Loading...
 

Rechters 6, 11-24a

2 Engel

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Rechters 6, 11-24a: God roept Gideon

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1637)

Op een dag kwam er een engel van de Heer naar de stad Ofra. Hij ging zitten onder de grote boom op het veld van Joas, een nakomeling van Abiëzer.
Gideon, de zoon van Joas, was daar aan het werk. Hij sloeg graankorrels uit het koren. Hij wilde niet dat de Midjanieten het koren zouden zien. Daarom werkte hij in de bak waarin normaal druiven geperst werden.
De engel ging naar Gideon toe, en zei: ‘Je bent een dappere man. De Heer zal je helpen.’ Gideon antwoordde: ‘Maar mag ik u iets vragen? Als de Heer ons helpt, waarom gebeuren al deze vreselijke dingen dan? Onze voorouders hebben ons verteld dat de Heer wonderen doet, en dat hij ons uit Egypte bevrijd heeft. Maar nu heeft hij ons in de steek gelaten, en worden wij onderdrukt door de Midjanieten. Waarom doet hij nu geen wonder?’

Toen sprak de Heer zelf via de engel tegen Gideon. De Heer zei: ‘Laat zien hoe dapper je bent. Bevrijd Israël. Dat is mijn opdracht.’
‘Maar Heer,’ antwoordde Gideon, ‘hoe moet ik Israël redden? Ik kom uit de onbelangrijkste familie van de stam Manasse, en ik ben ook nog de jongste!’ De Heer zei: ‘Jij zult de Midjanieten makkelijk verslaan. Het zal lijken of je maar tegen één man vecht. Want ik zal je helpen.’

Toen zei Gideon: ‘Geef mij dan alstublieft een teken! Dan weet ik dat u echt de Heer bent. Ga toch niet weg, want ik wil nog iets halen om als offer aan u te geven.’ De Heer zei: ‘Ik blijf hier tot je terugkomt.’
Gideon ging naar huis. Daar maakte hij het vlees van een bokje klaar, en van wat meel bakte hij brood zonder gist. Hij legde het vlees in een mand, en het kookvocht goot hij in een pan. Toen bracht hij het eten naar de grote boom, en zette het daar neer voor de Heer.

De engel van de Heer zei: ‘Pak het vlees en het brood, en leg het op deze grote steen. Giet daarna het kookvocht erover uit.’ Dat deed Gideon.
Toen raakte de engel van de Heer het vlees en het brood aan met de punt van zijn stok. Meteen kwam er uit de steen een vuur, dat het vlees en het brood verbrandde. Daarna was de engel verdwenen.
Toen wist Gideon zeker dat het een engel van de Heer geweest was. Hij riep: ‘Ach, Heer, mijn God! Ik heb een engel van u gezien. Nu zal ik sterven!’ Maar de Heer zei: ‘Je hoeft niet bang te zijn. Je zult niet sterven.’
Daarna bouwde Gideon op die plek een altaar voor de Heer. Hij noemde het altaar ‘De Heer geeft vrede’.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

De engel van God kwam en zette zich neer onder de eik van Ofra.
Die was het eigendom van Joas, uit de familie Abiezer.
Zijn zoon Gideon was juist bezig tarwe uit te kloppen in een perskuip,
omdat de Midjanieten hem daar niet konden zien.
Daar verscheen hem de engel van God die zei:
'God is met jou, dappere held.'
Gideon zei: 'Als ik het zeggen mag, heer:
als God met ons is, waarom overkomt ons dit allemaal?
Waar zijn de wonderen waarover onze voorouders vertelden?
Ze zeiden: God heeft ons uit Egypte geleid!
Maar nu heeft God ons verstoten
en ons overgeleverd aan de Midjanieten.'
Toen zei God tegen hem: `Trek op tegen de Midjanieten!
Je bent sterk genoeg om Israël uit hun macht te bevrijden.
Ik ben het toch die je zend.'
Gideon zei: 'Als ik even mag, Heer: Hoe kan ik Israël bevrijden?
Mijn familie is de armste van heel Manasse en ik ben er de jongste van.'
God zei: ‘Ik zal met jou zijn.
Jij zult de Midjanieten verslaan alsof het maar één man is.'
Gideon drong aan: `Als ik genade heb gevonden in je ogen,
geef me dan een teken dat Jij het bent die met me spreekt.
En ga niet weg voor ik terug ben en Je een geschenk heb gegeven.'
God zei: `Ik blijf hier tot je terug bent.'
Gideon ging naar huis,
maakte een geitenbokje klaar en een efa ongezuurde broden.
Hij deed het vlees in een mand en de saus in een kom.
Dat bracht hij naar Hem toe bij de eik en gaf ze Hem.
De engel van God zei:
'Leg het vlees en de ongezuurde broden daar op dat rotsblok
en giet de saus erover uit.' Gideon deed dat.
De engel van God bewoog de stok die hij in zijn hand had
naar het vlees en de ongezuurde broden
en raakte die met de punt van de stok aan.
Toen laaide er uit de rots een vuur op dat het vlees
en de ongezuurde broden verteerde.
Daarna verdween de engel van God uit zijn ogen.
Nu begreep Gideon dat het de engel van God was.
Hij zei: `Wee mij, God, mijn Heer,
ik stond oog in oog met de engel van God.'
Maar God verzekerde hem:
'Vrede is je deel. Wees niet bevreesd. Je zult niet sterven.'
Toen bouwde Gideon daar een altaar voor God
en noemde het Jahwe-is-vrede.



Stilstaan bij …

Gideon
(= hij die neerslaat)
Die naam was niet gestolen: Gideon moest van God een altaar kapot slaan en een paal omhakken die bedoeld was om de godin Asjera te vereren. Ook versloeg hij de Midjanieten in de oorlog.
Later gaf zijn vader hem de bijnaam ‘Jerubbaäl’ (= Laat Baäl zichzelf verdedigen)
Gideon was een ‘rechter’ uit de tijd voor er koningen waren in Israël (12e eeuw voor Christus). Wat de precieze functie van zo'n ‘rechter’ was, is niet duidelijk: sommige rechters spraken recht, andere waren eerder militaire leiders.

Midjanieten
Midjanieten waren de nakomelingen van Midjan, een van de zes zonen van Abraham en Ketura, een vrouw die hij – volgens de Bijbel - huwde na de dood van Sara.
Midjanieten leefden in het noordwesten van Arabië, op de oostkust van de Golf van Akaba.





Bij de tekst

Roepingsverhaal

Klik hier voor informatie bij een ‘roepingsverhaal’



Echt gebeurd?

(naar: A. Borschel-Dan in The times of Israël, 12 juli 2021)

Sinds 2015 doen archeologen opgravingen in Khirbet el Rai, een site tussen Kiryat Gat en Lachish, op 70 kilometer ten zuidwesten van Jeruzalem, met bouwwerken uit de 12e, de 11e en de 10e eeuw (= de tijd van koning David) voor Christus. In 2019 vonden ze er scherven van een kleine kan, die de C-14 methode dateerde rond 1100 voor Christus. Daarop stonden in inkt de volgende vijf letters: Yrb'l (Jerubba'al), een naam die ook gegeven werd aan Gideon, de zoon van Joas, die in die tijd rechter was in het noorden van het land: ‘(Gideon) heette vanaf die dag Yrb'l’ (Rechters 6, 31-32).
Het zou kunnen dat dit voorwerp voor het eerst een figuur uit de Bijbel bevestigt uit de tijd van de Rechters.