Inhoudstabel
…page…
Handelingen 12, 24 – 13, 5a: Opdracht van de Heilige Geest
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1741-1742)
Steeds meer mensen luisterden naar het goede nieuws over Jezus. De groep christenen werd snel groter.
Barnabas en Saulus hadden geld gebracht naar de christenen in Jeruzalem. Nu gingen ze terug naar Antiochië, en ze namen Johannes Marcus met zich mee.
In de kerk van Antiochië waren profeten en leraren. Behalve Barnabas en Saulus waren dat Lucius uit Cyrene en Simeon de Zwarte. En ook nog Manaën, die samen met Herodes Antipas opgegroeid was.
Op een dag waren ze allemaal bij elkaar om de Heer te eren. Dat deden ze door te bidden en te vasten. Toen zei de heilige Geest: ‘Barnabas en Saulus moeten weggaan uit Antiochië. Ze moeten het werk gaan doen waarvoor ik hen uitgekozen heb.’
Nadat ze gebeden en gevast hadden, legden ze allemaal hun handen op Barnabas en Saulus. Daarna lieten ze hen weggaan.
De heilige Geest stuurde Barnabas en Saulus op weg. Ze gingen eerst naar de stad Seleucië, en daarna reisden ze met een schip naar het eiland Cyprus. Op Cyprus kwamen ze aan in de stad Salamis. Daar vertelden ze in de Joodse synagogen het goede nieuws over Jezus.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Het woord des Heren verspreidde zich
en steeds meer mensen luisterden ernaar.
Barnabas en Saulus keerden terug uit Jeruzalem
na er hun gift gegeven te hebben.
Johannes, die ook Marcus genoemd werd, ging met hen mee.
In de gemeente van Antiochië waren er profeten en leraren:
Barnabas, Simeon die Niger genoemd werd, Lúcius uit Cyrene,
Manaën, jeugdvriend van viervorst Herodes, en Saulus.
Op een dag toen ze vastten en voor God de heilige dienst verrichtten
zei de Heilige Geest: ‘Stel Mij Barnabas en Saulus ter beschikking
voor het werk, waarvoor Ik hen heb geroepen.’
Na het vasten en het bidden, legden ze hun de handen op
en lieten hen vertrekken.
Zo gingen ze, door de Heilige Geest uitgezonden, naar Seleucië,
waar ze de boot namen naar Salamis in Cyprus.
Daar verkondigden ze het woord van God
in de synagogen van de Joden.
Stilstaan bij …
Barnabas
( = 'zoon van de vertroosting')
Uit Handelingen 4, 36 blijkt dat Barnabas een leerling van Jezus was vóór de bekering van Saulus: ‘Een van hen (de eerste der gelovigen te Jeruzalem) was Josef, een Leviet uit Cyprus, die van de apostelen de bijnaam Barnabas kreeg.’
Hij was een neef van Marcus en gaf zijn hele vermogen aan de christenen van Jeruzalem. Hij was ouder dan Paulus en was ook langer christen dan Paulus.
Saulus
(Hebreeuws = afgesmeekte van God; Grieks: Paulus = klein)
De dubbele naam Saulus/Paulus toont aan dat Paulus tot twee culturen hoorde: de Joodse en de Grieks-Latijnse.
Pas vanaf Handelingen 13, 9 wordt Saulus Paulus genoemd. Het is niet duidelijk of dit gebeurde omdat hij buiten Palestina optrad en daarom zijn Grieks-Latijnse naam gebruikte, of omdat hij ermee wilde aantonen dat hij een ander mens was sinds hij volgeling van Christus werd.
Johannes Marcus
Neef van Barnabas.
Antiochië
De stad Antiochië was een centrum van cultuur en religie. Heet was een stad met veel tempels en theaters. Er was een grote kolonie van Romeinse veteranen. Er woonden ook zeer veel joden.
Simeon Niger
Simeon (= Hij heeft verhoord) Niger (= de zwarte) was een profeet en leraar bij de eerste christenen in Antiochië. Hij was hoogst waarschijnlijk een donkerhuidige Afrikaan.
Lucius uit Cyrene
Lucius was profeet en leraar bij de eerste christenen in Antiochië. Er bestaan vermoedens dat hij de stamgenoot is die Paulus vermeldt in zijn brief aan de christenen van Rome (Romeinen, 16, 21).
Hij was afkomstig van Cyrene, de hoofdstad van Cyrenaïca (Noord-Afrika), een Griekse kolonie in Libië, waar een vierde van de bevolking jood was.
Manaën
(= Grieks voor: Menachem (= trooster))
Manaën was een profeet en leraar bij de eerste christenen in Antiochië. Hij werd grootgebracht - als jeugdvriend? - met Herodes Antipas (Handelingen 13, 1).
Seleucië
Seleucië was de zeehaven van Antiochië (aan de Orontes).
Salamis
In de tijd van Paulus was Salamis een haven en economisch centrum van Cyprus.
Synagoge
(Grieks = bijeenkomst, vergadering)
Plaats waar joden bijeenkomen om te bidden (God loven en danken) en de Bijbel (het woord van God) te bestuderen.
Synagogen ontstonden tijdens de Babylonische ballingschap, toen de joden niet meer naar de tempel in Jeruzalem konden gaan. Ze zijn niet alleen religieus, maar ook sociaal gezien een belangrijke plaats.
Lucas vermeldt dat Paulus telkens eerst naar de synagoge ging om aan te geven dat de apostelen geen breuk met de joden wilden. Dat de christelijke verkondiging uiteindelijk vooral succes kende bij de niet-joden, was volgens hem het werk van de Heilige Geest.
Bij de tekst
Verkondiging
Eerst werd het geloof verspreid door ballingen, vluchtelingen, vervolgden.
In deze tekst gaat het om gelovigen die uitgestuurd worden met de boodschap het woord van God te verkondigen.
Merk op:
. vasten en bidden als voorbereiding op de missie
. de zendelingen worden door God (Heilige Geest) geroepen
. het woord van God wordt op de eerste plaats verkondigd in de synagoge.