Genesis 12, 1-9: God roept Abraham
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 25)
De Heer zei tegen Abram: ‘Ga weg uit je eigen land en ga weg van je familie. Ik zal je zeggen naar welk land je moet gaan. Ik zal je zo veel nakomelingen geven dat ze een groot volk worden. Ik zal je rijk en gelukkig en beroemd maken. Jij zult ook anderen gelukkig maken. Als de volken op aarde elkaar geluk toewensen, zullen ze zeggen: ‘Ik hoop dat je net zo gelukkig wordt als Abram.’
Ik zal goed zijn voor de mensen die goed zijn voor jou. Maar de mensen die jou slecht behandelen, die zal ik straffen.’
Abram deed wat de Heer gezegd had. Hij ging weg uit Charan. Hij was toen 75 jaar oud. Hij nam zijn vrouw Sarai en zijn neef Lot mee. En ze namen alles mee wat ze hadden, ook hun slaven en slavinnen. Ze gingen op weg naar het land Kanaän.
Abram en zijn familie kwamen in Kanaän, waar in die tijd de Kanaänieten woonden. Ze reisden door tot de eik van More bij de stad Sichem. Daar zag Abram de Heer. De Heer zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram daar een altaar voor de Heer.
Abram ging verder naar de bergen bij de stad Betel. Tussen Betel en Ai zette hij zijn tenten op. Ook daar bouwde hij een altaar, en hij bad tot de Heer.
Abram ging steeds verder. Hij trok van de ene plaats naar de andere, tot in de Negev-woestijn.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een dag zei God tegen Abram:
‘Trek weg uit je land, je stam en je familie,
en ga naar het land dat Ik je zal tonen.
Ik zal een groot volk van je maken.
Ik zal je zegenen en je naam groot maken,
zodat je een zegen zult zijn.
Ik zal zegenen die jou zegenen,
maar wie je beledigt zal Ik vervloeken.
Alle volken op aarde zullen willen gezegend worden zoals jij. '
Toen ging Abram weg zoals de Heer hem had gevraagd.
Hij was vijfenzeventig jaar toen hij wegging.
Abram ging weg uit Haran naar Kanaän
samen met zijn vrouw Sarai en met Lot, de zoon van zijn broer.
Ze namen heel hun bezit mee
en ook alle mensen die ze in Haran in dienst hadden genomen.
Toen Abram in Kanaän kwam, trok hij het land in,
tot bij de heilige plaats van Sichem, de eik van More.
Toen waren er nog Kanaänieten in het land.
Daar verscheen God aan Abram en zei:
‘Ik zal dit land in bezit geven aan je nakomelingen.'
Toen richtte Abram een altaar op
ter ere van God, die hem verschenen was.
Vandaar trok hij naar het gebergte ten oosten van Betel,
sloeg zijn tent op tussen Betel in het westen en Ai in het oosten,
richtte een altaar op ter ere van God en riep de naam van God aan.
Daarna trok Abram verder naar de Negeb.
Stilstaan bij ...
Zeggen
Wat God zegt, is eerder een vraag. Dat God mensen zo aanspreekt, komt regelmatig voor in de Bijbel: Mozes wordt geroepen om het volk van God uit Egypte te leiden; Samuel, Jeremia, Jesaja, Hosea ... worden geroepen om de mensen in zijn naam toe te spreken.
Het zijn steeds verhalen waarbij de mens ervaart dat God hem roept naar een leven dat meer beantwoordt aan wat God wilt, aan wat Hij droomt voor de mens.
Abram / Abraham
(= vader van vele volkeren)
Abraham leefde rond 2000 voor Christus. Met hem begint de eigenlijke geschiedenis van het joodse volk. Daarom wordt hij hun stamvader genoemd. De verhalen over hem, werden verzameld in het boek Genesis rond 1000 voor Christus, toen David koning van Israël was.
Aanvankelijk heeft de Bijbel het over Abram, later over Abraham. Die naamswijziging valt samen met het ingaan op de roep van God.
Zowel joden, christenen als moslims zien Abraham als hun stamvader:
. voor de joden begint met hem het joodse volk
. voor christenen is hij hun geestelijke voorvader. Paulus noemt hem ‘de vader van het geloof’. (Romeinen 4; Galaten 3, 7)
. volgens moslims werd de Kaäba in Mekka door Abraham gebouwd, samen met zijn zoon Ismaël, de voorvader van de Arabieren.
Trek weg
Deze roep van God om het vertrouwde land te verlaten, staat niet los van de belofte die God doet: ‘Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken.’
Joodse schrijvers interpreteren dit vertrek als een breuk met de afgodendienst: Abraham verlaat het land van zijn voorouders om de ene God te volgen.
Die roep van God herinnert ook aan het gedwongen vertrek uit Juda, bij het begin van de ballingschap én aan het vertrek uit Babylonië bij het einde van de ballingschap. Want veel Judeeërs twijfelden om terug te keren. Ze hadden intussen een leven in Babylonië opgebouwd en vroegen zich af of ze wel een nieuwe start konden / wilden maken in een land waarvan ze intussen vervreemd waren.
Land
Dit land wordt later het ‘Beloofde Land’ genoemd.
Land, stam, familie
Drie banden worden verbroken. Omdat Abram en Sarai geen kinderen hadden, betekende dat dat niemand voor hen zou zorgen als ze oud waren. Abram zette dus heel wat op het spel als hij zijn familie achterlaat en verder trekt.
Zegenen
(Lat. : bene-dicere = het goede aanzeggen)
Iemand alle geluk toewensen.
Als God iemand geluk toewenst, heeft dat in het Oude Testament meestal te maken met het leven: vruchtbaarheid, 'leven'skracht, voorspoed.
Vervloeken
Iemand kwaad toewensen.
Heer
Gewoonlijk is ‘Heer’ een respectvolle manier om iemand aan te spreken. De joden gebruiken het woord ‘Heer’ ook wanneer ze over God spreken. Want uit eerbied voor God willen ze zijn eigen naam niet gebruiken.
Haran
Haran was een Mesopotamische stad die een belangrijk kruispunt was van karavaanwegen tussen Mesopotamië en het Westen. De stad lag op 44 kilometer ten zuidoosten van de stad Urfa (nu: Şanlıurfa) in het zuid-oosten van Turkije bij de grens met Syrië.
Kanaän
De oude naam voor de landen die tegenwoordig Israël en Jordanië heten
Sarai
Saraï was de vrouw en halfzus van Abraham. Haar naam Sarai werd veranderd in Sara (= vorstin). Volgens de Bijbel was ze tien jaar jonger dan Abraham.
Sichem
Sichem lag op de kruising van twee oude handelsroutes (die van Egypte naar Syrië, en die van Mesopotamië naar de Middellandse Zee), maar waar precies is onzeker.
Altaar
Dit bestond vaak uit een stapel stenen, maar kon ook gemaakt zijn van hout. Op zo’n altaar offerden mensen graan, meel, dieren ... als geschenk voor God.
Bij de tekst
Als je deze tekst vertelt ...
... vergeet dan niet dat die al heel oud is, waardoor heel wat elementen die het individu ‘Abraham’ konden kleuren, vervaagd zijn, zodat Abraham nu een supergelovige lijkt.
... maak dan van Abraham geen supermens, noch een supergelovige. Hij is een man die durft te vertrouwen.
... leg ook niet teveel nadruk op wat hij moet achterlaten en de pijn die dit kan doen ... de Bijbel zegt daar niets over.
... vergeet dan niet dat de verhalen van Abraham meer willen doen dan te informeren wie hij was en wat hij deed. Joden vertellen deze verhalen om duidelijk te maken: zo zijn we begonnen. Als een volk dat van het begin af rekening hield met de aanwezigheid van God.
De tekst in zijn context
De vernietiging en de verspreiding van de mensen ziet de Bijbel als een middel dat God gebruikt om de mens terug te brengen binnen de grenzen waarvoor hij geschapen was.
In tegenstelling tot Genesis 2-9, waar God na elke straf steeds opnieuw begint met de mensen (zonde en straf waren nooit zijn laatste woord), lijkt de straf van God naar aanleiding van de bouw van de toren van Babel uitzichtloos voor de mensheid. Daarom is het verantwoord Genesis 12, 1-3 te lezen als het vervolg op Genesis 11,1-9, want God blijft zijn verbond met de mensen trouw, ook als de mens Hem verloochent. Dat God Abraham roept toont zijn zorg voor het geluk van alle mensen.
Structuur | Adam en Eva | Kaïn en Abel | Noach | Toren van Babel |
Kwaad | eten van de boom van kennis van goed en kwaad | Kaïn doodt Abel uit jaloersheid | Gewelddadigheid van de mens | Hoogmoed |
Straf | Eva: pijnlijke bevalling; Adam: hard werk. Ze worden uit het paradijs gezet | Kaïn moet weg van de grond die hem voedt | Zondvloed | Taalverwarring |
God laat de mens niet los | maakt kleren uit dierenhuiden | Kaïnsteken | God maakt alles droog; Regenboog | ? |
Abraham krijgt de kans om opnieuw te beginnen |
Historische achtergrond
Rond de 18e / 17e eeuw voor Christus vestigden zich in Kanaän verschillende nomadenstammen met Abraham, Isaak, Jakob, Israël ... als clanhoofden. Ze waren een soort sjeiks die in familieverband (getrouwde zonen, knechten en meiden met hun kinderen) van de ene plaats naar de andere trokken met hun kudden (vooral schapen en geiten). Dit rondtrekken zag de leider of de groep als een bevel van de godheid. Zo werd het risico dat aan zo'n opbreken verbonden was, beschermd door een goddelijk bevel.
Ontstaan van de tekst
De meeste verhalen van Abraham werden verteld in de koningstijd, toen het volk gesetteld was en ze zich realiseerden dat ze niet altijd landbouwers waren en afstamden van nomaden en herders, een tijd die werd voorgesteld als een model van leven. ('Goede oude tijd')
De God van Abraham
Typisch voor nomaden is dat hun god gebonden is aan de clan, niet aan een plaats (Bijvoorbeeld: een tempel). Die god trekt met de clan mee en zorgt voor hen. Hij wijst weidegronden aan, maakt de familie talrijk en sterk en doet beloften.
Later kwamen de profeten steeds terug op dit dynamische beeld van God, tot en met Jezus Christus. die zegt dat men God niet moet aanbidden in een of andere tempel, maar in geest en waarheid.
Elke clan had zijn 'God-van-onze-voorvader' of 'God-van-onze-sjeik'. (Bijvoorbeeld: 'De god van Abraham') Hiermee drukte men uit dat God verbonden was met het hoofd van de clan en door hem heen met alle leden van de clan. Elke nieuwe sjeik 'erfde' de god van de clan over van zijn stervende vader en had er op zijn beurt ervaringen mee die in de lijn lagen van die van zijn vader.
Wanneer de verschillende nomadenstammen in Kanaän kwamen, namen ze de plaatselijke God El over en sloten een verbond met elkaar. Toen zij 'broeders' werden, vertelden ze over hun respectievelijke voorouders alsof ze verwanten waren: Abraham werd de vader van Isaak en de grootvader van Jakob, die gelijkgesteld werd met Israël. Over God spraken ze dan als de 'God van onze vaderen'.
Betekenis
. Israël ervaart de aanwezigheid van God in de geschiedenis van Abraham.
. In dit verhaal wordt voor het eerst het geloof in één God uitgesproken.
. Deze tekst ligt aan de basis van de titel 'Vader van het geloof', die Abraham kreeg. Hij durfde het aan zijn stad en land te verlaten, vol vertrouwen op God die hem ten goede zou leiden.
. Telkens als iemand ingaat op de zin 'Trek weg uit uw land, uw stam, uw familie...' ontstaat er een nieuw Abraham-verhaal. Zo kun je Abraham zien in: Mother Teresa, Roger Schutz, Pater Damiaan ...
Soort verhaal
Dit verhaal wordt een roepingsverhaal genoemd. Dat van Abraham is herleid tot zijn kern: God roept Abraham naar het Beloofde Land en Abraham gaat in op die roep. Elke mogelijke individuele inkleuring ging verloren door het vele vertellen en doorvertellen. Een groot verschil met het roepingsverhaal van Mozes waarin men kennismaakt met de aarzelingen en twijfels van Mozes.
Suggesties
Kleine kinderen
VERTELLEN
Kennismaken met Abraham
(C. Leterme)
In de uitgestrekte streken aan de rand van de woestijn begon het ...
Daar woonde de familie van Abraham: rijke veeboeren, die met hun vrouwen en kinderen, bediendes en herders, hun kudden schapen, runderen, geiten en ezels van bron tot bron trokken. Als ze een plek vonden waar hun kudden konden grazen, zetten ze er hun tenten op. En wanneer de kudden al het groen hadden weg gegraasd, braken ze hun tenten op, op zoek naar nieuw graasland.
Op een dag hoorde Abraham de stem van God in zijn hart:
Abraham, trek weg uit dit land, verlaat je familie
en ga naar het land dat Ik je zal wijzen.
Je zult de vader worden van een groot volk.
Ik zal ervoor zorgen dat het goed met je gaat.
En door jou zal het goed gaan met alle mensen op aarde.
Alle mensen zullen het zo goed willen hebben als jij.'
Abraham dacht: Hoe zal dat gaan?
Sara, mijn vrouw, kan geen kinderen krijgen
en in die landen wonen al mensen ...
Maar de stem van God was zo sterk dat ze hem niet losliet.
Je zou ze kunnen vergelijken met een vuur dat je niet kunt doven.
Toen trok Abraham met Sara weg van zijn familie.
Hij verliet het land dat hij heel goed kende,
en ging op weg, zoals God hem gevraagd had.
Hij begon een lange tocht naar het beloofde land.
Hij wist niet wat de toekomst zou brengen,
maar vertrouwde op de woorden die hij had gehoord.
En Abraham vond dat land
en kreeg een zoon die ook kinderen kreeg.
Zo werd Abraham vader van een heel volk.
DOEN
Collage
De tocht
Laat de kinderen een tekening maken van de tocht van Abraham.
Drie kinderen tekenen Abraham, Sara en Lot.
De andere kinderen tekenen elk een dier dat meeging met Abraham (kameel, schaap, koe, geit ...)
Knip de tekeningen uit en kleef ze op een groot blad papier (bv. blauw kaftpapier) na elkaar. Abraham en Sara voorop, Lot helemaal op het einde en de dieren tussenin, als een lange karavaan.
Laat je inspireren door deze tekening
Het Beloofde Land
De kinderen bedenken hoe het Beloofde Land eruit ziet.
Daarna zoeken ze in tijdschriften naar kleuren en voorwerpen die kunnen helpen om dit Beloofde Land te illustreren.
Grote kinderen
VERDIEPEN
Gesprek: God roept
(Hemel en aarde, zomer 2005, p. 22; 36)
Mensen weten zich soms geroepen. Iets of iemand, groter dan een mens, drijft hen en trekt hen in een richting. In de Bijbel en in het christelijk geloof wordt die kracht beleefd als God.
Mogelijkheid 1
Vertel dat Abraham op een dag vertrok met zijn vrouw, familie, bedienden en al zijn dieren. Hij wist niet waarheen, maar God had hem een land beloofd, een land en kinderen.
De vriendin van Sara en de vader van Abraham bleven achter.
Vraag dan aan de kinderen:
Stel je nu voor dat je de vriendin van Sara bent, wat zou je Sara dan nog willen zeggen of vragen?
Of stel dat je de vader van Abraham bent, wat zou je nog aan hem willen zeggen of vragen?
Mogelijkheid 2
De reis van Abraham was een enorme onderneming. Bovendien wist hij helemaal niet of hij wel welkom zou zijn in dat nieuwe land. Maar hij ging toch omdat hij voelde dat God hem riep. God geeft zelfs geen enkele reden in het verhaal. Dat vereist nogal vertrouwen.
Zouden de kinderen naar een ander land vertrekken als iemand zou zeggen dat dat moest?
Wie zouden ze vertrouwen?
Eventueel: kort gesprek over verhuizen:
- Wie is er wel eens verhuisd?
- Was het moeilijk om alles achter te laten?
- Waar verheugde je het meest op?
- Was er ook iets waar je bang voor was?
Wijs twee kinderen aan. De een is Abraham, de ander iemand die het maar raar vindt dat Abraham zomaar gaat.
Laat Abraham uitleggen waarom hij gaat.
In de voetsporen van Abraham ...
(Bron: 'Regenboog 3a' p. 42)
Elk kind lijnt een voet af op een blad papier of karton en knipt die 'voetstap' uit.
Leg uit: 'Wie gelovig is droomt van 'een land', van een wereld die er komt als mensen opstaan en aan de slag gaan.
Willen we eens nadenken over 'dat land', waar we naartoe willen trekken.
- Hoe droom je dat land?
- Hoe zou die wereld er voor jou kunnen uitzien?
- Wat is je diepste wens? Denk daar eens over na en schrijf die wens, die droom op je voetstap.
INLEVEN
Abraham neemt mee ...
Nadat je over Abraham vertelde, laat je de kinderen in een kring een voor een zeggen:
Zeg eerst voor:
'Abraham gaat naar het Beloofde Land en hij neemt mee: (bv) een tent
Kind 1 zegt 'en' en vult aan:
'Abraham gaat naar het Beloofde Land en hij neemt mee: een tent, (bv) een kameel
Kind 2 zegt 'en' en vult aan:
'Abraham gaat naar het Beloofde Land en hij neemt mee: een tent, een kameel, (bijvoorbeeld) zijn vrouw
Kind 3 ...
Voorbeelden om verder in te vullen: zijn neef, een schaap, geiten, eten, dekens, vuur ...
Deze activiteit is een speelse werkvorm die de kinderen doet inleven in wat zo'n 'verhuis' met zich kan meebrengen, maar onrechtstreeks ook wat men moet achterlaten.
TIPS
. Met kinderen die 10 jaar en ouder zijn, kun je dezelfde activiteit overdoen met de vraag om erop te letten dat wat Abraham meeneemt dingen zijn die niet te zien zijn, maar toch heel belangrijk.
Bespreek best even vooraf met de kinderen wat dit kan zijn.
Bijvoorbeeld: vriendschap, liefde, eerlijkheid, rechtvaardigheid, solidariteit, verdraagzaamheid, vrede ...
Het spel is dan een speels hulpmiddel om deze woorden in het geheugen vast te zetten.
. Het gaat er in deze activiteit vooral om dat kinderen zich realiseren dat men niet zomaar alles achterlaat.
SPREKEN MET BEELDEN
Het 'land' van God
Dit verhaal van Abraham zegt iets over geloven: het is wegtrekken uit 'zijn eigen' land om te gaan wonen in het land van God.
Omdat men van het 'land van God' heel vaak 'zijn eigen' land maakt, worden mensen telkens opnieuw opgeroepen om weg te trekken.
Jongeren
VERTELLEN
Abraham en God
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode, 2007, p. 69)
Toen Abraham, de stamvader van de joden, geboren werd,
vluchtte zijn vader met hem in een grot,
omdat Nimrod, een wrede koning, hem wilde doden.
Want men had aan Nimrod gezegd:
‘De nakomelingen van Abraham zullen uw volk veroveren.’
Daarop besloot Nimrod alle jongens te doden.
Abraham zag jarenlang geen daglicht.
Toen hij voor het eerst de zon zag, riep hij verbaasd:
‘Zoveel licht kan alleen diegene verspreiden
die de wereld regeert!’
En Abraham boog diep voor de zon.
Maar ’s avonds ging de zon onder.
Aan de hemel verscheen de maan, begeleid door sterren.
Abraham dacht: ‘Ik heb me vergist.
Dit licht is machtiger.
Het is wel kleiner en zwakker dan het vorige,
maar het wordt door duizenden stralende helpers begeleid.’
Abraham hief de handen op naar de hemel
en prees de maan.
Toen het morgen werd,
verdween de maan en kwam de zon weer op.
‘Wat vreemd,’ dacht Abraham,
‘die twee lossen elkaar precies af.
Ze zijn zeker het eigendom van een macht,
die sterker is dan zij,
een groot heerser,
aan wie alles onderworpen is.’
Zo ontdekte Abraham God.
Maar hij zei er niets over aan niemand.
Ook niet aan zijn vader.
Naar een joods verhaal
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 4 maart 2020, p. 1)
In de godsdiensten van de naburige landen van Israël,
vereerden de mensen natuurfenomenen als een god:
ze vereerden zon, maan, planeten, regen, vruchtbaarheid ...
Men bouwde tempels, bracht offers en organiseerde feesten voor die goden
om ze gunstig te stemmen en om weldaden te bekomen.
De Israëlieten hadden een heel andere kijk op God.
Dit kun je merken aan het scheppingsverhaal dat ze vertelden.
Daarin worden zon en maan door God geschapen
als lampen aan de hemel om tijd en belangrijke feesten aan te duiden.
God was voor hen Diegene dit alles in gang zette en in gang houdt.
Deze visie heeft gevolgen voor de manier waarop met leven wordt omgegaan.
De Bijbel maakt dit duidelijk met een bijzonder verhaal
over God die aan Abraham vraagt om zijn zoon Isaak te doden
als offer voor Hem.
Abraham ging op die vraag in zonder te verpinken
en ging samen met zijn zoon een berg op om hem te offeren.
Nu vinden wij zo'n opdracht onmenselijk en zelfs een reden
om niets meer met zo'n God te maken te willen hebben.
Maar in het land, waar Abraham naartoe was gegaan,
was het gewoon om de eerstgeborene te doden en aan een god te offeren,
om zo de vruchtbaarheid van de vrouw of de kudde bewaren.
De profeten in het Oude Testament verzetten zich hier heel fel tegen,
omdat dit niet strookte met hun geloof in God als schepper van alle leven.
Daarom vertelden ze dat toen Abraham de opdracht kreeg
om zijn zoon te offeren
een engel uit de hemel riep dat God dit niet wilde.
Toen zag Abraham een ram en droeg dat als offer op in plaats van zijn zoon.
Wanneer het gebruik van de kinderoffers in de vergetelheid was geraakt,
werd dit een bijzonder vreemd en wreed verhaal
en trok men bij het vertellen ervan dan maar de aandacht
op het sterke geloof van Abraham in God.
Maar de God die Abraham toen heeft ontdekt,
was een God is die geen offers wil krijgen.
Hij wil dat mensen voluit konden leven: rechtvaardig en eerlijk.
Niet de dood, maar het leven heeft het laatste woord.
Dit is het wat met Pasen gevierd wordt.
Abraham wil weg
(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 79)
Abraham zat in de winkel van zijn vader Terach.
Hij verkocht beelden en beeldjes van de goden in zijn land.
Maar Abraham had daar zo zijn bedenkingen bij:
‘Stel je voor: iemand van zestig jaar koopt zo’n beeldje...
Toch wel zielig dat zo iemand buigt
voor een beeldje dat maar een paar dagen oud is.’
Op een dag kwam er een vrouw in de winkel.
Ze had een mandje brood bij zich.
‘Abraham, wil je dit brood aan de goden geven?’ vroeg ze.
Toen de vrouw weg was, stond Abraham op.
Hij nam een hamer en sloeg alle beelden stuk, behalve de grootste.
Voor dat beeld legde hij zijn hamer.
’s Avonds kwam zijn vader terug. Hij zag de brokstukken.
‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg hij.
‘Een vrouw kwam met een mandje brood’, zei Abraham.
‘Ze vroeg me om het brood te geven aan de goden.
Maar toen ik dat deed, zei elk beeld: “Ik wil het eerst eten.”
Dan stond de grootste beeld op en sloeg met een hamer alle andere stuk.’
'Wat probeer je me toch wijs te maken?' zei zijn vader Terach,
‘Beelden kunnen niet denken
en spreken kunnen ze ook niet!’
‘Luister even naar wat je zelf zegt’, zei Abraham,
‘als godenbeelden niets kunnen,
waarom moeten wij ze dan aanbidden?’
Met grote stappen liep Abraham naar zijn eigen huis.
‘Kom’, zei hij tegen zijn vrouw Sara, ‘we gaan hier weg!'
'We gaan naar een land, waar de echte God woont.’
Ze pakten al hun bezittingen bijeen
en vertrokken de dag nadien vroeg in de morgen.
Ze gingen op weg naar dat land.
(naar Midrasj Bereishit 38, 13)
Overweging bij het verhaal
C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 8 maart 2017, p. 1
Het verhaal hierbij is een midrasj.
Dat is verhaal dat joodse rabbijnen vertellen
om de Bijbel beter te kunnen verstaan.
Met deze midrasj over Abraham probeerden ze een antwoord te geven
op de vraag waarom Abraham op een dag uit zijn land wegtrekt.
Geconfronteerd met de vele vluchtelingen naar Europa,
kunnen we ons daar nu gemakkelijk een voorstelling bij maken.
Misschien was er hongersnood in het land waar Abraham woonde,
of was er niet genoeg graasland voor de dieren …
of waren er overstromingen, of oorlog, of …
Waarom Abraham uiteindelijk uit zijn land wegtrok …
daar kan men nu alleen maar naar gissen.
Maar de Bijbel zag er wel altijd de hand van God in
en vertelt dat Abraham beantwoordde aan de opdracht van God:
‘Trek weg uit je land, en ga naar het land dat Ik je zal tonen.’
Joodse rabbijnen vonden die tekst in de Bijbel
heel waarschijnlijk veel te beknopt.
Daarom vertelden ze in een nieuw verhaal waarom Abraham weg wou.
Een geschikte gelegenheid om het over geloven te hebben,
zullen ze gedacht hebben.
Voor Abraham was geloven niet zomaar
zonder nadenken een beeld vereren en daar offers voor brengen.
Hoe mooi beelden ook kunnen zijn,
het blijven voorwerpen die door mensenhanden gemaakt zijn.
God was voor Abraham een levende God.
De hele Bijbel door wordt dit als refrein herhaald:
God is een God die leven wil:
een kwaliteitsvol leven zonder onderdrukking,
zonder ziekte of handicap
zelfs een leven over de dood heen.
Abraham over God
(C. LETERME, Bewerking van een tekst in de ‘Apokalyps van Abraham’, 1e eeuw na Christus)
Abraham zei tegen zijn vader Terach:
‘Vader, vuur is veel belangrijker
dan je goden van hout of goud
want vuur kan ze verbranden of doen smelten.
Toch noem ik God geen vuur
want water overwint het vuur
en doet vruchten op aarde bloeien.
Toch noem ik God geen water,
want water sijpelt weg in de aarde
of droogt op in de zon.
Toch noem ik God geen zon,
want als de nacht komt
wordt ze helemaal duister.
Luister vader,
laat me je vertellen over de God die alles schiep,
die de zon maakte van goud,
die de aarde liet opdrogen middenin het water
en die daartussen de mens plaatste.’
Overweging
Paul Kevers
God roept Abraham
(P. KEVERS in Samuel Plus, Uitgeverij Averbode, januari 2007)
Abraham gelooft in één God en niet in vele goden zoals men dat vroeger deed. God roept hem naar een land dat Hij hem belooft.
Het korte verhaal over de roeping van Abraham is zeer rijk aan inhoud en bevat eigenlijk heel de Bijbel in een notendop.
God wordt ervaren als een stem die mensen aanspreekt. Een stem die opklinkt uit heel concrete ervaringen en die ook beluisterd kan worden in het innerlijke van de mens. Die stem is een oproep: 'Trek weg uit uw land', maar ook een belofte: 'Ik zal een groot volk van u maken, Ik zal u zegenen'. God treedt men mensen in gesprek. Hij wil verbondenheid.
Hij is 'een woord dat antwoord vraagt'. Het verhaal laat ook zien wat geloven is. Abraham gaat op weg en vertrouwt zich toe aan de Stem.
Geloven is wegtrekken uit vastgeroeste situaties, in het besef dat dit Gods wil is, en op weg gaan in het vertrouwen dat God gids en zegen zal zijn. Abraham gaat in op Gods roeping. Zo wordt hij de eerste van een langer rij gelovigen, 'die vertrokken zonder te weten waarheen, maar die uitzagen naar de stad met fundamenten (brief aan de Hebreeën 11, 8-10).
Ten slotte biedt dit verhaal uit het eerste Bijbelboek al uitzicht op wat er verderop in de Bijbel zal gebeuren. Het verhaal van de Bijbel begint als een familiegeschiedenis. In de tijd van Mozes en de uittocht wordt het de geschiedenis van het volk Israël ('Ik zal een groot volk van u maken'). In de tijd na de ballingschap en in het Nieuwe Testament wordt het een verhaal dat heel de mensheid aangaat ('Door u zal zegen komen over alle volken der aarde').