.
Haan
De haan is de bode van de nieuwe dag: hij kraait als de zon opkomt. Zo kondigt de haan een nieuw begin, een nieuwe hoop aan. Daarom is de haan het symbool van de verrijzenis: hij roept de mensen wakker uit hun slaap (dood).
Hagar
(= ‘vluchteling’)
Hagar was een slavin van Sarai.
Sarai gaf Hagar als bijvrouw aan Abraham, om kinderen te krijgen voor hem, omdat zij dat als hoofdvrouw niet kon.
Handoplegging
Gebaar waarmee men kracht of zegen van de ene mens op de andere wil overdragen.
Populair genezingsgebaar van rondtrekkende genezers toen Jezus leefde.
Hanna
(= geschenk van God, genade)
Moeder van Samuel.
Hart
De Bijbel gebruikt ‘hart’ zowel voor het centrale orgaan van het menselijk lichaam als voor het innerlijke van een mens. In de Bijbel is het hart niet alleen de zetel van gevoelens, zoals men dat nu denkt, maar ook de zetel van verbeelding, ideeën, kennis, inzicht, wijsheid, projecten en beslissingen.
.
Hebreeuws
Taal die de Joden oorspronkelijk spraken. Toen Jezus leefde, was Aramees de taal van de gewone mensen en Hebreeuws de taal van de bijbel. Grieks was de taal van de burgerij en de ontwikkelde lieden.
Bij het schrijven van het Hebreeuws worden alleen medeklinkers gebruikt. In sommige teksten worden de klinkers weergegeven met punten, strepen, komma's. Hebreeuws wordt van rechts naar links gelezen.
Sinds de terugkeer van de joden naar Israël (stichtingsdatum 14 mei 1948) wordt het Hebreeuws opnieuw gebruikt in het dagelijks leven.
Hebron
Stad gelegen ten zuiden van Jeruzalem. Abraham is in Hebron gestorven en begraven.
Het huidige Hebron heet ‘El Khalil’ (= de vriend), de Arabische titel voor Abraham.
Heer
Gewoonlijk is ‘Heer’ een respectvolle manier om iemand aan te spreken.
De joden gebruiken het woord ‘Heer’ voor God. Want uit eerbied voor God willen ze zijn eigen naam niet uitspreken.
Als de evangelisten In het nieuwe testament het woord ‘Heer’ gebruiken voor Jezus, geven ze daarmee aan dat God in Jezus herkenden.
Bij de Romeinen gebruikte men het woord ‘Heer’ ook voor de keizer. Omdat de keizer als god vereerd werd, kreeg die titel een religieuze inhoud.
Heilig
Hiermee wordt de verhevenheid en zuiverheid van God en alles wat tot het goddelijke behoort, weergegeven.
Nu wordt onder 'heilig' verstaan: moreel hoogstaand.
Heilige
Iemand die beantwoordt aan een ideaal beeld van goedheid en menselijkheid, en zo gelovigen inspireert.
Paulus gebruikt het woord ‘heiligen’ als hij spreekt christenen.
Heilige der Heiligen
Het heilige der heiligen was een vierkant gebouw, waarbij elke muur 10m06 lang was. Hierin stonden het wierookaltaar en de ark van het verbond (een kist van acaciahout, met goud bekleed waarin de stenen tafelen bewaard werden). Die ruimte gaf de aanwezigheid van God bij zijn volk weer.
Dit gebouw was heel klein in verhouding met het tempelcomplex. Dit kwam omdat de eredienst er niet in gevierd werd, maar er voor.
Herder
Herders pasten op geiten of schapen. Ze leidden hun kudde naar bronnen en weilanden en beschermden die tegen wilde dieren. In de ogen van de joden waren herders onrein, omdat ze de rituele voorschriften niet volgden wegens hun beroep.
Bij Lucas symboliseren herders alle marginalen, mensen die overal buiten staan. Net zoals tollenaars en belastingontvangers werden ze door de andere mensen niet gewaardeerd..
In het Oude Oosten was het courant om ‘herder’ te gebruiken voor de koning en andere leiders van het volk. Hiermee wilde men zeggen: zoals een herder is voor zijn schapen, zo is een koning voor zijn volk.
Herodes de Grote
Herodes (= ‘heldenkind’) regeerde over Palestina van 37 tot 4 voor Christus. Hij was een wrede koning die er niet voor terugschrok zijn eigen familie te doden als die hem in de weg stond.
Tijdens zijn regering liet hij grote werken uitvoeren. In Jeruzalem liet hij straten en pleinen aanleggen, een nieuwe tempel, de burcht Antonia, een paleis, een theater en een renbaan. Ook elders in het land werden grote bouwwerken ondernomen. Bijvoorbeeld de bouw van de stad Caesarea. De hoge belastingen die nodig waren voor de financiering hiervan, werden de oorzaak van onrust en ontevredenheid onder het volk.
Herodes Antipas
Zoon van Herodes de Grote, die Johannes liet onthoofden om tegemoet te komen aan de wensen van Salome, de dochter van Herodias, die haar man Herodes Philippus verliet om met Herodes Antipas te trouwen.
.
Hogepriester
Priester die aan het hoofd stond van de priesters en de levieten, de tempeldienaren. Hij was ook de voorzitter van het Sanhedrin, de Grote Raad.
Hond
De joden hadden een grote afkeer van honden. Honden zwierven rond in steden en dorpen en fungeerden als een soort reinigingsdienst door het afval op te eten. De Bijbel beschrijft ze als lui, dom, woest en bloeddorstig. Volgens de joodse wet waren ze onrein.
Het woord 'hond' is in Oosterse landen een scheldwoord voor wie niet tot het eigen geloof behoort.
Honderdman
In het Romeinse leger had een honderdman / centurio het bevel over tachtig tot honderd soldaten.
Hooglied
Het Bijbelboek Hooglied bevat gezangen die aan koning Salomo worden toegeschreven. Met het beeld van de liefde tussen bruidegom en bruid bezingen ze de verhouding van God tot zijn volk.
Omdat de Israëlieten deze liefde goed ervaren hebben bij hun bevrijding uit Egypte, wordt dit lied met het joodse paasfeest voorgelezen.
Horeb
De Horeb, de berg in de woestijn waar God zich met het volk Israël verbond, is te lokaliseren. Veel later werd in het Noordrijk gezegd dat die berg zich op het Sinaï-schiereiland bevond.
Hosanna
Griekse spelling van een Hebreeuws woord dat 'red nu', ‘kom ons helpen’, 'help toch' betekent. ‘Hosanna’ werd gebruikt als uitroep of juichkreet wanneer men God of een hooggeplaatst persoon smeekte om zijn zegen.
.
Huwelijk
Een overeenkomst die door de ouders van de bruidegom en de bruid werd geregeld zonder tussenkomst van staat of godsdienst. Die afspraak van de ouders had een bindend karakter. De verloving was niet alleen de 'belofte' na een tijd van kennismaking, maar een vast contract (bij de dood was men weduwe of weduwnaar), hoewel de verloofden nog in hun eigen huiskring leefden. Die verloving duurde ongeveer één jaar voor een maagd (meisje: 13-14j; jongen: 18j) en ongeveer één maand voor een weduwe. De tussentijd diende voor het verzamelen van huisraad en het aanschaffen van een woning.
De bruiloft zette het definitieve samenleven in na acht dagen bruiloftsfeest. Het gehele dorp leefde mee en op de vooravond vormde men een grote stoet. Het meisje werd begeleid door bruidsmeisjes, de 'maagden', en de jongen door bruidsjongens. Allen gingen dan samen naar het nieuwe huis.