koninkrijk Judea. Toen Jeruzalem in 597 voor Christus door Nebukadnesar, de koning van Babylonië, belegerd werd, maakte hij deel uit van het eerste transport ballingen naar Babylonië, waarbij zich ook koning Jojakin bevond.

Buzi
(= mijn minachting)
Volgens het boek Ezechiël, de naam van de vader van de profeet Ezechiël.

Kebar
Wellicht het kanaal dat van de Eufraat ten noorden van Babylon liep en dicht bij de stad Nippur weer in de rivier stroomt. Het was aan dit kanaal dat de ballingen uit Juda woonden.

Plat voorover vallen
Uiting van respect.





Bij de tekst

Ezechiël wordt geroepen

Heel het verhaal dat rond de roeping van Ezechiël geweven is, toont aan dat die roeping niet zijn eigen beslissing was, maar het initiatief van God zelf.



Spreken met beelden

Merk op hoe vaal Ezechiël in de beschrijving van zijn visioen de woorden gebruikt: ‘als’, ‘lijken op’. Zo wordt duidelijk dat hij met zijn woorden iets wil oproepen, veel meer dan dat hij feiten wil weergeven.



Kerubs

De wezens die Ezechiël beschrijft, zijn een vermenging van mensen en dieren: ze hebben verschillende gezichten en vier vleugels. In het tiende hoofdstuk van zijn boek noemt Ezechiël ze ‘kerubs’ (cherubijnen). Waar kerubs zijn, is Gods aanwezig.

In de Bijbel wordt over hen gezegd dat ze ...

... de Tuin van Eden bewaken (Genesis 3, 24)
... rond de troon van God staan (Psalm 80, 1; 99, 1; Jesaja 37, 16)
... als houten beelden, met goud bedekt, op de ark van het verbond stonden (Exodus 25, 18-22; 1 Koningen 6, 23-28)






Bijbel en kunst

RAFAEL


Het visioen van Ezechiël - 1518

Wikimedia Rafael

Olieverf op paneel (41 × 29 cm)
Palazzo Pitti, Firenze (Wikimedia)


Dit werk van Rafaël (1483 – 1520), een Italiaans kunstschilder en architect uit de renaissance, stelt het visioen voor dat de profeet Ezechiël zag (het kleine figuurtje linksonder): een man zit op een troon, die gevormd wordt door vier wezens: een (gevleugelde) man, een os, een leeuw en een adelaar.
Later zag men in die wezens symbolen voor de vier evangelisten:
de gevleugelde man – Matteüs
de leeuw – Marcus
de os – Lucas
de adelaar – Johannes.