Klaagvrouwen
Wie?
Klaagvrouwen waren vrouwen die ingehuurd werden om luidruchtig te wenen en te rouwen bij het overlijden van iemand. Daarvoor zaten ze op de grond, in rouwkleding en met loshangend haar.
Begeleid door fluitspelers bezongen ze al het goede van de overledene.
Door het verdriet voor de overledene luid en zichtbaar te uiten, hielpen ze de rouwenden bij het verwerken van hun verlies en toonden ze tegelijk het verdriet van de mensen om hen heen.
Klaagliederen
Bij een overledene
De liederen die de klaagvrouwen zongen, werden klaagliederen genoemd.
Die liederen kenden een vaste structuur en werden van moeder op dochter doorgegeven.
De vrouwen pasten die liederen zo aan dat het leek alsof ze gemaakt waren voor de concrete overledene.
Was dat een man overleden, dan werd die ‘aangesproken’ met ‘Ach, mijn broeder.
Was het een vrouw, dan werd dat: ‘Ach zuster’
en bij koningen werd dat: ‘Ach heer’ of ‘Ach, zijne majesteit.’
Kwamen er bekende bezoekers hun rouwbeklag doen, dan namen de klaagvrouwen in hun liederen herinneringen op die met die bezoekers te maken hadden of ze namen herinneringen aan de overleden familie van die personen op, zodat die zich beter konden inleven in de rouw die de familie van de overledene trof.
Bij een toekomstige ondergang
Profeten gebruikten klaagliederen om er toekomstige rampzalige gebeurtenissen mee aan te kondigen.
Bijvoorbeeld: een klaaglied bij de verwoesting van de stad Jeruzalem.
Bijbel
Klaagvrouwen
2 Kronieken 35, 25
“Jeremia dichtte een klaaglied op hem. Tot op de huidige dag herdenken de zangers en zangeressen Josia in hun klaagzangen.”
Klaagvrouwen zongen rouwliederen bij de dood van koning Josia.
Amos 5, 16
“Zo spreekt Jahwe, de God van de legerscharen, de Heer: Op alle pleinen klinkt een weeklacht, op alle straten kermt men ach en wee. Men roept de landman op tot rouwmisbaar, de klagers-van-beroep tot weeklacht.”
Om een tijd van rouw te beschrijven, vermeldt de profeet Amos klaagvrouwen (‘klagers-van-beroep’).
Matteüs 9, 23-25
“Toen Jezus in het huis van de overste kwam en de fluitspelers en het misbaar makende volk zag, sprak Hij: ‘Ga weg, want het meisje is niet gestorven maar slaapt.” Maar ze lachten Hem uit. Toen al dat volk buiten was, kwam Hij nabij, greep haar hand en het meisje stond op.”
Lees meer
Matteüs beschreef wat er gebeurde als iemand in zijn tijd stierf: er waren fluitspelers en mensen die misbaar maakten: wenen en klagen.
Marcus 5, 38-40
“Toen ze aan het huis van de overste kwamen, zag Jezus het rouwmisbaar van mensen die luid weenden en weeklaagden.”
Lees meer
Klaagvrouwen / rouwende mensen waren een onderdeel van de rouwrituelen in het huis van iemand die overleden was.
Klaagliederen
Bij het overlijden van belangrijke figuren
2 Samuel 1, 19-27
“Toen zong David dit klaaglied op Saul en zijn zoon Jonatan. Hij beval de Judeeërs dit lied te leren, het lied van de boog: het staat opgetekend in het Boek van de Rechtvaardige.
Je glorie, Israël, ging te gronde op je hoogten.
Hoe konden ze vallen, die helden?
Ga het niet melden in Gat,
roep het niet om door de straten van Askelon,
dat de dochters der Filistijnen zich niet verheugen,
de dochters der onbesnedenen niet juichen!
Bergen van Gilboa, geen dauw meer,
geen regen op jou, op die hooggelegen velden.
Daar werd het schild van de helden besmeurd,
het schild van Saul, niet langer met olie gezalfd.
Zonder het bloed van verslagenen,
zonder het vet van helden
keerde Jonatans boog nooit terug
en het zwaard van Saul kwam nooit onverzadigd weerom.
Saul en Jonatan, zo geliefd, zo schoon,
in leven en dood niet gescheiden,
sneller dan arenden waren ze,
sterker dan leeuwen.
Dochters van Israël, treur over Saul die je in heerlijk purper kleedde
en die je gewaden tooide met goud!
Hoe konden ze vallen, die helden?
Jonatan ligt op je hoogten, geveld in het heetst van de strijd.
Zwaar drukt mij je dood, mijn broeder Jonatan: je was me zo lief;
je liefde verrukte mij meer dan die van vrouwen.
Hoe konden ze vallen, die helden:
hoe konden die wapens vergaan?"
Lees meer
Dit lied zou David gezongen hebben bij het overlijden van Saül, zijn schoonvader, en Jonatan, zijn schoonbroer, waarmee hij heel goed bevriend was.
2 Samuel 3, 33-34
“De koning hief een klaaglied aan op Abner.
Hij zong:
‘Moest Abner sterven
zoals een onbenul doodgaat?
Nooit waren je handen geboeid,
nooit waren je voeten in ketens geslagen.
Als door boeven geveld,
zo ben je gevallen.'
Heel het volk bleef weeklagen.”
Klaaglied van koning David bij het overlijden van Abner, een neef van Saül die een legeraanvoerder was.
Bij de verwoesting van Jeruzalem
Jeremia 9, 17-210
“Dit zegt Jahwe van de machten: Roep de klaagvrouwen op. Laat ze hierheen komen, dat ze zich haasten. Laat ze voor ons een klaaglied zingen, tot onze ogen schreien en vol tranen staan. Daar klinkt een klaaglied uit Sion:
‘Helaas, we zijn te gronde gericht,
groot is onze schande.
We worden het land uitgezet
en uit onze huizen verdreven.'
Vrouwen, hoor het woord van Jahwe, luister naar het woord dat Hij spreekt. Leer uw dochters een treurzang, leer elkaar een klaaglied, want de dood is door vensters binnengeklommen, hij is in onze burchten gedrongen; de kinderen maait hij neer in de straten, de jeugd op de pleinen. De lijken van de mensen liggen als mest op het veld, als halmen achter de maaier die niemand bijeenraapt.”
De profeet Jeremia riep de klaagvrouwen op om te komen en te klagen over de vernietiging en de verwoesting van Jeruzalem.
Amos 5, 1-2
“Hoor dit woord, de rouwklacht die Ik over je aanhef, jij huis Israël! Ze is gevallen, ze staat niet meer op, de jonkvrouw Israël. Ze ligt neergeworpen op haar eigen grond en niemand beurt haar nog op."
De profeet Amos gebruikt een klaaglied om de lamentabele situatie van Jeruzalem te beschrijven.
Bij de vernietiging van Egypte
Ezechiël 32:16
“Dit is een klaaglied en als een klaaglied moet men het zingen. Overal ter wereld zullen de vrouwen het zingen. Ze zullen dit klaaglied zingen over Egypte en zijn bevolking, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer."
De profeet Ezechiël heeft het over klaagliederen die gezongen worden over de vernietiging van Egypte.
Suggesties
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Klaagvrouwen / Betanië
De groep kinderen wordt verdeeld in een paar aantal groepen.
De kinderen bestuderen in die kleine groepen de informatie over klaagvrouwen of die over Betanië.
Daarna formuleren ze vragen die ze als interviewer zouden stellen op basis van die informatie.
Die vragen noteren ze op een papier (= vragenlijst).
Die vragenlijsten worden daarna voorgelegd aan de groep(en) die het ander onderwerp bestudeerde. Die andere groepen formuleren de antwoorden op die vragen op basis van het materiaal dat op de website te vinden is.
Om af te sluiten worden de vragen gesteld door leden van de ene groep en beantwoord door de leden van de andere groep.
TIPS
.
De meest interessante vragen en de antwoorden erop, worden opgenomen in de krant: 'De RONDE van de BIJBEL'.
.
Mogelijke vragenlijst:
- Wat doen klaagvrouwen?
- Waarom doen ze dat?
- Hoe doen ze dat?
- Wat weet je over de liederen die ze zongen?
- Ken je Lazarus? Wie was hij?
- Waar woonde hij? Wat weet je van die plaats?
- Waarom waren er klaagvrouwen bij hem thuis?
- Wat wordt verder in het evangelie over Lazarus verteld?
Jongeren
VERTELLEN
Speurtocht naar het mosterdzaadje
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 321)
Er was eens een vrouw, van wie de enige zoon stierf.
Vol verdriet ging ze naar een heilige man en vroeg:
‘Wat heb je om mijn zoon weer levend te maken?’
In plaats van haar weg te sturen of met haar te praten
zei hij: ‘Breng me een mosterdzaadje
uit een huis dat nooit verdriet heeft gekend.
Dat zullen we gebruiken om het verdriet uit uw leven te verdrijven.’
De vrouw ging meteen op zoek naar dat mosterdzaadje.
Ze kwam bij een groot huis, klopte aan en zei:
‘Ik zoek een huis dat nooit verdriet heeft gekend.
Ben ik hier aan het goede adres?’
Ze zeiden: ‘Zeker niet.’
En ze begonnen alle tragische gebeurtenissen op te sommen
die hen de laatste tijd overkomen waren.
De vrouw dacht bij zichzelf: ‘Wie kan er beter
deze arme, ongelukkige mensen helpen dan ik,
die zelf ongelukkig ben?’
En ze bleef een poos om hen te troosten.
Daarna ging ze verder op zoek
naar een huis dat nooit verdriet had gekend.
Maar overal waar ze kwam, in krotten en paleizen,
kreeg ze verhalen te horen over droefheid en ongeluk.
Uiteindelijk ging ze er zo in op
om mensen met verdriet te steunen
dat ze haar speurtocht naar het mosterdzaadje vergat.