Loading...
 

Johannes 12, 1-11

2 Parfum

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Johannes 12, 1-11: Zalving te Betanië 

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1698)

Zes dagen voor het Paasfeest ging Jezus naar Betanië. Daar woonde Lazarus, die door Jezus weer levend gemaakt was. In Betanië werd een maaltijd gehouden ter ere van Jezus. Jezus at samen met Lazarus en een aantal andere mensen. Marta zorgde voor het eten.
Maria pakte een flesje met heel dure olie. De olie had een lekkere geur. Ze goot de olie over de voeten van Jezus. En met haar haren droogde ze zijn voeten weer af. Overal in het huis was de geur van de olie te ruiken.

Judas Iskariot, de leerling die Jezus zou gaan uitleveren, was er ook bij. Hij zei: ‘Die olie had voor een enorm bedrag verkocht kunnen worden! Waarom is dat niet gebeurd? Dan hadden we het geld aan de armen kunnen geven.’ Dat zei Judas niet omdat hij graag arme mensen hielp, maar omdat hij een dief was. Hij droeg het geldkistje van de groep, en pakte daar soms geld uit voor zichzelf.
Jezus zei tegen Judas: ‘Laat Maria met rust. Zij moest dit doen. Daarmee heeft ze laten zien wat er gaat gebeuren bij mijn begrafenis. Jullie zullen altijd arme mensen om je heen hebben, maar ik zal er niet altijd zijn.’

Toen bekend werd dat Jezus in Betanië was, kwamen er veel Joden naar hem toe. Ze kwamen niet alleen voor Jezus. Ze wilden ook Lazarus zien, die door Jezus weer levend gemaakt was.
Toen besloten de priesters dat ook Lazarus gedood moest worden. Want veel Joden kwamen vanwege Lazarus naar Jezus toe, en gingen in hem geloven.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Zes dagen voor Pasen ging Jezus naar Betanië.
Daar woonde Lazarus, die Hij uit de dood had opgewekt.
Men gaf daar een maaltijd ter ere van Jezus.
Maria bediende en Lazarus was een van hen die met Hem aanlagen.
Maria nu nam een pond nardusolie, echte en heel kostbare,
zalfde daarmee de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar.
Het huis hing vol van de geur ervan.
Judas Iskariot, een van zijn leerlingen, die Hem zou overleveren, zei:
‘Waarom werd die olie niet verkocht voor driehonderd denaries
om het geld aan de armen te geven?’
Hij zei dat niet omdat hij bezorgd was voor armen,
maar omdat hij een dief was
en uit de beurs die hij bewaarde, wegnam wat erin kwam.
Maar Jezus zei: ‘Laat haar.
Ze doet dit in het licht van mijn begrafenis.
Want de armen zullen er altijd bij jullie zijn, maar Ik niet.’
Intussen waren heel veel Joden te weten gekomen
dat Jezus daar was.
Ze gingen er naartoe, niet alleen omwille van Jezus,
maar ook om Lazarus te zien die Hij uit de dood had opgewekt.
De hogepriesters besloten toen ook om Lazarus te doden,
want hij was er de oorzaak van dat veel Joden bij Jezus kwamen
en in Hem gingen geloven.



Stilstaan bij …

Betanië
(= huis van droefheid, van ellende)
Deze laats lag op 3km van Jeruzalem op de oostelijke helling van de Olijfberg. Blijkbaar was Jezus overdag in Jeruzalem en ging Hij naar Betanië om er te overnachten.

Lazarus
(= hij die door God geholpen wordt)
Lazarus was een broer van Marta en Maria en een vriend van Jezus. Ze woonden in Betanië.

Aanliggen
Bij vermogende mensen lag men aan een lange tafel op een rustbed, zoals dat bij Grieken en Romeinen de gewoonte was.
In een huis waar een gastmaal werd gegeven, mocht, volgens Oosterse gewoonte, iedereen vrij binnenkomen.

Nardusolie
Deze sterk geurende olie / zalf werd geperst uit de wortels en stelen van de nardusplant (een plant die groeit in het Himalaya-gebergte). Die olie werd in Israël ingevoerd in kostbare vaasjes met een lange smalle hals van albast die verzegeld waren om de geur te bewaren. Nardusolie werd verwerkt in dure parfums die gebruikt werd bij het balsemen van overledenen en bij het zalven van een koning.

Zalven
Dit is een mogelijke blijk van gastvrijheid. Het was ook gebruikelijk om de voeten van een gast te wassen: ze waren vuil van het stof van de wegen.

Judas Iskariot
Twee vrienden van Jezus heetten Judas: Judas, die ook Taddeüs genoemd werd, en Judas Iskariot (= iemand uit Keriot / Kariot, een stad in Judea).
Wellicht wilde Judas Iskariot Jezus overleveren aan de hogepriesters, omdat hij teleurgesteld was in Jezus. Want Jezus riep niet op tot een strijd tegen de Romeinen, zoals de meeste joden dat van de Messias verwachtten.

Denarie / tienling
Deze zilveren munt (ongeveer 2, 4 gram) werd tijdens de Romeinse overheersing in Palestina ingevoerd. Op dit Romeinse geldstuk stond een afbeelding van de keizer.
De waarde ervan was toen het dagloon van een arbeider.
Met deze Romeinse munt moesten de joden belastingen betalen aan de Romeinse bezetter.





Bij de tekst

Situering in het leven van Jezus

Dit gebeuren vond plaats kort voor de arrestatie van Jezus in Jeruzalem
De aanwezigheid van Lazarus herinnert er aan dat Jezus heer is over leven en dood.
Dat Jezus gezalfd wordt loopt vooruit op zijn begrafenis en verwijst ook naar de zalving van de Messias (= Gezalfde).



Zalven

Toen Jezus leefde gebruikte men geurige olie bij het verzorgen van een lichaam bij de begrafenis.
In het Oude Testament was het uitgieten van olie over iemands hoofd een manier om te laten zien dat iemand bij God hoort. Zo werd in het Oude Testament iemand tot priester, koning of profeet gezalfd.





Bijbel en kunst

P.P. RUBENS & A. VAN DYCK

Zalving te Betanië (1618)

Rubens Van Dijck Zalving Te Betanië

Olie op doek - Hermitage Museum, St. Petersburg


Werk van Peter Paul Rubens (1577-1640) en Antoon Van Dyck (1599-1641).

Let op de driehoek in de compositie van het werk:
Helemaal links aan de tafel zit Judas. Hij praat met Jezus. De evangelist Johannes schrijft dat hij aan Jezus vroeg of het geld voor de nardusolie, een heel duur parfum, niet beter was gebruikt om aan de armen te geven.
Helemaal rechts van de tafel zit Jezus, met aan zijn rechterzijde Lazarus, in het wit gekleed. Een verwijzing naar de windsels of naar zijn verrijzenis.
In het midden onderaan zalft Maria de rechtervoet van Jezus. Dit zalven kan verwijzen naar de titel ‘Messias / Christus’, die Jezus kreeg, en betekent: ‘Gezalfde’.