Lucas 2, 22-40: Opdracht van de Heer
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1619-1620)
Jozef en Maria namen Jezus mee naar de tempel in Jeruzalem. Het was veertig dagen na de bevalling. Want zo lang duurt het voordat een vrouw na een bevalling weer rein is. Dat staat in de wet van Mozes.
Jozef en Maria brachten Jezus naar de tempel om hem aan God te laten zien. Want in de wet van God staat: «Elk eerste kind dat een jongen is, is voor God.» Ook brachten ze een offer aan God. Want in de wet staat: «Breng als offer twee tortelduiven of twee gewone jonge duiven.»
In Jeruzalem woonde een man die Simeon heette. Simeon was goed en eerlijk, en trouw aan God. Hij wachtte zijn hele leven al op de redding van Israël. De heilige Geest was in Simeon, en die had hem verteld: ‘Voordat je sterft, zul je de messias zien die God beloofd heeft.’
De heilige Geest stuurde Simeon naar de tempel. Op hetzelfde moment kwamen ook Jozef en Maria naar de tempel. Zij brachten Jezus daarheen om alles te doen wat verplicht was volgens de wet.
Toen Simeon het kind zag, nam hij het in zijn armen en dankte God. Hij zei:
‘Heer, ik ben uw dienaar.
Nu kan ik rustig sterven,
zoals u mij beloofd hebt.
Want nu heb ik zelf de redder gezien.
U hebt hem gestuurd om alle volken te redden.
Hij is het licht,
hij wijst de volken de weg naar u.
Hij is de held van uw volk Israël.’
Die dingen zei Simeon over Jezus. Jozef en Maria waren erg verbaasd. Toen zegende Simeon hen, en hij zei tegen Maria: ‘Jouw zoon is een teken van de dingen die in Israël gaan gebeuren. Veel mensen zullen door hem nieuw leven krijgen. Maar anderen zullen zich tegen hem verzetten. Die mensen zullen niet gered worden.’
Simeon zei ook: ‘Maria, jij zult veel verdriet en pijn hebben om je zoon. Maar al die dingen moeten gebeuren. Want zo wordt duidelijk hoe de mensen van binnen echt zijn.’
De profetes Hanna was ook in de tempel. Ze was een dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Hanna was heel oud. Ze was vroeger zeven jaar getrouwd geweest, en nu was ze al 84 jaar weduwe. Hanna was altijd in de tempel. Daar eerde ze God dag en nacht, door te bidden en te vasten.
Terwijl Simeon sprak, kwam Hanna erbij staan. Ze dankte God voor alles wat hij gedaan had. Daarna begon ze te vertellen over Jezus. Ze sprak tegen alle mensen die hoopten op de bevrijding van Jeruzalem.
Jozef en Maria deden alles wat verplicht was volgens de wet van God. Daarna gingen ze terug naar huis, naar Nazaret in Galilea.
Jezus groeide op. Hij werd sterk en wijs, en God was bij hem met zijn liefde.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Toen het kindje van Maria een week oud was,
noemden Maria en Jozef het Jezus.
Dat was de naam die de engel gaf nog voor Het geboren werd.
Dan ging Maria samen met Jozef en Jezus
naar de tempel in Jeruzalem
om Jezus op te dragen aan God
en om een koppel jonge duiven te offeren.
In Jeruzalem woonde toen een zekere Simeon,
een rechtvaardig en gelovig man.
Hij keek uit naar de tijd dat God een betere tijd zal geven aan zijn volk.
De Heilige Geest was bij hem en zei:
‘Je zult niet sterven voor je de Messias zult zien.’
Simeon ging naar de tempel.
Toen hij Jozef en Maria met Jezus zag aankomen,
ging hij ernaar toe, nam Jezus in zijn armen
en loofde God met de woorden:
‘Laat me nu in vrede sterven,
want ik zag met mijn eigen ogen wie de mensen zal redden.
Hij zal een licht zijn voor iedereen.’
Jozef en Maria waren verbaasd over wat hij van Jezus zei.
Simeon zegende hen en zei tegen Maria:
‘Niet iedereen zal later akkoord gaan met Jezus.
Hij zal mensen doen vallen, maar ook veel mensen doen opstaan.
En je zult verdriet kennen dat als een zwaard door je hart zal gaan.’
In de tempel was ook Hanna, een profetes.
Ze was al vierentachtig jaar.
Haar man stierf toen ze zeven jaar getrouwd waren.
Ze was altijd in de tempel.
Daar diende ze God dag en nacht met vasten en bidden.
Ze ging naar Jozef, Maria en Jezus.
Toen ze Jezus zag, loofde ze God.
Met iedereen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtte,
sprak ze over de jongen.
Toen Jozef en Maria gedaan hadden wat de wet van God vroeg,
keerden ze terug naar huis, naar Nazaret in Galilea.
De jongen groeide op en werd sterk en wijs, omdat God bij Hem was.
Stilstaan bij ...
Reinigen
Voor de joden werd een vrouw die een kind ter wereld bracht onrein. Kreeg ze een jongetje, dan was ze veertig dagen onrein. Kreeg ze een meisje, dan was dat tachtig dagen. Om haar reinheid terug te bekomen, moest ze een aantal rituelen ondergaan en naar de tempel gaan om zich door de priester 'rein' te laten verklaren. Als zoenoffer gaf ze een eenjarig lam. Wie niet bemiddeld was, offerde één of twee duiven. (De wetten hierover zijn te vinden in Leviticus 12, 2-8 en Exodus 13, 2)
Eerstgeborene
Omdat de joden er zich bewust van waren dat het leven door God geschonken is en de mens er alleen de vruchtgebruiker van is, offerden ze de eerste vruchten van de nieuwe oogst en van het vee aan de Schepper als dank en hulde. Zo wijdden ze ook de eerstgeboren zoon aan God toe. Door die wijding verkreeg dat kind het eerstgeboorterecht, waardoor het bij de dood van zijn vader een deel meer erfde dan andere de kinderen die na hem geboren werden. Dit grotere deel moest het gebruiken om zijn moeder en zijn jongere broers en zussen te onderhouden.
Koppel tortels
Veertig dagen na de geboorte vond de wettelijke reiniging van de moeder plaats. Daarbij bracht ze een zoenoffer (in dit geval: tortelduiven – zie: Leviticus 12, 1-4)
Let op de fijngevoeligheid van de wet: de duif van de arme is evenveel waard als de stier van de rijke.
Jeruzalem
Religieus en politiek centrum van de Romeinse provincie Palestina. Plaats waar de tempelautoriteiten en Schriftgeleerden woonden.
Offer
Oude volkeren offerden voor hun goden uit angst, uit eerbied, uit dankbaarheid of om een gunst te bekomen. Ze offerden steeds iets waardevol: de beste vruchten van het veld, het beste dier ...
Simeon
(= Hebreeuws: ‘God verhoort’)
Wat Simeon zong is wat zijn naam betekent: zijn ogen hebben het geluk gezien dat God voor alle volken heeft klaargemaakt. Een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor het volk Israël.
Rechtvaardige
Iemand die de wet van God trouw naleeft.
Gezalfde / Messias
(Hebreeuws = ‘Messias’; Grieks = ‘Christus’)
Tijdens de Babylonische ballingschap keek het joodse volk uit naar een Messias, iemand die vrede zal brengen.
Tempel
De tempel was voor de joden de heiligste plaats op de wereld, de woning van God zelf. Eén keer per jaar mocht de belangrijkste priester in het Heilige der Heiligen van de tempel komen.
In de tijd van de Bijbel gingen de meeste joden maar af en toe naar de tempel. Ze brachten er vooral offers en vierden er de belangrijke feestdagen.
Het was koning Salomo die de eerste tempel in Jeruzalem bouwde om er de ark in te plaatsen. De tempel die Jezus kende, was de tweede tempel, de tempel die gebouwd werd na de verwoesting van de eerste tempel door de Babyloniëers. Die tweede tempel werd gerestaureerd en uitgebreid door koning Herodes, de koning die regeerde toen Jezus geboren werd. Maar zeventig jaar na de geboorte van Jezus, werd die tempel door de Romeinen verwoest. De Klaagmuur is nu het enige wat nog van die tempel overblijft.
Ouders
Jozef en Maria worden beschreven als gelovige joden, die zich houden aan de wet van Mozes.
Vrede
Het joodse woord ‘sjalom’ dat gewoonlijk met ‘vrede’ vertaald wordt, verwijst naar een uiteindelijke harmonie, een tevredenheid bij de mens, die te vinden is in zijn relatie met zichzelf, zijn medemens, de natuur en God.
Alle volken / iedereen
Als Matteüs wil zeggen dat de betekenis van Jezus over de grenzen van Palestina reikt, vertelt hij het verhaal van wijzen uit het Oosten die de pasgeboren Jezus bezoeken. Lucas zegt hetzelfde door te vertellen over Simeon die in Jezus het licht ziet voor alle volken. Die woorden herinneren aan de profeet Jesaja (Jesaja 42, 6 en Jesaja 49, 6).
Heidenen
Het woord 'heidenen' past in deze context niet in de mond van een joodse man, omdat men vond dat het heil alleen voor de joden bestemd was. Niet-joden die er ook in wilden delen, moesten eerst jood worden.
Door uw ziel zal een zwaard gaan
Manier om te zeggen dat iemand ‘hartenpijn’ zal hebben, verdriet zal kennen.
Hanna
(= Hebreeuws: geschenk van God, genade)
Galilea
Deze heuvelachtige en vruchtbare streek bevond zich in het noorden van Israël. Daar woonde een multiculturele en multireligieuze bevolking: naast joden leefden ook vele niet-joden.
Nazaret
Nazaret was de plaats in Galilea, waar Jezus zijn jeugd doorbracht en waar zijn openbaar leven begon.
Bij de tekst
Betekenis
Als de evangelist Matteüs wil zeggen dat de betekenis van Jezus over de grenzen van Palestina reikt, dan vertelt hij het verhaal van wijzen die op bezoek komen vanuit het oosten.
Lucas zegt hetzelfde door te schrijven over Simeon die in Jezus het licht ziet voor alle volken.
Het offer van de duiven
Lucas schrijft dat het offer van de duiven diende om de eerstgeborene vrij te kopen, terwijl dat eigenlijk bedoeld was voor de reiniging van de moeder. Lucas was dus helemaal niet zo precies in zijn informatie als men zou denken. Voor hem was dit offer vooral de aanleiding om Jozef en Maria samen met Jezus naar de tempel te laten gaan, waar Simeon en Hanna konden zeggen welke betekenis Jezus in zijn leven zou hebben.
Hanna en Simeon
Zoals Adam en Eva in het scheppingsverhaal alle mensen vertegenwoordigen, zo vertegenwoordigen Hanna en Simeon bij Lucas alle gelovige joden die uitkeken naar de bevrijdende komst van de Messias. In hun dankgebed herkenden de eerste christenen hun eigen dankbaarheid omdat ze Jezus Christus mochten ontmoeten. In Hem konden ze zien, horen en ervaren wie God eigenlijk is.
Wat deze tekst zegt
over Jezus ...
- Hij krijgt de opdracht om op te treden als God die redt (betekenis van zijn naam)
- Zijn betekenis reikt verder over Palestina heen (licht voor ALLE volkeren)
- Hij vervult de verwachtingen van het joodse volk dat uitkeek naar een bevrijder / Messias. (Simeon en Hanna)
over Jozef en Maria ...
. Jozef en Maria handelden volgens de Joodse wet.
. Ze bleken eenvoudige mensen te zijn omdat ze als offer twee tortelduiven brachten.
Dit wordt onrechtstreeks bevestigd in het werk van de kerkhistoricus Eusebius (en in dat van zijn voorganger Hegesippus):
Toen Domitianus, keizer van het Romeinse Rijk van 81 tot 96 na Christus, verontrustende berichten kreeg over een religieuze beweging die zich beriep op Jezus van Nazaret, wilde hij zijn familie ondervragen. Men vond twee leden. De keizer ondervroeg hen. Ze waren boeren met een klein lapje grond, mensen die geen bedreiging konden vormen voor de keizer en zijn rijk. Daarom stuurde Domitianus hen terug naar huis.
Profetes
In de Bijbel komen niet zoveel vrouwelijke profeten voor.
Toch zijn er een paar.
In het Oude Testament
. Mirjam, de zus van Mozes (Exodus 15, 20)
. Debora, een 'rechter' |Rechters 4,1-10.12-16
. Chulda, die via priester Chilkia raad geeft aan koning Josia (2 Koningen 22, 14)
In het Nieuwe Testament
. Hanna die over Jezus spreekt in de tempel ( Lucas 2, 38)
. De vier dochters van Filippus ( Handelingen 21, 9)
Lichtmis
Dit evangelie volgens Lucas wordt voorgelezen met Lichtmis op 2 februari (veertig dagen na Kerstmis), het feest waarbij Jezus gevierd wordt als 'Licht in de wereld'.
Dit feest hangt samen met de natuur die vanaf die dag duidelijk meer licht geeft dan de voorbije donkere dagen.
Bijbel en kunst
Schilderkunst
Icoon
Opdracht van Jezus in de tempel
'De opdracht des Heren', het feest dat de katholieke Kerk viert op 2 februari, noemt de orthodoxe Kerk het 'feest van de ontmoeting'. De kerkvaders, theologen uit de eerste eeuwen van het christendom, zagen in dit gebeuren de ontmoeting tussen het Oude en het Nieuwe Testament.
Het gebeuren speelt zich af in de tempel, de plaats van het Oude Verbond. Dat dit zich binnen afspeelt wordt aangegeven door de gedrapeerde rode stof. In de tempel ziet men een altaar, met een baldakijn / ciborium bovenop.
Min of meer centraal staat Maria, de moeder Gods. Haar handen zijn bedekt met de stof van haar mantel. Die houding was een gebruik aan het hof van Byzantium: in aanwezigheid van de keizer bedekte men zijn handen om zo eerbied voor hem te tonen.
De moeder Gods wordt gevolgd door de heilige Jozef die in zijn handen, die ook bedekt zijn, twee duiven draagt om te offeren. Sommigen zien in die twee duiven het symbool van het Oude en het Nieuwe verbond.
Rechts van Maria en Jozef staat Simeon. Hij houdt de kleine Jezus vast in zijn handen die ook bedekt zijn.
Achter Simeon staat de profetes Anna. Zij wijst naar het kind.
Soms staat ze tussen Jozef en Maria in.
Het kind Jezus draagt een gouden (soms een witte) tuniek, een verwijzing naar zijn goddelijkheid.
Zijn blote armpje en beentje verwijzen naar zijn menselijkheid.
Achter zijn hoofd is een nimbus (stralenkrans) te zien waarin een kruis is. Dat kruis verwijst naar zijn dood.
De Griekse letters erin betekenen 'de zijnde' en verwijzen naar zijn goddelijkheid.
In zijn hand draagt Hij een schriftrol, waarmee Hij zijn relatie tot de Bijbel duidelijk maakt.
G. BELLINI
De presentatie in de tempel (1460)
Maria houdt haar gebusselde kind rechtop met de voeten op een kussen, terwijl een oude priester met een lange witte baard klaar staat om het op te nemen.
In het midden staat de heilige Jozef, een mogelijk portret van Jacopo, de vader van de schilder.
Aan de rechter zijkant zou de man die naar de toeschouwer kijkt, een zelfportret zijn van Giovanni Bellini, de schilder, met naast hem zijn zwager Mantegna of zijn halfbroer Gentile.
De vrouwen aan de linkerkant zouden Nicolosia, de zus van Giovanni en Gentile, de vrouw van Andrea en moeder Anna zijn.
P.P. RUBENS
De kruisafneming (1612)
Dit drieluik werd geschilderd door Pieter Paul Rubens voor de kathedraal van Antwerpen in opdracht van de kolveniers (of haakbusschutters). Dit prachtige werk is nog steeds op die plaats te bezichtigen.
De kolveniers hadden als patroon Sint Christoffel (= Christusdrager). Maar die heilige mocht niet op de centrale panelen van het drieluik voorkomen, omdat het concilie van Trente had besloten dat men geen aandacht meer zou besteden aan onbetrouwbare heiligenlegenden, waartegen het protestantisme was tekeer gegaan. De kolveniers losten dit op door op het retabel taferelen te laten afbeelden uit het Nieuwe Testament, waarbij 'Jezus werd gedragen'.
Wanneer het drieluik open is:
Linker zijluik
De zwangere Maria, die dus Christus in haar schoot draagt, bezoekt haar nicht Elisabet.
Centraal luik
Alle personen dragen op een of andere manier het lichaam van de gestorven Christus.
Rechter zijluik
Simeon 'draagt' het kind waarvan hij zegt dat het de redder van de wereld zal zijn. Dit tafereel speelt zich af in de tempel van Jeruzalem, die Rubens schilderde als een kerk uit Italië.
Simeon is gekleed als een priester zoals de apocriefe evangelies (= evangelies die niet in de Bijbel werden opgenomen) van Jakobus en Nicodemus hem beschrijven: als een oude wijze man. Maar daar schrijft Lucas niets over.
Alle aandacht is gericht op het kind Jezus, dat ‘stralend’ in de armen van Simeon ligt.
Hanna staat tussen Jezus en Maria. Ze is biddend dankbaar dat ze de ‘Redder‘ te zien krijgt.
Maria draagt een blauwe mantel. Ze heeft Jezus net aan Simeon gegeven.
Jozef knielt en heeft in zijn handen twee tortelduiven.
Wanneer het drieluik gesloten is:
Linker zijluik
Sint-Christoffel draagt het kind Jezus.
Rechter zijluik
De kluizenaar wijst Christoffel niet alleen de weg, maar onderwijst hem ook in het geloof.
Het licht dat de gelovige de weg wijst is Jezus. De kluizenaar is dus ook een Christusdrager.
Suggesties
. Inspireer je aan dit werkblad om naar dit paneel van het schilderij te kijken.
Eventueel schrijven de deelnemers in tekstballonnen of gedachtenballonnen wat de verschillende figuren op het kunstwerk zouden gezegd of gedacht kunnen hebben.
. Maak zelf een retabel. Lees meer
G. HERREGODS
Opdracht in de tempel (2005)
Priester-schilder Georges Herregods (25 maart1926 -11 maart 2017) van het bisdom Gent, creëerde op vraag van de Sint-Niklaaskerk, een reeks van tien schilderijen met acryl die de kindsheidevangelies uitbeelden. Hij deed dat in zijn eigen toegankelijke en quasi naïeve stijl.
Muziek
J.S. BACH
Cantate: 'Ich habe genug'
Johann Sebastian Bach componeerde deze cantate te Leipzig om uitgevoerd te worden op Maria Lichtmis, 2 februari 1727. De tekst van deze cantate werd geïnspireerd door de lofzang van Simeon (Lucas 2, 25-35).
De cantate bestaat uit vijf delen:
. Aria: "Ich habe genug"
Ich habe genug,
Ich habe den Heiland, das Hoffen der Frommen,
Auf meine begierigen Arme genommen;
Ich habe genug!
Ich hab ihn erblickt,
Mein Glaube hat Jesum ans Herze gedrückt;
Nun wünsch ich, noch heute mit Freuden
Von hinnen zu scheiden.
Het is genoeg,
ik heb de Heiland, de hoop der vromen,
in mijn verlangende armen genomen;
het is genoeg!
Ik heb hem gezien,
mijn geloof heeft Jezus aan het hart gedrukt.
Mijn wens is nu, dat ik vandaag nog met vreugde
van hier mag scheiden.
. Recitatief: "Ich habe genug"
Ich habe genug.
Mein Trost ist nur allein,
Dass Jesus mein und ich sein eigen möchte sein.
Im Glauben halt ich ihn,
Da seh ich auch mit Simeon
Die Freude jenes Lebens schon.
Laßt uns mit diesem Manne ziehn!
Ach! möchte mich von meines Leibes Ketten
Der Herr erretten;
Ach! wäre doch mein Abschied hier,
Mit Freuden sagt ich, Welt, zu dir:
Ich habe genug.
Het is genoeg !
Mijn troost is enkel dit:
dat Jezus van mij en ik zijn eigendom mag zijn.
In het geloof houd ik hem vast
en zie alreeds met Simeon
de vreugde van dàt Leven.
Laat ons met deze man vertrekken!
Ach! Dat de Heer
mij van de keten van mijn lichaam zou verlossen;
Ach! Was mijn afscheid maar een feit,
met vreugde zou ik tot u, wereld, zeggen:
Het is genoeg!
. Aria: "Schlummert ein, ihr matten Augen"
Schlummert ein, ihr matten Augen,
Fallet sanft und selig zu!
Welt, ich bleibe nicht mehr hier,
Hab ich doch kein Teil an dir,
Das der Seele könnte taugen.
Hier muss ich das Elend bauen,
Aber dort, dort werd ich schauen
Süßen Friede, stille Ruh.
Sluimert maar, gij moede ogen,
Sluit u zacht en zalig toe.
Wereld, ik ben hier weg!
Mijn ziel wordt er immers niet beter van
als ik nog langer uw leven deel.
Hier moet ik ellende op ellende stapelen
maar daar, dáár zal ik aanschouwen
zoete vrede en stille rust.
. Recitatief: "Mein Gott! Wenn kommt das Schöne: Nun!"
Mein Gott! wann kömmt das schöne: Nun!
Da ich im Friede fahren werde
Und in dem Sande kühler Erde
Und dort bei dir im Schoße ruhn?
Der Abschied ist gemacht,
Welt, gute Nacht!
Mijn God, wanneer komt dat mooie ogenblik
dat ik zal heengaan in vrede
en in het koele zand der aarde
- en ginds in uw schoot - rusten zal.
Afscheid heb ik al genomen,
Welterusten, wereld!
. Aria: "Ich freue mich auf meinen Tod"
Ich freue mich auf meinen Tod,
Ach, hätt er sich schon eingefunden.
Da entkomm ich aller Not,
Die mich noch auf der Welt gebunden.
Ik verheug mij op mijn dood,
ach, was het maar reeds zover!
Dan ben ik van alle nood af,
die mij ter wereld nog gebonden houdt.
(Vertaling: Dick Wursten in www.bach-cantatas.com/Texts )
Klik hier om deze cantate te beluisteren. (Duurtijd: 20,50 minuten)
Paul SMITH
Nunc dimittis
De titel verwijst naar de lofzang van Zacharias, een hymne die in abdijen en kloosters gezongen wordt net voor het afsluitende gebed van de completen, het laatste gebedsmoment van het dagelijkse getijdengebed.
Latijn:
Nunc dimittis servum tuum, Domine, secundum verbum tuum in pace:
Quia viderunt oculi mei salutare tuum
Quod parasti ante faciem omnium populorum:
Lumen ad revelationem gentium, et gloriam plebis tuae Israel.
Nederlands:
‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan,
zoals u hebt beloofd.
Want met eigen ogen heb ik de redding gezien
die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’
Klik hier om dit werk te beluisteren.
Suggesties
Kleine kinderen
KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST
Maria, Jozef en Jezus in de tempel
Uit TOV – kleuters
(Als ondersteuning bij het vertellen/voorlezen zijn er bij dit verhaal drie prenten in: Tov Bijbelverhalen in Woord én Beeld.)
Jozef en Maria zijn op weg naar de stad Jeruzalem.
Maria draagt de kleine Jezus op haar arm.
Ze lacht naar Hem en knuffelt Hem.
Ze is blij en Jozef ook. ‘Dit kindje maakt ons heel gelukkig’, zegt hij.
Ze willen God er graag voor bedanken.
Daarom zijn ze op weg naar de grote tempel.
De grote tempel in Jeruzalem is de beste plaats
om dankjewel te zeggen tegen God.
In de tempel ontmoeten Jozef en Maria een oude man.
Het is Simeon. Hij woont in Jeruzalem.
Al heel lang gelooft Simeon
dat God iemand naar de mensen zal sturen om hen te helpen.
Wanneer hij de kleine Jezus ziet, roept hij:
‘Dit kind is een teken van God.’
Maria is verwonderd dat die man dat zegt.
Simeon is heel blij dat hij de kleine Jezus even mag vasthouden.
‘God, nu zie ik met mijn eigen ogen wie de mensen zal helpen!’ zegt hij.
Tegen Maria zegt hij zachtjes: ‘Jouw zoon zal heel veel goeds doen.
Toch zal niet iedereen zijn vriend willen zijn
en dat zal je veel verdriet doen.’
Wat verder in de tempel staat Hanna, een oude vrouw.
Ze is alle dagen in de tempel en vertelt de mensen over God.
Wanneer ze Simeon met de kleine Jezus ziet, komt ze dichterbij.
Ze hoort Simeon zeggen: ‘Dit kind is een teken van God.
Hij zal licht zijn voor alle mensen.’
Dat maakt Hanna zo gelukkig dat ze het aan iedereen verder vertelt.
Maria en Jozef bedanken God voor hun kindje
en keren blij naar huis terug.
TIP
Vertel het Bijbelverhaal vanuit het perspectief en de beleving van één van de personages: Simeon, Jozef, Maria of Hanna. Gebruik een attribuut om dat personage te accentueren.
Uit Naomi, uitgeverij Averbode
(2003, nr 3, p. 11-12)
Acht dagen na de geboorte gaan Jozef en Maria
met hun kindje naar de tempel in Jeruzalem.
Daar wordt het kind Jezus genoemd,
de naam die de engel zei tegen Maria.
Maria en Jozef schenken aan de priester
twee jonge duiven als offer voor God, de Heer.
In Jeruzalem woont een erg oude man, een zeker Simeon.
Hij is een vriend van God en wil Jezus graag ontmoeten.
Simeon komt in de tempel binnen samen met Maria, Jozef en Jezus.
Hij neemt het kind in zijn armen, looft God en zegt:
‘Nu kan ik in vrede sterven, God.
Want ik heb met mijn eigen ogen
het kind gezien dat ons zal redden.
Jezus zal een licht zijn
dat schijnt op de mensen overal in de wereld.’
Maria en Jozef zijn erg verbaasd
over wat er over hun kindje gezegd wordt.
VERDIEPEN
Enkele ideeën
(uit TOV kleuters)
- Dat Simeon en Hanna iets bijzonders zien in Jezus, biedt de mogelijkheid om te werken rond 'het bijzondere zien in een ander'.
- 'Maria en Jozef gaan in de tempel God danken voor hun kind'.
Dit kun je laten groeien vanuit 'dankbaarheid voor wat leeft'. Je kunt verder uitdiepen dat mensen 'dankbaar' zijn voor 'leven', in het bijzonder voor een kleine pasgeboren mens.
INLEVEN
‘Lege stoel’
(TOV kleuters, uitgeverij Pelckmans)
Na het vertellen van het Bijbelverhaal, 'nodig' je Simeon (eventueel Maria, Jozef, Hanna) uit om op ‘de lege stoel’ te gaan zitten.
De kinderen stellen hem een vraag en komen ‘als Simeon’ antwoorden. Speel mee, stel Simeon een vraag of kom zelf antwoorden wanneer de kleuters op een dood spoor zitten.
Mogelijke vragen:
- Wat voelde je toen je Jezus in je armen had?
- Waarom was je blij?
- Wat vond je zo bijzonder aan Jezus?
- Wie denk je dat Jezus zal helpen?
DOEN
Kleuren
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Licht en donker
Schrijf op een bord / flap het woord DONKER.
De kinderen schrijven rond dat woord alle woorden die bij hen opkomen en met ‘donker’ te maken hebben (= woordspin). Doe daarna hetzelfde met het woord ‘licht’.
- Hebben jullie al eens meegemaakt dat er ineens geen licht meer was?
- Weet je nog wanneer?
- Weet je nog hoe jij je toen voelde? (Was dat fijn? Was je bang?)
Noteer de nieuw gevonden woorden bij de woordspin waarbij ze passen.
Verbind de woorden die als tegengestelde woorden bij elkaar horen met een dubbele pijl.
angst <-> veilig
koud <-> warm
eng <-> plezant
Stel vast dat de meeste kinderen niet zo van ‘donker’ houden (nachtlampje! – deur op een kier...).
Vertel dat mensen de woorden DONKER en LICHT ook gebruikt worden om er iets anders mee te zeggen:
Donker: uitgesloten worden, onderdrukking, ruzie, ontevredenheid
Licht: aanvaard worden, vrijheid, vrede, geluk
Laat de kinderen zoeken naar voorbeelden uit hun leven die op die manier ‘donker’ of ‘licht’ kunnen genoemd worden.
EVEN TESTEN
Invullen
Jezus voor het eerst in de tempel
Vul de volgende woorden in op de juiste plaats:
loofde, Simon, Jezus, tempel, Heer, Maria, licht, Jeruzalem, Jozef, Geest
Jozef ging samen met ............................. en Jezus
naar de ....................... in ......................................
Daar woonde ............................... , een goede en gelovige man.
De heilige ................ was dicht bij hem
en vertelde hem dat hij nog voor zijn dood de Messias zou zien.
Toen Simeon het Kind Jezus zag, nam hij Het in zijn armen.
Hij .......................... God met deze woorden:
'.......................... , laat mij nu maar in vrede sterven.
Want ik heb met mijn eigen ogen de Redding gezien.
Ik zie een goede toekomst voor alle volken,
Een ............... voor alle mensen.'
................. en Maria waren verbaasd
over wat Simon over ................... zei.
Klik hier als je een kant en klaar werkblad wilt, met naast de invuloefening ook een schuifraadsel erbij.
Het goede antwoord
(H. Berghmans in Simon, uitgeverij Averbode, 2013, nr 3, p. 6)
Waarom offeren Maria en Jozef twee duiven?
O Om God te danken
O Om hulp te krijgen voor hun kindje Jezus.
O Om vergiffenis te vragen
Wat zegt Simeon over Jezus?
O Hij is de mooiste baby die ik al gezien heb
O Hij is de Redder voor alle volkeren
O Hij is een licht voor de wereld
Waarom kan Simeon nu in vrede sterven?
O Hij is een goed mens en al heel oud
O Hij heeft met zijn eigen ogen het Kind gezien dat de Redder van de wereld is.
O Hij bidt alle dagen in de tempel
Hoe reageren Maria en Jozef?
O Ze zijn heel trots en gaan het aan iedereen vertellen
O Ze luisteren vol verbazing naar alles wat er over hun kindje gezegd wordt.
O Ze wensen Jezus proficiat met wat over Hem gezegd wordt.
Een nieuwe tekst
Maak hiervoor gebruik van dit werkblad.
Nadat je de tekst van het evangelie hebt voorgelezen, knippen de kinderen de tekeningen uit en kleven ze die in de juiste volgorde.
Bij elke tekening beschrijven ze wat er gebeurt.
BELEVEN
Zelf licht zijn
Laat de kinderen nadenken over de vraag:
Op welke manier willen jullie net als Jezus proberen een ‘licht’ te zijn in de wereld.
Eventueel schrijven ze dit op een kaartje dat ze extra versieren en nadien met een kleurrijk lint aan een kaars vastmaken.
Ze verwoorden hun bevindingen aan elkaar.
VERDIEPEN
Stralende ster
(C. LETERME in Simon Plus, 2008, nr 4)
Materiaal
Knip evenveel langgerekte driehoeken uit geel tekenpapier als er kinderen zijn.
Elk jaar wordt rond 2 februari herdacht dat Simon Jezus het ‘Licht in de wereld’ noemde.
Maak met de kinderen een grote ster. Gebruik hiervoor de gele driehoeken. Eerst schrijven / tekenen de kinderen op hun driehoek op welke manier Jezus voor hen een 'Licht' is, of kan zijn. Nadien schik je die driehoeken op een blad zodat je er een grote ster van maakt, met net zoveel stralen als er kinderen in de groep zijn.
Jesaja en Simeon
Ik, God, heb je geroepen.
Ik maak je tot een licht voor alle mensen,
zodat blinden kunnen zien
en wie gevangen zit in het duister
bevrijd wordt.
(Naar Jesaja 42, 6-7)
Jesaja is een profeet, iemand die spreekt in naam van God.
Laat me nu in vrede sterven,
want ik heb met mijn eigen ogen gezien wie de mensen zal redden.
Hij zal een licht zijn voor iedereen.
(Naar Lucas 2, 29-32)
Simeon, een vroom man die in Jeruzalem woonde.
Zoek met de kinderen naar de woorden die zowel bij de profeet Jesaja als bij Simon voorkomen.
nl. Een licht voor alle mensen / iedereen.
Vraag naar het verschil tussen Jesaja en Simon.
(Jesaja zegt dat dit licht er zal komen;
Simon ziet in de kleine Jezus, het licht dat Jesaja voorspeld heeft: het licht is er! )
VERTELLEN
Van een vader en zijn drie zonen
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 37)
Lang geleden leefde in Ethiopië een vader met zijn drie zonen.
Omdat hij voelde dat hij niet lang meer zou leven,
wilde hij zijn bezit onder hen verdelen.
Maar hoe moest hij het huis, de stallen en de schuren verdelen?
Daarom besloot hij zijn hele bezit
aan slechts één zoon toe te vertrouwen.
Maar aan wie?
De vader zei tot zijn zonen: ‘Ik geef jullie elk een goudstuk.
Daarmee moet je iets kopen dat de hele kamer kan vullen.
Wie daarin slaagt, krijgt mijn hele bezit.’
De oudste dacht: ‘Ik ga naar de markt om stro te kopen.
Daarmee kan ik de hele vloer van de kamer bedekken.’
De tweede zoon dacht: ‘Ik koop veertjes.’
En de jongste? Die begon heel diep na te denken.
Toen stond hij op en haastte zich naar de markt …
De volgende dag kwamen de drie zonen met hun geschenk bij hun vader.
De oudste spreidde zijn stro over de vloer uit.
Maar hij kon er maar één hoek van de kamer mee bedekken.
De tweede zoon strooide met beide handen
zijn donsveertjes over de vloer uit.
Maar hij kon er de kamer niet mee vullen.
Toen kwam de jongste met een klein pakje.
‘Een kaars!’, lachten de broers.
Maar de jongste broer stak de kaars aan en de hele kamer was vol licht.
‘Vader’, zei de jongste, ‘moge dit licht van vrede hier altijd wonen.’
Toen stond de vader op en zei: ‘Vrede zij met jou, mijn zoon.
Het licht van deze kaars vult de hele kamer
en vervult me met vrede, blijheid en hoop.
Jou vertrouw ik mijn hele landgoed toe.
Beheer het wijs en rechtvaardig. Wees een licht voor je broers.
Moge de vrede in jullie hart wonen nu, morgen en altijd!’
Naar een verhaal uit Afrika
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 29 januari 2020, p. 1)
Dit vreemde verhaal uit Ethiopië
gaat uiteindelijk niet om de erfenis van een vader.
Het werd duidelijk verteld
om aan te tonen
hoe belangrijk licht kan zijn.
Voor kinderen is dit vaak heel letterlijk:
ze kunnen niet slapen zonder een nachtlichtje
of een deur die halfopen naar het licht staat:
het beste wapen tegen krokodillen
en rovers die zich graag onder hun bed verstoppen!
Het verhaal gaat duidelijk niet om dát licht.
Het gaat om het licht dat perspectief
en uitzicht biedt in het leven.
Jezus was zo’n licht
in het leven van de mensen.
Het evangelie noemt Hem het licht in de wereld:
zoals de zon in de natuur,
het lichtje in de kamer van de kinderen,
het licht in een donkere ruimte,
zo werd Hij door zijn volgelingen ervaren.
Zijn boodschap van vrede, liefde en rechtvaardigheid
beluisteren ze niet alleen,
maar dragen ze ook verder door
omdat die kwaliteit geeft aan het leven,
omdat die voor hen als licht in hun leven is.
BIDDEN
Gebed
(Kolet JANSSEN)
Lieve Jezus,
soms ben ik bang in het donker.
Dan ben ik blij met een lichtje.
Het geeft me een veilig gevoel.
Mensen kunnen ook lichtjes zijn voor elkaar:
als mijn vriend me verdedigt,
als papa me verrast,
als mijn zus iets liefs doet.
Ik kan ook een lichtpuntje zijn voor anderen:
als ik mijn oma opbel,
als ik mijn mama help,
als ik speel met mijn broertje.
Jezus, Jij bent het licht voor ons allemaal.
Je geeft ons altijd opnieuw een duwtje in de rug.
Je laat ons nooit in de steek.
Dank Je wel.
Overwegingen
Paul Kevers
Jezus de Messias
(P. KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2002, nr 4)
Over de geboorte en de jeugd van Jezus weten we maar heel weinig. Slechts twee van de vier evangelisten, Matteüs en Lucas, vertellen daar enkele verhalen over. Met die verhalen willen ze niet uitleggen hoe het allemaal precies gebeurd is. Dat wisten ze waarschijnlijk zelf niet. Het zijn geloofsverhalen, waarmee ze wilden uitdrukken wat ze zelf over Jezus geloofden. Bijvoorbeeld, dat Jezus de Messias was die al zo lang door het volk Israël werd verwacht. Messias betekent 'gezalfde'. Want een koning werd gezalfd, en het volk verwachtte een nieuwe koning die hen zou bevrijden.
Lucas vertelt zo'n verhaal over Jezus' kindertijd. Zoals alle vrome ouders brengen ook Jozef en Maria hun eerstgeboren zoontje op de veertigste dag na zijn geboorte naar de tempel, om het daar aan God op te dragen. Lucas vertelt dat het jonge gezin daar twee bijzondere mensen ontmoette. Simeon, 'een rechtvaardige en vrome man', dat wil zeggen iemand die de joodse wet onderhield. En Hanna, 'een profetes'. Je zou kunnen zeggen dat deze twee mensen 'de Wet en de Profeten' vertegenwoordigen, de belangrijkste boeken van het geloof van Israël. Zij begroeten het kind Jezus als de langverwachte Messias en daarom prijzen zij God. Lucas nodigt zijn lezers om dat ook te geloven: dat Jezus vanaf zijn geboorte de beloofde Messias is, de bevrijder die door God werd gestuurd.
Jos en Kristien
Licht van God
(Gebedsviering Beisem, 31 december 2023)
Jezus van Nazaret is voor ons als Licht, Licht als tegenpool van de duisternis. Al in het scheppingsverhaal stelde God het licht tegenover de duisternis. Niet de duisternis van de nacht, maar de duisternis van het kwaad, het egoïsme, de brutaliteit van oorlogen en uitbuiting, van het slechte in de mens. Als we vandaag via onze media beelden van de brutaliteiten van de ene groep mensen op andersgelovigen of andere rassen of nationaliteiten zien vragen we ons vaak af: is dit nu het leven, de wereld die God voor ons wil?
Daartegenover staan de woorden uit de Bijbel: ‘Ik wil dat er licht is.’ Er moet licht zijn in het duister waarin mensen leven, er moet hoop zijn, vertrouwen, geluk, er moet orde, goedheid, liefde zijn, redding moet er zijn … Allemaal woorden om aan te geven waaruit dat Licht zal bestaan.
Vandaag horen we van Lucas, dat Simeon, Hanna, Jozef en Maria, het kind Jezus zijn gaan zien als het Licht van God in onze wereld.
Ook de eerste christenen zagen dat Licht van God, waarop ze hoopten, volledig doorbreken in Jezus. Daarom zeiden ze: 'Hij is het Licht der wereld.'
Waar Hij kwam werd het lichter, daar begonnen mensen opnieuw te leven, mensen stonden op uit hun verlamming, verblinden kwamen tot zien, doden tot leven, verharding werd openheid, hebzucht werd solidariteit en samen delen. Allemaal verhalen over Jezus van Nazaret om te laten zien dat het duister verdween en het licht werd waar Hij verscheen.
En wat is de relevantie voor ons vandaag, bij het begin van de 21e eeuw? Als we naar onze samenleving kijken, is het wel duidelijk dat wij dat Licht van God net zo broodnodig hebben. Het is trouwens niet zo moeilijk te vinden. Het is immers uitgezaaid in ons hart om daar goede vruchten voort te brengen. Vruchten van menslievendheid. Zelf in het Licht leven en door dat Licht gelukkig zijn is maar de eerste stap. Het mag daar niet bij blijven. We moeten het ook uitdragen, zegt het evangelie. Het moet te zien, te ervaren zijn: daar waar we voor mekaar in de bres springen; waar we verdrietige mensen troosten; waar we delen met wie het minder goed heeft, waar we andermans fouten kunnen vergeven, zelfs als ze ons diep hebben gekwetst.
Het Licht van God licht overal op waar mensen nadrukkelijk goede dingen laten zien en daar andere mensen mee raken en verlichten. Vandaag vieren we dat Jezus licht kan brengen in het leven van mensen, in ons leven. We vieren dat Gods goede Geest zonder ophouden mensen zoekt en vindt die met hem willen meewerken om dat Licht uit te dragen.
Frans Mistiaen s.j.
Onze ogen hebben uw redding aanschouwd!
Jezus, nog heel klein, wordt voor de eerste keer binnengebracht
in de tempel, in het huis van Zijn Vader.
Hij zal dat later nog herhaalde keren doen, om er te bidden,
en ook een keer, later,
om die tempel te zuiveren van de geldwisselaars en de handelaars.
Jezus breekt niet af, maar Hij zuivert, loutert,
zoals het vuur doet met het goud in de smeltkroes.
Onze eigen tempeldienst, onze wekelijkse liturgie in deze kerk
moet telkens weer worden gezuiverd door het bezoek van de Heer.
Hij maakt van deze ruimte immers
wat zij op de eerste plaats moet zijn:
het huis van God... maar van de God-Vader,
d.w.z. een huis waar wordt gebeden....,
maar gebeden tot een hartelijke God.
Dat is wat hier tijdens onze eredienst in deze kerk
vooral moet gebeuren wanneer wij er samenkomen:
er Jezus weer eens echt laten binnenkomen, tot in ons hart,
en er met Hem dankbaar en vol vertrouwen
heel onze wereld biddend toevertrouwen
aan Zijn en onze Vader, die ons zo graag ziet.
Toen Jezus voor het eerst in de tempel binnenkwam,
werd Hij er opgewacht door het Oude Testament:
Simeon en Hannah, oude mensen, door het leven getekend,
die maar bleven vasten, bidden en hopen.
Wat is de eerste vraag, die oudere mensen stellen
aan jonge ouders met een pasgeboren kindje?
“En hoe heet het?”
Maria en Jozef zullen dankbaar en fier hebben geantwoord:
“Jeshouah”, en dat betekent: “God redt ons!”
En toen erkenden Simeon en Hannah dat Kind
als de door God gezonden Redder van alle volkeren.
Blijkbaar zien mensen die vasten, bidden en hopen, meer dan anderen.
Zij zien, doorheen het eenvoudig voorkomen
en de uiterlijk arme verschijningsvorm,
de diepere, echte persoonlijkheid van iemand,
zelfs van een klein Kind.
Hoe belangrijk is het niet dat oudere mensen
met verwachting kijken naar een kind.
Vandaag kijken wij met de ogen die meer zien,
met de ogen van de herders bij de kribbe
of van de Wijzen uit het Oosten;
wij kijken zoals Simeon en Hannah in de tempel
of zoals alle grootouders in onze families:
wij kijken met gelovige ogen en met een bewonderende blik
naar de kinderen in ons midden.
Wij zien in hen de toekomst en de schoonmenselijkheid groeien.
Het is zo belangrijk dat grootouders bewonderend kijken
naar hun kleinkinderen.
Hun gebed voor hen is zo deugddoend en efficiënt.
De reddende Jezus is het Licht voor alle volkeren.
Op Lichtmis zetten alle gelovigen, groot en klein, zich in beweging,
om met een kaarsje in de hand een grote lichtprocessie te vormen.
Het volk van God, op weg naar het huis van de Vader,
wordt daarbij verlicht door een veilige Gids,
door Jezus, de Paaskaars, het grote Licht voor alle volkeren.
Hij wakkert het kleine vlammetje van de hoop aan,
dat brandt in het hart van ieder van ons.
Soms wordt deemstert dat weg
door onze grootdoenerij of onze hardheid,
door onze kleine ruzies of grote oorlogen,
door onze zelfgenoegzaamheid of onze gemakzucht.
Maar dit Licht nodigt ons uit tot bescheidenheid, tot tederheid,
tot aanhankelijkheid, tot vrede en tot gave van onszelf
Dit Licht van Jezus straalt vandaag weer over groot en klein.
Toch hangt over alles een sfeer van tegenkanting en lijden.
Gods licht dat schijnt is geen glitter of klatergoud.
Het is een licht dat geboren wordt uit duisternis en pijn.
“Een zwaard van droefheid zal uw ziel doorboren”
wordt tot Maria gezegd.
Gods leven wordt geboren
doorheen zelfgave, opoffering, kruis en lijden.
Een bestaat geen echte liefde zonder louterende dienstbaarheid.
Dat weten ouders van opgroeiende kinderen maar al te goed.
Wij halen vandaag de Heer Jezus weer in onze tempel binnen.
Wij kijken met gelovige ogen
en erkennen de diepste verwachtingen in de kinderen onder ons.
Wij laten het licht dat vandaag straalt
niet wegdeemsteren in ons hart,
maar willen alles gloed geven door onze dankbare zelfgave.
En moge het kinderlijke in ons groeien en toenemen in krachten,
zodat wij stilaan meer en meer vervuld worden
van Gods wijsheid en genade.
Een gezin waar 'Dank u' en 'alstublieft' wordt gezegd
De heilige Familie is een gezin waar vreugde en zorgen samen gaan.
Is dat eigenlijk niet zo in elke familie?
Als Gods Liefde komt wonen onder de mensen
dan is het blijkbaar een liefde
die, vanaf het begin, getekend is door pijn en onmacht.
Maar juist daarin blijkt de echte liefde te kunnen openbloeien,
nl. de dankbare en zichzelf-gevende liefde,
die mensen diep gelukkig maakt.
In een gezin staat het kind centraal.
Een kind ontvangen vraagt grote edelmoedigheid en veel toewijding.
Het is een engagement
waarvan men de inhoud op voorhand niet volledig kent,
waarvan men de toekomst niet helemaal zelf kan bepalen.
Men neemt immers geen knuffeldier op,
maar een persoonlijkheid die, met de beste zorgen,
al heel vlug zijn eigen weg zal gaan.
Men kiest hier dus voor een liefde die vanaf het begin getekend is
door pijn en onmacht, die echter voortdurend overwonnen worden
door de dagelijks zorg voor de andere;
echte liefde dus.
Bij de geboorte van een kind maken jonge ouders
een intense vreugde mee, eigenlijk een religieuze ervaring.
Zij voelen aan dat zij hun kind niet zozeer verwekken of maken,
maar veeleer krijgen en ontvangen,
Zij zijn dankbaar. Ook wel heel fier, maar vooral dankbaar!
Hier merken wij dat een kind, hoe onooglijk klein het nog is,
zijn ouders eigenlijk beweegt tot iets zeer fundamenteels:
nl. "dank u" te zeggen,
“dank u” tegen elkaar en tegen de Heer van het leven.
Weer dankbaar kunnen zijn voor het ontvangen leven,
dat bezorgt die jonge ouders zo'n diepe vreugde.
Welnu dit is juist de basiservaring van het geloof:
"dank u" zeggen voor het leven dat men krijgt;
het eigen bestaan niet beschouwen als een menselijke prestatie
waarover men zelf mag beschikken,
maar als een ontvangen geschenk,
waarvoor men dankbaar blijft, zijn leven lang.
Ook te midden van moeilijkheden en tegenkantingen,
toch déze grondhouding blijven bewaren: dankbaarheid voor het leven.
Dat leert het kind aan zijn ouders wanneer het geboren wordt.
En later gaan gelovige ouders
dát vooral weer aan hun kinderen verder leren:
telkens als zij iets krijgen, niet vergeten "dank u" te zeggen.
Spontaan gaan zij het niet doen. Het moet hen geleerd worden
Maar dat kleine "dank u" is van zo’n groot belang.
Het is het teken van het grote "dank u" tot de Heer van het leven
in het hart van een gelovig gezin.
Maar er gebeurt nog iets.
Eenmaal geboren gaat het kind bij diegenen die rond zijn wiegje staan
merkwaardige krachten losmaken.
Ouders worden ertoe gebracht,
met ontzaglijke opoffering van eigen ontspanning en rust
voor het kind te zorgen, dag en nacht. Wat een toewijding!
Hier leert het kind dus de ouders nog iets: nl. zichzelf vergeten;
geven zonder te berekenen, delen zonder terug te vragen;
het beste van zichzelf geven, gratis, gul en graag.
Natuurlijk deden zij dat vroeger reeds, tegenover elkaar.
Maar nu gaan zij het doen
voor iemand wiens karakter zij niet kennen,
voor iemand die zij niet kozen op basis van wederzijdse sympathie.
De liefde van de ouders wordt dus verdiept
door hun opofferende zorg voor die lieve, onbekende derde.
Hun liefde wordt tastbaar zichzelf vergetende gave.
Dan gaan jonge ouders aan de lijve ervaren
dat "geven, gratis en graag" zo diep gelukkig maakt.
En later gaan gelovige ouders ook dát aan hun kinderen verder leren:
niet vergeten ook te geven.
Telkens als zij iets krijgen,
moet er niet alleen “dank u” worden gezegd,
maar er moet ook dikwijls “alstublieft” worden gezegd.
Er moet namelijk ook gedeeld worden,
met broertjes en zusjes
en ook soms met de verre kinderen die minder kansen kregen.
Ook dat moet hen geleerd worden, voorgeleefd, getoond.
Dat kleine "alstublieft"
is het teken van de grote mededeelzaamheid
in het hart van een christelijk gezin.
Wat is het verschil tussen een ongelovige
en een christelijke familie?
Voor mij is het antwoord duidelijk.
Het ligt hem in dat "danken" en dat "geven".
Een christelijk gezin is een gezin
waar de pijn en de onmacht, die er onvermijdelijk zijn,
dagelijks overstemd worden door de diepe vreugde
van dat voortdurend herhaalde "dank u" en "alstublieft".
Marc Gallant, trappist (Orval)
De Heer zoeken
Simeon en Hanna zaten in het duister: jarenlang verwachtten ze de Messias en gebeurde er niets. Maar toch bleven ze naar de tempel gaan. Ze kenden het woord van de profeet Maleachi (Maleachi 3, 1): ‘Plots zal Hij zijn tempel binnengaan, de Heer die gij zoekt’. Dit woord wordt onverwacht gerealiseerd: een baby van veertig dagen wordt in de armen van zijn moeder de tempel binnengebracht.
Laten we ons eens buigen over dat kind en over wat Het betekent. Als de ‘Zoon van God’, bekleed met ‘onze natuur van vlees en bloed’ (Hebreeën 2, 14), voor het eerst het huis van zijn Vader binnenkomt, is het om volgens de Joodse wet, van God afgekocht te worden voor de prijs van twee tortelduiven. Wettelijk vrijgekocht, volledig vrij van zijn Vader, kan Hij in onze menselijke conditie op vrije en gratuite wijze zijn Vader ontmoeten. Daarom noemen Oosterse Kerken de opdracht in de tempel, het ‘Feest van de Ontmoeting’.
De Zoon van God, die in zich de mensheid draagt, wordt in naam van heel de mensheid door zijn moeder naar de tempel gedragen. Hij die als zoon van God totaal aan zijn Vader behoort, wordt als mens opgedragen aan God. In de tempel, de plaats waar God zijn volk ontmoet, ontmoet de Zoon voor het eerst, in zijn menszijn, zijn Vader.
Totaal nieuwe ontmoeting tussen de Vader en de Zoon, tussen de Vader en het Woord. Het Woord dat nog niet spreken kan en dat nog leren moet Zoon van God te zijn in onze menselijke natuur, moet nog moeten leren ‘Vader’ te zeggen en in gemeenschap met de Vader te leven doorheen de werkelijkheid en het groeiproces van de menselijke conditie.
In zijn godheid is hij in volheid de welbeminde Zoon. In zijn mensheid is Hij ‘Zoon in wording’. Nu hij naar de tempel gedragen wordt is hij mens in wording. Zijn ontmoeting met de Vader moet heel het traject van de menselijke ontwikkeling doorlopen van zijn geboorte tot zijn dood.
Een heel nieuwe ontmoeting tussen Vader en Zoon, maar tegelijk nieuwe ontmoeting tussen God en zijn volk. De onzichtbare God, verborgen in de wolk van onkenbaarheid, leent zich in zijn Zoon tot een zichtbare menselijke ontmoeting. En zo ontmoet Jezus-Messias zijn volk in Simeon en Hanna. In elke echte ontmoeting worden we door de andere persoon ontwapend en in vraag gesteld, juist omdat hij ons voorkomt als ontwapend en kwetsbaar. Wij worden er, mede door zijn zwakheid en door zijn uiterste behoeftigheid, voorgoed ontroerd. Ontroering die ons uit onszelf trekt, bereid de andere te ontmoeten.
Zowel Simeon als Anna droegen het lange verwachten doorheen heel het Oude Verbond van het volk Israël in zich. Ze konden zien naar de toekomst, verwachtend tegen alle verwachting in. Bevrijd van het verleden konden ze de Messias herkennen die ons uit de toekomst tegemoet komt.
Het is tegen alle verwachting in dat de Heilige Geest de lang verwachte Messias aan Simeon kenbaar maakt in de kwetsbaarheid van een baby. Het onvermogen zelf van dat kind Jezus vergemakkelijkte voor hem de ontmoeting met een Messias die zich niet voordeed, zoals verwacht, met het prestige van de gedroomde nationale aanvoerder. Simeon erkent een Messias die toekomst is, een kind, dat hij in zijn armen neemt en waar hij zich verantwoordelijk voor voelt. Die ontmoeting met de Messias komt als bevrijdend voor. Zijn zwakheid bevrijdt ons van onze zwakheid.