Matteüs 16, 13-23

2 C.LetermeIsraël(2012)DSC08067

Foto © Chantal Leterme (Israël - 2012)


…page…

Matteüs 16, 13-23: Onderweg naar Jeruzalem

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1550)

Jezus en de leerlingen kwamen in de omgeving van Caesarea Filippi. Jezus vroeg aan de leerlingen: ‘Wat zeggen de mensen over mij, de Mensenzoon?’ De leerlingen antwoordden: ‘Sommige mensen zeggen dat u Johannes de Doper bent. Anderen zeggen dat u Elia bent. Weer anderen zeggen dat u Jeremia bent, of een andere profeet van vroeger.’
Toen zei Jezus: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Simon Petrus antwoordde: ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God.’
Jezus zei tegen hem: ‘Dat heb je niet gehoord van een mens, maar van mijn Vader in de hemel. Daarom ben je een gelukkig mens, Simon, zoon van Jona! En ik zeg je: Jij bent Petrus, de rots. Op die rots zal ik mijn kerk bouwen. Mijn kerk zal er zijn zolang deze wereld bestaat. Aan jou geef ik de sleutels van de poort naar de nieuwe wereld. Want de besluiten die jij hier op aarde neemt, zullen ook geldig zijn in de hemel.’
Daarna zei Jezus tegen de leerlingen: ‘Vertel aan niemand dat ik de messias ben!’

Vanaf dat moment begon Jezus zijn leerlingen te vertellen wat er met hem moest gebeuren. Hij zei: ‘Ik moet naar Jeruzalem gaan. Daar zal ik veel moeten lijden. De leiders van het volk, de priesters en de wetsleraren zullen mij doden. Maar drie dagen later zal ik opstaan uit de dood.’
Toen nam Petrus Jezus mee, weg van de andere leerlingen. Hij zei tegen Jezus: ‘Nee, dat mag niet gebeuren! God zal u beschermen, Heer.’ Maar Jezus draaide zich om en zei tegen Petrus: ‘Achteruit jij, Satan! Houd me niet tegen. Jij denkt aan wat mensen willen, maar niet aan wat God wil.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus was,
vroeg Hij aan zijn leerlingen: ‘Wie ben Ik volgens de mensen?’
Zij antwoordden:
‘Sommigen zeggen dat Je Johannes de Doper bent,
anderen zeggen Elia,
nog anderen Jeremia of een van de profeten.’
‘Maar jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ vroeg Jezus toen.
Simon Petrus zei:
‘Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.’
Jezus zei: ‘Je bent een gelukkig mens Simon, zoon van Jona,
want dit heb je niet gehoord van een mens,
maar van mijn Vader in de hemel.
Van jou zeg Ik: Jij bent Petrus, een rots!
Op die rots zal Ik mijn Kerk bouwen.
De hel zal er geen greep op hebben.
Ik geef je de sleutels van het rijk der hemelen.
Wat jij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn
en wat jij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.’
Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen:
‘Jullie mogen absoluut tegen niemand zeggen dat Ik de Christus ben.

Daarna zei Hij: ‘Ik moet naar Jeruzalem gaan.
Daar zal Ik veel moeten lijden van de oudsten,
de hogepriesters en de Schriftgeleerden.
Maar de derde dag na mijn dood zal Ik verrijzen.’
Toen nam Petrus Jezus apart en zei:
‘Jezus, dat mag nooit met Jou gebeuren.’
Maar Jezus zei: ‘Weg, Satan, je bent een struikelsteen voor Me.
Want je gedachten zijn niet die van God, maar van de mensen.’



Stilstaan bij ...

Caesarea Filippi
(Panias / Panion / Banyas)
Caesarea Filippi lag aan de zuidelijke voet van de berg Hermon (berg), dichtbij de bronnen van de Jordaan.
'Caesarea' verwijst naar keizer Augustus; 'Fillippi' verwijst naar Filippus, de broer van koning Herodes Antipas (= zoon van koning Herodes de Grote, die opdracht gaf voor de kindermoord in Betlehem).

Mensenzoon
Dit woord komt 69 keer voor in het evangelie (telkens in de mond van Jezus) en slechts één keer in de Handelingen van de apostelen. Dit aparte woord gebruikte Jezus om over zichzelf te spreken. Op zich betekent het mens. Maar het boek Daniël spreekt over de mensenzoon als over een koning die zorgt voor vrede en die de mensen komt oordelen. Dit woord wordt ook gebruikt voor de Messias.

Johannes
(Hebreeuws = ‘God is genadig’) de Doper
Zoon van de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabet. Johannes was een prediker die leerlingen om zich heen verzamelde en mensen doopte die zijn volgeling werden. Omdat hij kritiek had op de levenswijze van koning Herodes, werd hij gevangen genomen en gedood.

Elia
(Hebreeuws = Mijn God is JHWH)
Elia was één van de belangrijkste profeten in het Oude Testament. Hij leefde in de 8ste eeuw voor Christus, een tijd waarin Israël afgoden vereerde. Hij trad op als de profeet die de verering van JHWH terug centraal stelde, geheel in de lijn van de betekenis van zijn naam.

Petrus
(Grieks = petra = rots // pierre (Frans))
Petrus was een broer van Andreas. Beide waren ze vissers uit Betsaïda. Ze waren de eerste leerlingen van Jezus. Petrus werd later de belangrijkste in de groep van de apostelen. Rond het jaar 67 stierf hij de marteldood onder keizer Nero. Hij werd begraven buiten de stadsmuren van Rome, op de plaats waar nu de Sint-Pietersbasiliek staat.

Christus
(Hebreeuws = Messias. Christus en Messias zijn in het Nederlands: ‘gezalfde’)
Vroeger werden de koningen van Israël gezalfd. Zo toonde men dat ze hun zending van God kregen.
Tijdens de Babylonische ballingschap keek het joodse volk uit naar een Messias, iemand die vrede zou brengen.
Christenen geloven dat Jezus door God werd gezonden om de mensen te redden en het rijk van God op aarde te vestigen.
Later gebruikte men de titel ‘Christus’ alsof het de familienaam was van Jezus.
Wie het woord ‘Messias’ gebruikt, plaatst Jezus duidelijker binnen de joodse verwachting van de Messias.

Simon Bar Jona
(Bar betekent zoon)
Simon blijkt volgens zijn naam de zoon van een zekere Jona te zijn.
Het zou ook kunnen dat Jezus verwijst naar de profeet Jona, die op de vlucht sloeg naar een uithoek van de wereld om te kunnen ontsnappen aan opdracht die God aan hem gaf. Petrus was een apostel die het moeilijk had met het lijden dat Jezus te wachten stond.

Mens / Vlees en bloed
Joodse uitdrukking om te zeggen: de mens, het menselijke.

Hel / Poorten van het dodenrijk
Beeldende taal voor ‘dood’.

Niemand zeggen /Verbieden
Jezus verbood zijn leerlingen om over Hem te spreken als een Messias. Zo wilde Hij vermijden dat de mensen van Hem zouden verwachten dat Hij een politieke Messias zou zijn, die hen zou verlossen van de Romeinen.

Sleutels
Een sleutel is een symbool van macht: een sleuteldrager heeft toegang tot plaatsen waar anderen niet kunnen komen.
Maar een sleutel dient op de eerste plaats om iets wat op slot is, open te maken, te 'ont-sluiten'. Zo krijgt Petrus met de sleutels de opdracht om het Rijk van God zichtbaar te maken, te 'ont-sluiten'.

Binden
‘Binden’, wil ruim gezien zeggen: mensen bijeen brengen over alle verschillen heen, die ze van elkaar scheiden of tegen elkaar opzetten. Mensen verzamelen en in beweging brengen rond een gemeenschappelijk ideaal, in dit geval rond Jezus.

Ontbinden
Ontbinden is mensen losmaken bevrijden uit al wat hen bezwaart: een verleden dat hen achtervolgt, teleurstellingen die hen verlammen, een isolement waarin ze gevangen zitten, vooroordelen die hun kijk op medemensen vervalsen. Ontbinden heeft ook te maken met vergiffenis schenken en bekering mogelijk maken.

Jeruzalem
Religieus en politiek centrum van Palestina, waar de tempelautoriteiten en Schriftgeleerden woonden. De stad zoals Jezus die kende, werd in 70 na Christus door de Romeinse keizer Titus veroverd en verwoest. De tempel ging toen in de vlammen op en werd nooit meer heropgebouwd. Jeruzalem is nu zowel voor joden als voor christenen en moslims een belangrijke stad.
Voor de evangelisten was Jeruzalem het beeld van het afwijzen van Jezus.

Oudsten
De oudsten waren de hoofden van de belangrijkste families bij de joden. Ze hadden een leidinggevende positie in Israël en zetelden in het Sanhedrin, het joodse gerechtshof.

Hogepriesters
Een hogepriester stond aan het hoofd van de priesters en de levieten, de tempeldienaren. Hij was ook de voorzitter van het Sanhedrin, de Grote Raad, het hoogste Joods gerechtshof dat besliste over wereldlijke en geestelijke zaken.
Van 18-36 na Christus was Kajafas hogepriester in Jeruzalem. Hij was de schoonzoon van Annas, die hogepriester was van 5-15 na Christus. Annas was een hogepriester met veel invloed en gezag, ook na zijn ambtstermijn. Dit is wellicht de reden waarom in het evangelie sprake is van hogepriesters.

Schriftgeleerden
Toen Jezus leefde, waren ze vooraanstaande leraars en geestelijke leiders van het volk. Het waren geleerden die de joodse heilige geschriften kenden en bestudeerden. Zij stonden hoog in aanzien.

Derde dag
In de Bijbel doet het getal drie aan God denken. De eerste dag en de tweede dag … dat is de tijd van de mens. Dat is niet letterlijk een dag, dat kan een hele periode zijn. De derde dag is de dag van God, de tijd waarop God zich aan de mens laat kennen. Het moment dat de mens voelt en weet: God laat me niet in de steek.
Dat Jezus zal opgewekt worden / zal verrijzen, wil zeggen dat Hij verder blijft leven na de dood. Het getal drie drukt zijn verbondenheid met God uit.

Satan
(Hebreeuws = tegenstander, aanklager, vijand)

Aanstoot / struikelsteen
(Grieks: skandalon)
Het Griekse skandalon is eigenlijk het haakje in de muizenval, waaraan het lokaas bevestigd wordt. Zo is dat het beeld van een verlokkend gevaar en tegelijk van een struikelblok: men valt erover en komt erdoor ten val.





Bij de tekst

Merk op

Jezus gebruikte zelf het woord Gezalfde / Messias / Christus niet. Het was een woord dat gemakkelijk begrepen kon worden als ‘politiek leider’, iets wat Jezus niet wilde zijn. Jezus sprak over zichzelf wel als ‘de Mensenzoon’.



De gezalfde, de Zoon van de levende God

(H. SERVOTTE, Wegen naar het woord - interpretaties van evangelieteksten, uitgeverij Averbode, 1991, p. 116)

"Het woord 'gezalfde' suggereert dat Jezus niet in eigen naam optreedt, maar dat Hij een zending vervult van Godswege - een zending bovendien die al lang was aangekondigd, in hedendaagse termen: de bevrijder namens God; dat Hij de zoon wordt genoemd, is natuurlijk geen technisch theologische definitie; het wijst zowel op het onderscheid tussen Jezus en God (Hij is niet God, wel zoals men later zal zeggen de Godszoon) als op de intieme band die bestaat tussen Hem en God. Wanneer je die intieme band exclusief voor Jezus voorbehoudt, ga je Hem zoon van God noemen in een exclusieve zin."





Vragen van kinderen

Waarom wordt Petrus meestal afgebeeld met sleutels in zijn hand? - Joren, 11 jaar
(C. LETERME in Samuel n2006, nr 9, p. 2)

Op een dag vroeg Jezus aan zijn leerlingen: 'En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?'
Simon antwoordde: 'Jij bent de Messias, de zoon van de levende God.
Toen zei Jezus: 'Jij bent Petrus, en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen.'
Omwille van het sterke geloof van Petrus, heeft Jezus aan hem zijn kerk toevertrouwd.
Jezus zei ook: 'Ik zal je de sleutels van het koninkrijk geven.'
Met sleutels kan men deuren sluiten, maar ook openen. De 'sleutels' die Petrus kreeg, moeten dienen om het Rijk van God toegankelijk te maken voor de mensen. Een grote verantwoordelijkheid voor Petrus en al zijn opvolgers, die paus genoemd worden.
Om dat niet te vergeten staan op de wapenschilden van de paus en van het Vaticaan dezelfde sleutels die je kunt zien bij de beelden van Petrus.





Suggesties

Kleine kinderen

SPREKEN MET BEELDEN

'Op een rots kun je rekenen'


"Twee mannen zoeken een plek om een huis te bouwen.

De ene man klimt op een grote rots. ‘Dit is een prima plek’, denkt hij.
Hij begint te bouwen. Hij bouwt en sjouwt de hele dag.
Eindelijk is het huis klaar.
‘Precies op tijd,‘ zegt hij, ‘ik geloof dat het gaat regenen.’
Het begint te regenen. Het dondert en bliksemt.
Het water klotst tegen de rots. Maar de rots staat stevig.

Een andere man wil ook een huis bouwen.
‘Deze plek is goed’ zegt hij. Hij bouwt zijn huis op zand.
Als hij klaar is met zijn huis, gaat hij naar binnen en doet de deur dicht.
Maar dan begint het te regenen. Het dondert en het bliksemt.
Het water stroomt zijn huis binnen. Zijn voeten worden nat.
Het zand onder zijn huis spoelt weg. Zijn hele huis valt in elkaar!"



Wie van de volgende kinderen is als een rots en wie is er als zand?

O Nathalie bereidt zich voor op haar eerste communie.
Ze kijkt de hele avond TV.
Gisteren had ze haar jongere broertje beloofd om met hem te spelen.

O Janne hoort over Jezus vertellen.
Wanneer Kobe van de andere klas op de grond valt,
is ze de eerste om hem terug recht te helpen.

O Michael zit in de derde klas.
Hij krijgt goede punten voor ‘godsdienst’.
Als hij thuis is speelt hij altijd in zijn eentje videospelletjes.

O Boris heeft het moeilijk om verhalen over Jezus na te vertellen.
Als hij thuis komt helpt hij zijn moeder bij het klaarmaken van het eten.

O Sofie heeft al driemaal haar kinderbijbel uitgelezen.
Als ze hoort dat iemand van de klas ziek is,
telefoneert ze nog diezelfde dag om te vragen hoe het gaat.

O Thomas hoorde het verhaal over een vader die zijn zoon vergeeft.
Maar Thomas kan de vriend die van hem kwaad heeft gesproken, niet vergeven,
zelfs al heeft die gezegd dat het hem spijt.





EXTRA

Klik hier voor meer suggesties.





Grote kinderen

EVEN TESTEN

Jezus en Petrus

Jezus En Petrus

Schrijf in een tekstballon bij deze illustratie:
- Wat Petrus zegt ...
- Wat Jezus zegt ...


of:
vertel in eigen woorden waarom Jezus de arm van Petrus wegduwt.





ONDERZOEKEN

Namen geven

(Naar: C. LETERME in Samuel plus, Uitgeverij Averbode, 2006 nr. 9)

Sta stil bij de reden waarom mensen een bepaalde naam geven aan hun kinderen:
- een mooi klinkende naam
- een naam van iemand waar ze bewondering en/of waardering voor hebben
- een naam die een betekenis heeft.
Vertel dat mensen vroeger heel veel belang hechtten aan de betekenis van een naam. In de betekenis van zo'n naam lag meteen het levensprogramma van het kind dat die naam droeg.
(Illustreer eventueel met namen van kinderen in de groep of van familieleden)


In sommige situaties veranderen mensen hun naam
- zangers zoeken een pseudoniem (illustreer) - sommige schrijvers doen dat ook
- paters en zusters kregen een andere naam bij het uitspreken van hun geloften
(bijvoorbeeld Jozef De Veuster werd Pater Damiaan)
- een kardinaal die paus wordt, krijgt een nieuwe naam
(bv. Jorge Mario Bergoglio werd paus Franciscus)
- in sommige jeugdbewegingen krijgen de leden een nieuwe naam met eventueel een typische eigenschap erbij. (illustreer met de eigen 'totem' of die van familieleden, vrienden, ev. van kinderen in de groep)

De kinderen zoeken in groepen van vier naar een geschikte nieuwe naam voor ieder in het groepje.
Beperking: de woorden mogen alleen verwijzen naar elementen / wezens in de natuur.

Vertel dat Simon van Jezus een nieuwe naam krijgt: Petrus. Die naam betekent: 'rots' of 'kei'.
Laat de kinderen zelf even nadenken waarom men iemand 'steen' of 'rots' of 'kei' zou kunnen noemen.





SPREKEN MET BEELDEN

De sleutels van het rijk van God

(Geïnspireerd door: J. BRUGMAN, Prettige zondag, Kinderwoorddiensten voor het jaar A, Gooi en sticht Baarn,1995)

Materiaal
Kopieër de tekening van deze sleutel:
Tekening Sleutel



Verloop
Bespreek met de kinderen wat men allemaal kan doen met een sleutel.
Op slot doen, maar ook openmaken.
Iets wat je niet kunt zien, kun je met een sleutel zichtbaar maken.
Zo is het ook met het rijk van God. Dat is verborgen, maar Petrus krijgt er de sleutels van. Hij moet ervoor zorgen dat dit rijk van God zichtbaar wordt.
De kinderen krijgen per twee /drie/vier een 'sleutel'.
Rond de tekening van de sleutel schrijven of tekenen ze hoe zij het rijk van God zichtbaar kunnen maken.





VERDIEPEN

Vloergesprek

Materiaal
flap / groot papier met daarop de vraag: Wie is Jezus voor jou?


Verloop
Leg de flap met de vraag op de grond. Laat de kinderen een paar minuten nadenken over hun antwoord op die vraag. Daarna noteren ze in stilte hun antwoord op de flap. Nadien mogen ze hun antwoord toelichten.

Lees dan het evangelie voor.

Sta stil bij het merkwaardig antwoord van Petrus op diezelfde vraag en de betekenis van het woord Messias.
Het is niet onbelangrijk bij het woord 'Messias' stil te staan, omdat het vaak in de evangelies terug komt én omdat het in zijn Griekse vertaling (nl Christus) zo gekoppeld is aan Jezus, dat veel kinderen (en ook volwassenen) foutief denken dat Christus de familienaam van Jezus is. Vermeld zeker dat de titel Messias (Christus) iets duidelijk maakt over de nauwe relatie tussen Jezus en God.



'Stenen om op te bouwen of om over te struikelen'

Materiaal
. een aantal keien
. wat zand
. stiften of kleurpotloden
. twee borden
. wat water
. twee legoblokjes, of iets anders wat een huisje kan voorstellen (teken er eventueel ramen en een deur op en kleef er een dak op)


Bespreek
Toon een keitje.
- Wie is al eens over een steen gestruikeld?
- Wat gebeurde toen?
(vallen, pijn doen, geschaafd zijn, bloed ...)

Toon daarna het zand en het hoopje keien.
- Als je een huis wilt bouwen. Welke ondergrond is dan het beste: zand of stenen?
(Doe eventueel de volgende proef: Neem de twee borden. In het ene bord zeg je zand, in het andere de keien. Op het zand en op de keien leg je nu een blokje die een huisje voorstelt. Giet dan voorzichtig wat water op de twee huisjes. Wat merken de kinderen?)

Herneem: een steen is iets waarover men kan struikelen.
(Het ligt in de weg, het verhindert dat je voluit kunt lopen)
Maar steen is ook iets waarop men kan bouwen.
(Het is zo stevig, dat men geen schrik moet hebben dat het huis in de grond verzakt)

- Welke steen moet men zijn als men Jezus wil volgen / een vriend van Jezus wil zijn?

Geef elk van de kinderen een steen of een blad papier waarop ze een steen tekenen. Laat ze op de steen tekenen of schrijven hoe ze het beste iemand kunnen zijn, waarop Jezus kan bouwen.





BELEVEN

Een nieuwe naam, een nieuwe opdracht

(C.L. 13/02/2017)

Stop in een doos allerlei kleine voorwerpen. Bijvoorbeeld: een steentje, een schaar, een potlood, een papier, een zakdoek / een pakje papieren zakdoekjes, een ring, een takje, een stoffen bloem, een drinkbeker, een flesje water ...

De kinderen zitten in een kring. In het midden van die kring leg je een stuk stof. Haal één voor één alle voorwerpen uit de doos en leg ze op dat stuk stof.
Vraag de kinderen om naar rechts te kijken naar wie daar zit. Daarna zoeken ze tussen de voorwerpen hét voorwerp uit dat iets zegt over de persoon die naast hen zit.
Dit voorwerp nemen ze niet vast. Ze schrijven wel op een papiertje welk voorwerp ze gekozen hebben (om te vermijden dat ze in de gespreksronde nadien nog vlug van idee zouden veranderen)

Daarna vertellen ze één voor één welk voorwerp het best iets zegt over wie rechts van hen zit.

Vertel daarna over dat Jezus Petrus vergeleek met een kei / een rots. Waarom zou dat zijn? Toen Petrus dat hoorde, zag hij in zijn nieuwe naam een opdracht.

Laat de kinderen bij het voorwerp dat ze gekregen hebben zoeken naar welke opdracht dat voor hen zou kunnen zijn. Eventueel kunnen anderen hen daarbij helpen.



'Keien van christenen'

De kinderen tekenen een berg van zes rotsblokken.
Daarna schrijven ze in elke rotsblok waarin mensen een kei moeten zijn, als Jezus op hen wil rekenen.
Nadien kleuren ze het rotsblok dat het meest op hen van toepassing is.





DOEN

Keien van mensen

Materiaal
Voor elk kind een propere kei.
Plakkaatverf, penselen, viltstift, witte knutsellijm.


Verloop
De kinderen beschilderen hun keien in hun favoriete kleur.
Ze verdunnen de verf niet (er wordt wel wat witte knutsellijm opgelost in een beetje water dat wordt toegevoegd aan de verf, zodat die zich beter aan de kei hecht.)
Daarna schrijven de kinderen op de stenen de naam van een persoon die voor hen een 'kei' van een persoon is.
Dan leggen ze alle versierde keien in één lange rij.





EXTRA

Klik hier voor nog meer suggesties.





Jongeren

BELEVEN

Wat God wil

Materiaal
Een aantal foto's en krantenkoppen uit de actualiteit die te vinden zijn in tijdschriften en/of kranten.
Twee verschillend gekleurde bladen papier.
Lijm


Verloop
In deze evangelietekst zegt Jezus woorden als:
'Weg Petrus, jij bent een struikelsteen voor Me.
Je laat je leiden door wat mensen willen en niet door wat God wilt.'

- Groepeer deze foto's in twee groepen: 'Wat God wil' en 'Wat mensen willen'.

De jongeren nemen het materiaal zorgvuldig door en bespreken tot welke groep het kan behoren.
Wanneer dat gebeurd is, kiezen ze de meest geschikte kleur van papier voor het gegroepeerde materiaal, en kleven er de foto's en krantenkoppen op die erbij horen.


Belangrijk
Niet alle materiaal zal in één van de twee groepen horen. Het bespreken waarom dit zo is, is minstens zo belangrijk als het eindresultaat.





Overweging

Herwi Rikhof

De eerste schooldag van Petrus

(H. RIKHOF in http://www.tijdschriftvoorverkondiging.org - preekvoorbeeld)

Eerst krijgt Petrus te horen dat hij nog leerling is en zijn plaats niet weet: Ga weg daar, achter mij. Iemand die volgt, mag niet voorop lopen en zeker niet voor de voeten lopen. Petrus is nog leerling, maar de leerschool van het geloof, net zoals de leerschool van het leven, houdt niet op. Petrus is leerling en blijft leerling. Wij ook. En dan krijgt hij te horen dat hij zich meer laat leiden door menselijke overwegingen dan door wat God wil. Fundamenteler kan kritiek niet zijn.
Een harde les, wat mensen willen tegenover wat God wil. Geen pijn en lijden tegenover wel pijn en lijden. Geen kruis opnemen tegenover wel kruis opnemen. Hard maar duidelijk.
Hoewel: zo duidelijk vind ik dat niet. De suggestie dat God het lijden wil staat mij helemaal tegen, het idee dat geloven een pijnlijke kwestie is, het idee dat met God omgaan verre van vrolijk is, bevalt mij niet. Niet omdat ik graag opgewekt door het leven wil gaan, maar omdat ik vind dat dit niet past bij ons geloof. We lezen toch elke zondag niet voor niets uit het evangelie, uit de goede, blijde boodschap?
Volgens mij zegt Jezus dat ook helemaal niet, dat God lijden wil. Want als je het zo verstaat, speel je God en mens tegen elkaar uit. En dat is precies het tegenovergestelde van wat Jezus Petrus en ons opdraagt om te doen: verbanden laten zien. Nee, ik denk dat het anders ligt. Jezus wijst Petrus terug omdat hij dat verband leggen veel te oppervlakkig ziet en veel te beperkt. Petrus ziet het verband met God alleen maar in het mooie van het leven, op de momenten dat het goed gaat. God wil het lijden niet, maar wil wel in lijden en dood aanwezig zijn. Petrus begrijpt dat niet. Dat God ons in de ontzettende en onontkoombare eenzaamheid die wij allen meemaken of mee zullen maken, dat God ons daarin niet alleen laten wil laten.