Inhoudstabel
…page…
Matteüs 12, 14-21: Het plan van de Farizeeën
Matteüs 12, 14-21 // Marcus 3, 7-12 // Lucas 6, 17-19
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1540)
De farizeeën liepen weg. Ze maakten een plan om Jezus te doden.
Jezus wist wat de farizeeën van plan waren. Daarom ging hij meteen weg. Grote groepen mensen gingen met hem mee. Jezus maakte alle zieken beter. En hij zei streng tegen hen: ‘Je mag aan niemand vertellen wie ik ben.’
Dat moest allemaal zo gebeuren, want in het boek Jesaja staan deze woorden van God: «Hier is mijn Zoon, ik heb hem uitgekozen. Hij alleen is mijn Zoon, mijn liefde voor hem is groot. Ik zal hem mijn Geest geven. Mijn Zoon zal aan alle volken bekendmaken dat hij komt om recht te spreken. Hij maakt geen ruzie en hij schreeuwt niet. Hij doet ook niet zijn best om op te vallen. Hij heeft geduld met mensen die zwak zijn. Hij is voorzichtig met mensen die het moeilijk hebben. En dan komt het moment dat hij zal rechtspreken over de wereld. Zo zal hij overwinnen. Alle volken verlangen naar zijn komst.»
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
De Farizeeën gingen naar buiten
en maakten plannen om Jezus uit de weg te ruimen.
Jezus besefte dit en ging daarom ergens anders naartoe.
Vele mensen volgden Hem en Hij genas ze allemaal.
Hij vroeg hen uitdrukkelijk om Hem niet bekend te maken.
Zo gingen de woorden van de profeet Jesaja in vervulling:
‘Zie, mijn Dienaar die ik uitgekozen heb.
Ik hou van hem en ik vind vreugde in Hem.
Ik zal mijn geest op Hem doen rusten.
Hij zal de Wet van God verkondigen aan de volkeren.
Hij zal niet twisten en ook niet schreeuwen
en op straat zal men zijn stem niet horen.
Een geknakt riet zal Hij niet breken
en een smeulende vlaspit niet doven,
vooraleer de wet van God overwint, dankzij Hem.
Op Zijn Naam zullen de volkeren hun hoop vestigen.'
Stilstaan bij …
Dienaar / Knecht
Het Griekse woord in de tekst van Matteüs kan ook ‘zoon’ betekenen.
Bij de tekst
Wortel in het Oude Testament
Matteüs citeert hier: Jesaja 42, 1-4