Loading...
 

LANDBOUWER

Landbouwer

Wie?

Een landbouwer verbouwt / teelt gewassen en/of is veehouder. Hij gebruikt / ‘bebouwt’ het land om mensen te kunnen voeden en kleden.
In de tijd van de Bijbel was de opbrengst van het land op de eerste plaats bestemd voor hemzelf en zijn gezin, op de tweede plaats voor de gemeenschap en de eventuele landeigenaar.
Het vee dat hij hield (schapen, geiten, runderen, ezels …) zorgde voor melk, melkproducten, wol en kon ook functioneren als transport en werk op het land.

Het beroep werd meestal binnen de familie doorgegeven van generatie op generatie: kinderen groeiden op met de kennis en de vaardigheden van hun ouders waardoor ze later hun boerderij konden overnemen.



Geteelde producten

GraangewassentarweWerd meestal gebruikt om er brood mee te bakken. Soms werd het gepoft.
gerst Omdat gerst goedkoper was dan graan, gebruikten arme mensen het om brood mee te bakken. Gerst werd ook gebruikt als voeder voor de dieren.
Peulvruchtenlinzen, bonenProteïnerijke voedingsmiddelen.
VruchtendruivenWerden verbouwd in wijngaarden en gebruikt voor het maken van wijn.
olijvenWerden zo opgegeten, maar waren vooral waardevol omdat men er olie kon uit persen, die werd gebruikt in de keuken, om te verlichten en om er zalf van te maken.
vijgen, dadelsWerden vers gegeten of gedroogd voor later gebruik.
granaatappels De zaden ervan werden vers gegeten, het vruchtvlees werd geperst om sap te verkrijgen.
NotenamandelenWerden zowel rauw als geroosterd gegeten.
Groentenkomkommers, prei, uien, knoflookDeze groenten leerden de Israëlieten in Egypte kennen.
Kruidenmunt, dille, komijnSmaakmakers met geneeskrachtige kwaliteiten.
Vlas Men bewerkte vlasstengels om er garen van te maken en er linnen mee te weven.




Taken in de akkerbouw

PloegenVooraleer te zaaien werd de grond omgeploegd met een houten ploeg die getrokken werd door runderen of ezels.
ZaaienDaarna strooide men zaad over de voorbereide grond. Vaak ging men er met de ploeg nog eens over om het zaad met aarde te bedekken.
OogstenGraanhalmen werden met een sikkel afgesneden en in schoven gebonden.
DorsenOm het graan van de aren te kunnen scheiden (= dorsen) werden de graanhalmen gespreid op een dorsvloer. Daarvoor sloeg men er met dorsvlegels op of liet men er dieren op lopen al dan niet met een dorsslede.
WannenOm het kaf van de korrels te scheiden (= wannen) gooide men het graan met een riek of een wan in de lucht zodat de wind het kaf kon wegblazen.
BewarenNa de oogst sloeg men het graan op in schuren zodat het niet zou bederven of gestolen worden.


Agricultural Scenes, Tomb Of Nakht MET 15.5.19b Detail 2 Rgb

Foto: Wikimedia Commons
Ploegen, oogsten en dorsen onder toezicht van een opzichter.
- Graftombe van Nakht (Egypte) -




Landbouwkalender

Het werk van een landbouwer werd bepaald door het ritme van de seizoenen. Een kinderrijmpje uit de tijd van Koning Salomo maakt dit duidelijk:

'Twee maanden voor de (olijf)oogst
Twee maanden voor het planten (van het graan)
Twee maanden voor het late planten
Eén maand voor het vlas
Een maand voor de gerst
Eén maand voor het oogsten en feesten
Twee manden voor het verzorgen van wijnstokken
Eén maand voor het zomerfruit.'


De landbouwkalender bepaalde ook verschillende grote feesten:

Pesach Pasen Feest van de gerstoogst
Sjavoeot Wekenfeest / PinksterenFeest van de tarweoogst
Soekot (Loofhuttenfeest)Feest van de druivenoogst




Zorg voor mens en natuur

“Als je je oogst van het land haalt, mag je je akker niet tot de rand afmaaien en wat is blijven liggen niet bijeenrapen. Je mag in je wijngaard geen nalezing houden en de afgevallen druiven niet bijeenrapen. Dat alles is bestemd voor de arme en de vreemdeling.” (Leviticus 19, 9-10).

Landbouwers moesten een deel van de oogst laten liggen, zodat armen en vreemdelingen die konden oprapen om er eten mee te hebben.



"Gedurende zes jaar kun je jeland bewerken en de opbrengst oogsten. Maar tijdens het zevende jaar moet je het niet bewerken en het braak laten liggen. Dan kunnen de behoeftigen van je volk er van eten. Wat ze overlaten is voor de dieren die in het wild leven. Hetzelfde geldt ook voor je wijngaard en je olijftuin."
(Exodus 23, 10-11)

Om uitputting van de grond tegen te gaan, mocht men die elke zeven jaar gedurende een jaar (= sabbatjaar) niet bewerken.



Spreken met beelden

De relatie tussen God en mens

“Zie, Ik maak een dorsslee van je, scherp, nieuw, met dubbele snede. Bergen zul je dorsen en verpulveren, heuvels behandelen als kaf. Een wind waait ze weg als je ze want, en een storm blaast ze uiteen. Maar jij zult juichen om Jahwe, vol trots zingen, ter ere van de Heilige van Israël.”
(Jesaja 41, 15-16)

Jesaja gebruikte de taal van de landbouwers om de relatie tussen God en mens te verwoorden.



Het woord van God in het leven van de mens

In het Nieuwe Testament worden soms woorden gebruikt die elke landbouwer toen goed kende, om een en ander duidelijk te maken of te beklemtonen.


Johannes de Doper
“De wan heeft Hij in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren. Zijn tarwe zal Hij in de schuur verzamelen, maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur.” (Matteüs 3, 12)
Lees meer


Jezus
"Luister naar de gelijkenis van de zaaier: Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is. Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt: maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val. Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vruchten. Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt: bij de één is de opbrengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.” (Matteüs 13, 18-23)
Lees meer


Paulus
"‘Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de bloei.’" (1 Korintiërs 3, 6).
Lees meer





Landbouwers in de Bijbel

Oude Testament

Taken in de landbouw

1 Koningen 19, 19
”Elia vertrok vandaar en trof Elisa, de zoon van Safat, terwijl die aan het ploegen was. Twaalf koppels ossen gingen voor hem uit; hijzelf bevond zich bij het twaalfde.”
Lees meer


Jeasja 28, 24-28
“Blijft de boer de hele tijd ploegen, de akker scheuren en voren trekken? Egt hij ook zijn land niet en strooit hij dan geen komijn - of karwijzaad? Zaait hij geen tarwe, gierst en gerst op hun plaats, en spelt op de rand van de akker? Deze vaardigheid heeft hij geleerd van zijn God die hem daarin onderwees. Karwijzaad wordt niet gedorst met de slede, men rolt geen dorsrad over komijn, karwijzaad wordt met een stok uitgeslagen en komijn met een vlegel. Wordt broodkoren geplet? Neen, het rad van de dorswagen en de paarden brengt men in machten: maar het koren plet men niet.”


Ruth 2, 2-3
"Ruth, de Moabitische, zei tegen Noomi: 'Ik zou wel naar het land willen gaan om ergens achter een maaier, die me dat toestaat, aren te lezen.' Noomi antwoordde: 'Doe dat, mijn dochter.' Zij ging dus naar het land om aren te lezen achter de maaiers."
Lees meer



Zorg voor de armen

Deuteronomium 24, 19-21
“Wanneer ge bij het binnenhalen van de oogst een schoof op uw akker vergeet, moogt ge niet teruggaan om die te halen. Ge moet die overlaten aan vreemdelingen, weduwen en wezen. Dan zal Jahwe uw God u zegenen bij al uw werk. Wanneer ge de olijven hebt afgeslagen, moogt ge de takken niet opnieuw gaan afzoeken. Dat is het deel van vreemdelingen, weduwen en wezen. Wanneer ge de oogst van uw wijngaard inzamelt, moogt ge geen nalezing houden. Dat is het deel van vreemdelingen, weduwen en wezen.”





Nieuwe Testament

Taken in de landbouw

Matteüs 13, 3-8
“Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen. “Eens", zo begon Hij, "ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte. Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig."
Lees meer


Matteüs 6, 26
“Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze.”
Lees meer





Suggesties

Grote kinderen

ONDERZOEKEN

Landbouwer / Betlehem

De groep kinderen wordt verdeeld in een paar aantal groepen.
De kinderen bestuderen in die kleine groepen de informatie over landbouwers of die over Betlehem.
Daarna formuleren ze vragen die ze als interviewer zouden stellen op basis van die informatie.
Die vragen noteren ze op een papier (= vragenlijst).

Die vragenlijsten worden daarna voorgelegd aan de groep(en) die het ander onderwerp bestudeerde. Die andere groepen formuleren de antwoorden op die vragen op basis van het materiaal dat op de website te vinden is.

Om af te sluiten worden de vragen gesteld door leden van de ene groep en beantwoord door de leden van de andere groep.


TIPS
.
De meest interessante vragen en de antwoorden erop, worden opgenomen in de krant: 'De RONDE van de BIJBEL'.


.
Mogelijke vragenlijst:
- Wat doet een landbouwer?
- Stel drie producten voor die een landbouwer verbouwt.
- Wat moet een landbouwer doen om van één graankorrel te komen tot een handvol graankorrels?

- Ken je Ruth? Wat weet je van haar?
- Waarom kon ze zomaar in Betlehem naar het veld van Boaz gaan om graan te verzamelen?
- Wat weet je nog van Betlehem??





Jongeren

VERTELLEN

Het wonder

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 29)

Twee boeren reden met volgeladen karren.
Het had de laatste tijd veel geregend
en de wegen waren vol modder.
De karren bleven steken.
Eén van de boeren
viel op zijn knieën in de modder,
en vroeg aan God:
‘Help me hieruit alstublieft!’
Hij bad zonder ophouden.

Intussen was de andere boer druk in de weer.
Hij trok aan zijn ezel,
duwde tegen de kar,
zocht stukken hout, bladeren en aarde bij elkaar,
legde die voor de wielen van de kar
en vloekte tegen de sterren op.

Toen gebeurde een wonder.
Een engel daalde neer uit de hemel.
Tot hun grote verrassing
begon die de vloekende boer te helpen.
De man was er helemaal door in de war en zei:
‘Neem me niet kwalijk,
ik denk dat je je vergist.
Jouw hulp is vast en zeker
voor mijn vriend bestemd,
want hij heeft het hardst gebeden.’
Maar de engel zei:
‘Helemaal niet,
God helpt diegene
die zelf ook zijn best doet.’

Toegeschreven aan de Braziliaanse bisschop Helder Camara



Goed graan

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 238)

In Nebraska woonde een boer.
Ieder jaar won hij
een heel belangrijke prijs met zijn maïs.

Op een dag
werd hij geïnterviewd voor de krant.
Zo ontdekte de reporter
dat de landbouwer zijn maïs deelde
met de andere boeren.

‘Hoe kom je ertoe
om dat goede zaad met je buren te delen
als je weet dat zij ook meedoen met de wedstrijd?’
vroeg de reporter.
‘Wel, meneer,’ zei de boer,
‘de wind neemt pollen mee van de rijpe maïs
en laat dat vallen op de velden rondom.
Als mijn buren nu
minderwaardige maïs zouden laten groeien
dan zou dit een negatief effect hebben
op de kwaliteit van mijn maïs.
Wil ik goede maïs hebben,
dan moet ik ervoor zorgen
dat er ook goede maïs groeit
bij mijn buren.’

Naar een verhaal uit de USA





2 C.Leterme Israël Mei 2012 585

Foto © Chantal Leterme - Israël (2012)